1867. N». 65. VRIJDAG 33 AUGUSTUS. 548te Jaargang. BINNENLANPSCHE BER1GTEN. BH '•d GOESSOHE COURANT. De aligave dezer Coarant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Pr|)e per kwartaal 1,35. fr. p. p. ƒ1,90. fei Oewone advertentlën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huweiyks- en doodberigten van 1.9 regels a 1,30 behalve het segelregt. De Inzending ran adeerlentlfn kan geschieden lol eóór drie «ren dee namiddags op den dag der ullgave Wij geloovendat niemand het den minister van binnenlandsehe zaken euvel zou geduid hebbenwanneer hij, in de koninklijke bood schap ter sluiting van de kamerzitting, eenige woorden had laten invloeijen, die hoop gaven, dat zooveel, wat nog te hervormen en te ver beteren is spoedig zal worden ter hand geno men. Wij weten wel, dat er tusschen beloven «n doen dikwijls een groote afstand ismaar als men zelfs geenerlei belofte ontvangt, wordt het ongedulduit behoefte geborendes te sterker. Wat er gedaan en niet gedaan was in de laatste zitting, was, ook zonder minis- terieele herinnering genoeg bekend en zeker zou het niet misplaatst geweest zijn, indien er, met een enkel woord, van gewaagd wasdat tot hiertoe niets werd gedaan aan de groote zaakdie dit kabinet in het leven heeft ge roepen. Wij willen nog niet eens beweren dat daardoor voedsel gegeven wordt aan het vermoeden dat het de mannen van dit mi nisterie meer te doen was om op hunne beurt te regeren dan om de meest belangrijke zaken te regelenmaar het kan niet genoeg worden gezegddat de groote hoofdzaak nog altijd ongeregeld blijft;dat wij misschien verder van de regeling verwijderd zijn dan dat wij haar nader kwamen. De koloniale belangenwij behoeven wel niet te zeggen dat wij daarop het oog hebben, moeten meer ernstig worden ter harte genomen, moeten bij dit kabinet op den voorgrond staan. Gaarne stemmen wij toe, dat er andere zaken zijndieals met onze binnenlandsehe aan gelegenheden in het naauwste verband staande, zelfs met spoed dienen ter hand genomen, maar, zoolang de Indische zaken met onze finantien zoo naauw verbonden zijn, zal men ook gerust kunnen zeggen dat alles door dat ééne wordt beheerscht. Men erkent dat en toch schijnt het weldat er geen haast is, om de handen aan het werk te slaan; aan al het overige wordt het karakter van dringend noodzakelijk gege ven als of er niet wat anders was, dat vóór alles diende te gaan. Wij begonnen het zit tingjaar met de luidklinkende toezegging; Mijer zal de zaak tot oplossing brengenal spoedig droeg deze het werk aan Trakranen over en nog voor deze iets gedaan haddat ons het einddoel nader kon brengen, werd hij gedron gen voor eenen opvolger te wijken zoodat er vooreerst niets te wachten is. Misschien is in dit alles dit goede, dat intusschen al meer over de zaak wordt nagedacht en meerderen gewon nen voor een denkbeeld, dat reeds voor velen geen schrikbeeld meer is. Maar terwijl wij in de rustdagen overleggen wat er al op regeling wacht en wat dringend voorziening behoeft houden wij de overtuiging levendigdat nog de koloniale kwestie niet is opgelost en dat die nog altijd eene levenskwestie voor Nederland is. Welke wetten er ook worden voorgedragen en welke hervormingen er worden tot stand ge- bragtzoolang de Indische regeling uit blijft, zal er niet alleen eene groote leemte bestaan, maar het genot van de beste instellingen zal belemmerd worden. Het is nu eenmaal zoo dat men ons finantieel bestaan van Indie afhankelijk maaktdat men de Indische kwestie heeft verbonden aan de meest gewigtige momenten van ons binnenlandsch bestuur het is daarom noodig dat daaraan de prio riteit gegeven worde en men het niet doe voorkomen, alsof er andere dringende] zaken warenwaar, bij deze moet achterstaan. De natie kan niet te vreden zijn met het talmen en uitstellen dat de vrucht is van het komen en gaan van ministerswapt zij begrijpt, dat vroeg of laat daardoor eene botsing zal ont staan, die noodlottig terugwerkt op menig va der landsch belang. Als wij dus na een jaar