Kanalen en vaarten.
Ten aanzien van het kanaal door Zuid-Beveland
wordt verwezen naar de verslagenwaaruit bereids
uittreksels zijn medegedeeld.
De haven van Goes verkeerdevolgens het jaar
verslag van Burgemeester en Wethouders, in goeden
staat. De herstelling der liavenboorden werd aanbe
steed voor eeue som van 626.
Volgens het jaarverslag van Burgemeester en Wet
houders van 's Heer Arendskerke is de toestand der
havens zeer goed. Voor uitdieping en bekrammen
werd besteed eene som van 180,68.
De haven te Hoedekenskerke verkeert, volgens het
jaarverslag, in voldoenden staat. Er werd eene nieuwe
los- en ladingplaats gemaakt. Dit werk werd met
de bestrating en vernieuwing der kaaistraat, aanbesteed
voor 3180.
Volgens het jaarverslag van burgemeester en wet
houders van Cortgene werd eene som van 109,89 s
besteed voor het onderhoud der haven, bestaande in
het uitdiepen van het ten vorige jare regtgemaakte
zuidelijk einde der havengeul, het bekrammen van
den zuidelijken havendijk en het inbrengen van eenige
palenbenevens herstel der beschoeijingen.
Blijkens het jaarverslag vau burgemeester en wet
houders van Krabbendijkewerd in den loop van
1866 door den raad dier gemeente besloten tot het
graven van een haven en havengeul aan den Oost
polder. Dit werk werd aanbesteed voor de som
van 673.
De toestand van de haven te Waarde is, volgens
het jaarverslag voldoende. Het onderhoud vorderde
eene uitgaaf van 119,10.
Burgemeester en wethouders van Weraeldinge melden
in hun jaarverslag dat de havenlos- en lading
plaats aldaar in goeden staat verkeerden, en dat
daarvoor aan onderhoud eene som vau 98,99 was
ten koste gelegd.
De haven te Camperland vorderde voor onderhoud
volgens het jaarverslag van Burgemeester en Wethou
ders van Wisseukerke eene som van 23,35.
Zeeweringen en duinen.
Aan de Breede watering bewesten Yerseke werd,
bij den storm van 11/12 Eebruarij 2650 el tuin
weggeslagen.
In de begrooting van de Breede watering beioesten
Yerseke werden gelden aangewezen ter vervanging
van 2928 vierk. el rijsbeslag door Vilvoordsehe steen-
glooijing, tot het bezetten met ballastteen van ont-
bloote vakken onder de rijswerkentot het zinken
van twee rijsstukken en tot bestorting van oude zink-
stukken.
De hoofd-ingenieur van den waterstaat maakte, na
onderzoek der begrooting van den Anna-Eriso polder,
bij vernieuwing de opmerkingen, dat de voortzetting
der dijksverbeteringen aan dien polderwaarvan wij
reeds in ons vorig verslag, bladz. 406, melding maakten,
doeh welke gestaakt was zeer noodzakelijk was dat
het bereids uitgevoerde werk betrekkelijk weinig waarde
voor 's polders veiligheid had en het zwakke gedeelte
des dijks geenzins kon besehermenen dat alzoo
ernstig op de voorzetting was aan te dringen.
Wij vestigden de aandacht van het dijksbestuur
daarop, dat ons, vervolgens te kennen gaf dat door
ingelanden besloten was geene verdere verhooging
en verzwaring van den zeedijk te doen plaats hebben,
omdat men vermeende dat daartoe geene noodzake
lijkheid bestond.
Het dijkbestuur nam zich echter voor, een nader
voorstel in de eerstvolgende vergadering van inge
landen (in 1867) ter tafel te brengen.