constaterendedat wij met het kabinet van specialiteitenopgetreden om alles in orde te brengen niets gevorderd zijn een blik in de toekomst slaan en vragen wat zal vóór alles het bewijs moeten zijn dat dit ministerie in zijn tweede levensjaar eindelijk beginnen wil om te doen wat het beloofde te ondernemen, dan zien wij over eene menigte van zaken henen om het oog te laten rusten op de ko loniale kwestie en zeggen tot dit ministerie: toon ons eindelijk, dat gij doen wilt en doen kunt, wat gij door en bij uw optreden beweerd hebt, dat uwe voorgangers niet konden of niet wilden. Door onderscheidene dagbladen is er reeds op gewezen dat het tegenwoordige ministerie zich .onderscheidt, door zijne vrienden bij alles den voorrang te geven en stelselmatig alleen de mannen van zijne rigting tot 's lands bedie ningen te roepen. Er werd dezer dagen daarvan een nieuw bewijs gegeven, door de benoeming van een nieuwen commissaris des konings in Groningen en van een burgemeester te Har- lingen. Wij zijn er van overtuigddat wij daarmede nog niet aan het einde zijn en dat er in allerlei, zoo civiele als militaire betrek kingen, voor de magistratuur en de regterlijke magtnog wel meer benoemingen zullen vol gen die bewijzen dat het ministerie slechts zijne vrienden bruikbaar acht en het tot de attributen van eene vaderlijke regering rekent, om het nepotisme te bevorderen als het met zijne inzigten strookt. Het is daarom goed dat men er gedurig op wijze, hoe nu juist ge schiedt wat men onder vroegere ministerien meende te zien en te moeten bestrijden. Wij behooren niet tot hen die oordeelen, dat een ministerie volstrekt geen acht mag geven op politieke beginselen en vinden het zelfs zeer natuurlijk en consequent dat het, bij gewigtige benoemingenniet alleen naar bekwaamheid vraagt, maar er ook op let of die in de rigting der regering zullen aangewend worden. Uit dat oogpunt willen wij zelfs het kabinet, over sommige benoemingen, niet hard vallen, maar waar men telkens vergelijkingen maaktdie ten nadeele van vroegere ministerien moeten voorgesteld worden daar veroorloven wij ons ook eene vergelijking met vroeger en vragen, of dit ministerie in eenig geval deed, wat de minister Thorbecke deedtoen hij den heer Mackay voordroeg als vice-president van den raad van state Het is slechts één voorbeeld uit velen, maar dat duidelijk genoeg leert, hoe de liberale mannen de talenten hunner tegen standers waardeerden en ten nutte des lands zochten vruchtbaar te makenterwijl de con servatieve heeren of hunne talentvolle bestrijders vreezenof meenen, dat zij alleen de wijsheid in pacht hebben, daar zij onbepaald allen voor bijgaan of uitsluitendie niet als gehoorzame dienaars hen naar de oogen zien. GOES, 22 Augustus 1867. In de op gisteren avond gehouden openbare raadsvergadering zijn de navolgende punten behandeld lo. Is de heer A. Nortier beëedigd en geïn stalleerd. 2o. Zijn eenige ingekomen stukken mede gedeeld. 3°. De geloofsbrieven der onlangs herbe noemde raadsleden onderzocht en tot de toela ting besloten. 4°. Is mede besloten om zoo spoedig moge- de gras-etting in den Goesschen-polder in het openbaar te verpachten en 5 j. Tot den verkoop van de voormalige Fran- sche jongensschool overtegaan. 6°. Is het voorstel van burg. en weth. om trent den kerktoren ter inzage der leden ge legd, en verder 7°. Mr. de Laat de Kanter uitgenoodigd om twee raadsleden te verzoeken hem te adsisteren bij het onderzoek der rekeningin plaats der twee afwezige leden van de finantieele commissie. Het meer uitgebreid verslagbereids bij ons ingekomenzal in een volgend nummer wor den opgenomen. Maandag hadden wij het voorregteen man bin nen onze muren te zien, dien men reeds, om zijne Europesche vermaardheid, gaarne ontmoeten zou, wien wijmet het oog op zooveel genot, als zijn genie ons schonkgaarne persoonlijk onze hulde bragten. Victor Hugo vertoefde hier eenige oogen- blikken en wijdde, op zijne doorreize, een belang-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1