Naar aanleiding van het onderzoek der begrooting
van den Leendert-Abraham-polder maakte de hoofd
ingenieur van den waterstaat de opmerking dat daarin
niet was opgenomen de door ons aanbevolen ver
hooging van den buitenbermtusschen de dijkpalen
0 en 6waarvan melding gemaakt wordt in ons
vorig verslag bladz. 407 terwijl zoodanige verhoo-
giug tusschen de dijkpalen 16 en 18 zou plaats hebben,
en dat het ook wensohelijk ware datom de voort
durende afneming van het schor tegen te gaan, een be
gin wierd gemaakt met de verdediging van den nog
aanwezigen schorrand. Eene aanbeveling aan het dijks
bestuur om hierop, bij het opmaken eener volgende be
grooting, bedacht te zijn, was hiervan het gevolg.
De hierboven genoemde verhooging tusschen de dijk
palen 16 en 18 had plaats over eene lengte van
102 el, tot 50 duim boven gewoon hoogwater. De
kosten van uitvoering bedroegen 350.
Na onderzoek van den uitslag der peilingen aan
de Breede watering bewesten Yerseke deelde de hoofd
ingenieur ons mede, dat, behalve in de raaijen 16
en 18, nog op andere punten tusschen de peilraaijen
15 en 28 eenige verdiepingen waren ontstaan, doeh
dezen nog geenszins van verontrustenden aard waren,
daar de beneden-oever op de meest afnemende gedeel
ten nog onder hellingen lag van 4 en 3 op 1terwijl
bovendien op het daar tusschen gelegen gewigtige
oevervak bij peilraai 26 in de nabijheid van de zeesluis,
jaarlijks sedert 1861 eenige steenbestorting plaats had,
zoo dat verwacht mag wordendat dit belangrijke
punt staande zal blijven.
Op een ander gewigtig vakde keldersche nol, tus
schen de peilraaijen 72 en 74, scheen, volgens die
mededeeling, de in 1762 uitgevoerde zware bezinking
nog altijd den vereischten weerstand te bieden.
Eene vergelijking van de peilingen van 1865 en
1866 deed, even als ten vorige jare, aan den Leeu-
dert Abraham polder eene voortdurende afneming van
den onderzeeschen oever zien, gepaard gaande met
terugtrekking van den laagwaterrand.
Met het oog echter op den aanmerkelijk breede-
vooroever welke deze polder bezit, meende de hoofd
ingenieur te mogen aannemendat voor als nog geene
dadelijke vrees voor den onderzeeschen oever behoef
de te bestaan.
De subsidiën door de aehtergelegene ten behoeve
der calamateuse-polders betaald wordende, werden
ten gevolge van de vrijverklaring van de watering
Baarzande c. a.waarvan hierua zal worden gespro
ken van het verstrijken van den twintigjarigen
vrijdom van den Paulina-Polder en van het voltooijen
van het kanaal door Zuid-Beveland, van 103,625,46,
zooals die in 1865 werden gegeven gebragt op
103,939,94
Nadat door het dijkbestuur van de Breede watering
bewesten Yerseke herhaaldelijk was aangedrongen op
vrijstelling van haren aanslag in bovengenoemde sub
sidiën, waartoe echter, noe'n door den minister van
binnenlandsche zaken, noch door ons, inde daarom
trent geldende bepalingen eenen voldoenden grond
kon worden gevonden besloten ingelanden tegen de
invordering van het nog over 1864 en van liet
over 1865 verschuldigde in verzet te komen, zoo
als dan ook, toen het vereisehte dwangbevel, na
voorafgegane waarschuwing en sommatiewas uitge
vaardigd en beteekendplaats had.
De zaak voor de arrondissements-regtbank te Goes
aangebragt zijndewerd door deze verklaard dat de
voorzittertwee regters en twee regters-plaatsvervan-
gers zich, om wettige en gegronde redenenhadden
verschoond van de zaak kennis te nemenen dat zij
alzoo niet volledig was, weshalve zij partijen verwees
daar en waar het behoorde ten gevolge waarvan
overeenkomstig de artt. 273275 van het wetboek
van burgerlijke regtsvorderingaan het provinciaal
geregtshof de aanwijzing eener andere regtbank werd
verzocht, waarop door het hof de arrondissements-
regtbank te Middelburg werd aangewezen, voor welke
het geding thans word gevoerd.
In 1866 werden ook door ingelanden van de pol
ders beoosten en bewesten BlijAutriche, Papeschor,
Oanisvliet, Moerbeke Overslag, Varempé, Moerspui,
Zuiddorpe (Noorddeel), Zuiddorpe (Zuiddeel) en Oud
Vogelschor of Zuidwestenrijkallen gelegen in het
polder-arrondissement Axel, besluiten genomen strek
kende om hunne aanslagen in de hierboven bedoelde
subsidiën over dat jaar niet te voldoen. Bij den
laatsgenoemden polder hield het besluit nogthans in
dat geene betaling zou geschieden dan na voorafgaande
herhaalde aanmaningen en wanneer er dwangmiddelen
zouden te vreezen zijn. Door de meesten der ge
noemde polders werd intusschen de aanslag over 1866
voldaan; de overige hebben aan de gedane waarschu
wingen en sommatiën tot dus ver geen gevolg gegeven.
Behalve van de genoemde polders bleef men aan
vankelijk ook nalatig in de voldoening van den aanslag
der polders Nieuw Vogelschor of Westdorpe St. An-
thonij, Nieuw Beoosten blij Bezuiden, Biet, Wildelande
en Oud KarnemelkNieuw Karnemelk Oud Beoosten
Blij Bezuiden en Nieuwe Westenrijkdoch later is
die voldoening gevolgd.
Door een aantal polders in de polder-arrondisse
menten Zuid-Beveland Axel en Hulstzijn hunne
aanslagen over 1866 onder protest betaald.
Van vijf-en-vijftig polders in de polder arrondisse
menten Schouwen, Tholen Noord en Zuid-Beveland
bleek dat hunne ingelanden geen gevolg hadden gegeven
aarr eene circulaire van het dijksbestuur der Breede
watering bewesten Yerseke waarin van het besluit tot
verzet werd kennis gegeven en werd voorgesteld om
de kosten der procedure wanneer die verloren wierd,
gezamenlijk bunders-gewjjze te dragen. Het is niet
bekend dat dit voorstel bij eenigen polder ingang
heeft gevonden.
Bij één polder in het arrondissement Zuid-Beveland
de Goessche-polder namelijk, werd door ingelanden
besloten omhoezeer men zich volkomen vereenigde
met het wenschelijke dat het subsidie-stelsel na grond
wettelijke bepalingen mogt worden geregeld, in 1866
nog aan de heffing te voldoenin het billijk ver
trouwen zoo als men daarbij voegdedat het hooger
bestuur in den loop van dit jaar hieraan met kracht
de hand zou slaanen dat de toestanddie men
hoe langer zoo meer onhoudbaar achtte, zoodanig
wierd gewijzigd dat elke discussie daaromtrent voortaan
buiten behandeling kon blijven.
In de Staatsbegrooting voor 1866 werd voor het
te kort op de gewone werken der calimiteuse polders,
mitsgaders buitengewone voorzieningeneene som
uitgetrokken van 275,000.
Wat de regeling van de zaken der calamiteusc
polders aangaat, in uwe vergadering van den 3 Julij
1866 deelden wij U mede een brief van den 23 Janu-
arij te voren no. 274, 3 afdeeling, van den toemaligen
minister van binnenlandsche zaken bij ons ontvangen,
In den loop van het jaar gaf de tegenwoordige minister
het verlangen te kennen van ons te vernemen welke
gewijzigde voorstellen wij genegen waren aan U in uwe
najaarsvergadering te doen. Yan zijne zijde ver-
klaardde de minister evenzeer als zijnen toenmaligen
ambtsvoorganger, blijkens diens mededeeling in de
zitting der Tweede Kamer van 22 November 1865,
te kunnen berusten in het limiteren van het bedrag
van het dijkgeschot.
Ofschoon mede eene spoedige regeling der zaak
wenschelijk achtendevonden wij echter bezwaar om
nog in uwe najaars vergaderingna voorafgaand over
leg met den ministervoorstellen te dien aanzien te
doen, al waren ook de tot dus ver bestaan hebbende
bezwaren opgeruimd. Wij waren echter van oordeel
dat die nog steeds bestonden. De voorname reden
waarom 's konings goedkeuring bij besluit van 23
September 1864, no. 33, aan dat van uwe vergadering
van 22 Mei 1863 tot wijzing van het reglement
van administratie der polders was onthqudeu moest
tochnaar het ons voorkwamworden gezocht in de
daarin opgenomene bepaling datbij ontoereikendheid
der middelen in de provincie zelve voor de calamiteuse
polders bijeengebragtdoor het Rijk in het te kort
komende zou worden voorzien. Zoo lang nu door de
Regering niethetzij door op dit punt toe te geven
hetzij door eene of andere voorafgaande schikking
het groote bezwaar was opgeheven dat voor de pro
vincie te eeniger tijd uit het weglaten van een der
gelijke bepalingen zou kunnen voortvloeijen zoo lang
rekenden wij ons buiten staat om ten deze eenig nader
voorstel aan uwe vergadering te doen, immers om
een voorstel te doeu hetwelk kans zoude hebben om
bij uwe vergadering ingang te vinden
Onder herinnering aan de reeds vroeger, bij meer
dau eeue gelegenheid door ons ontwikkelde redenen,
ten betooge dat de calamiteuse polders geacht moesten
worden een voorwerp van Rijks-zorg te wezenves
tigden wij des ministers aandacht vooral op het aan
den koning den 4 November 1864 door U aangeboden
adres, waarin de geschiedenis dezer polders, benevens
hunne betrekking tot het Rijkbreedvoerig werd uit
een gezet, en aan het slot waarvan werd aangetoond,
dan uwe vergaderingin eene zoo allerbelangrijkste
aangelegenheid geene verpligtingen welke thans op
het Rijk rusten, voor de provincie mogt overnemen,
tenzij haar voor de gevolgen daarvan een voldoenden
waarborg wierd gegeven. Of die waarborg zou be
staan in eene vaste jaarlijksche uitkeering aan de
provinciezoo als door U volgens uw adres werd
verlangd, dan wel of de Regering aan eene andere
regeling de voorkeur moest geven, bij voorbeeld,
door de buitengewone verdedingswerken van de oevers
der calamiteuse polders voor rekening van het Rijk
te nemen, zoo als wij in 1862 voorstelden, dit
wensehten wij geheel aan de beoordeeling des minis
ters over te latenalleen namen wij de vrijheid te
herhalen wat wij reeds in 1864 hadden verklaard
dat zoo lang tusschen het algemeen en het gewestelijk
bestuur ten deze geene schikking was tot stand ge
komen wij geen kans zagen om bij U eene behoorlijke
regeling dezer aangelegenheid te helpen bevorderen.
Mogt Zijne Excelentie voor dergelijke schikking gun
stig gestemd zijn van onzen kant gaven wij de ver
zekering allezins bereid te zijn om daarover nader in
overleg te treden. Wordt vervolgd.)
INGEZONDEN.
ka db lezing van de brochure, getiteld:
„WEEZEN-VERZORGING
door den heer j. a. geill Jr., Geneesheer te Nisse.
Een weeshuis voor het platteland
Van Zuid- en van Noord-Beveland
Dit is een schoon idee
Wiens hart voor liefde en weldoen klopt,
En nooit den schaamlen wees verschopt
Stemt gaarne in uwe beê.
Jazeer beklaagbaar is het lot
Der weezen wien de alwijze God
Der ouderliefde ontscheurt
Maar zwaar rust ook op iedereen
De pligt tot weldoen aan elkeen
Wier hart om d'oudren treurt.
Gij allenrijk door 'tlot bedacht
Vereent u zaamEendragt maakt magt
Rigt steenen God ter eer!
Ontwerper van het plan houd moed
Op 'tdoel, zoo schoon, zoo rein en goed,
Zendt God zijn zegen neer!