1861. N». 64. MNGSDAG 20 AUGUSTUS. 54!te Jaargang. GEMEENTE-RAAD te GOES, BINNENLANDSCHE BERIGTEN. ■as®- ?425E»— UOF.SSillK COURANT. •jAtóttiïdJiia De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Pr«s per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Oewone adverteutiën worden a 15 ct. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels a ƒ1,30, behalve het zegelregt. lift' Be inzending van adrerlentiën kan geschieden lol vóór drie uren des namiddags op den dag der uilgare. OPENBARE VERGADERING van den ten raadhuize aldaar, OP WOENSDAG DEN 21 AUGUSTUS 1867 des avonds ten 7 ure. Punten van Behandeling 1. Beëediging en installatie van den heer Nortier. 2. Mededeeling van ingekomen stukken. 3. Onderzoek geloofsbrieven herbenoemde leden. 4. Afwijz. voorstel betrekkelijk de wegen in den Goesscheu-polder. 5. Verkoop voormalige Eransche kostschool. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders betrek kelijk den kerktoren. Het sluiten van de zitting der kamers biedt als het ware,een natuurlijk rustpunt aan, waarop wij een blik achter ons werpen en de uitkom sten overzien, waartoe wij langs den parlemen tairen weg gekomen zijn. Thans vooral zal menigeen onwillekeurig daartoe gedwongen wordenomdat nooit eene zitting der staten- generaal onder zulken ophef aanving en de natie misschien nimmer tot zoo groote ver wachtingen werd gebragt. Ligt het in den aard der zaak, dat elk kabinetvoortgekomen uit eene party die den val van zijn voorganger bewerkteaanvangt met de verzekering, dat men de bestreden gebreken zal verbeteren, zeld zaam geschiedt zulks onder zulke hoogdravende verzekeringenonder zooveel agiterende aan matiging, dan het geval was bij dit kabinet. Om zich te kunnen staande houden, had het reeds noodig gehad tot eene kamer ontbinding de toevlugt te nemen een bewijs dat het in zich zeiven geen waarborg van duurzaamheid had. Met de veranderde kamer ging het ein delijk aan den arbeid, om het volmaakte, waar mede men gevleid hadtot stand te brengen; en wat is nu van dat alles de uitslag, waarin zijn wij nu zooveel verbeterd, waardoor zijn nu al de treurige gebeurtenissen door dit minis terie in het leven geroepengewettigd Het is goed, dat de natie dat nu eens ern stig overwege met al de verzekeringen naast zichdie in proclamatienministerieele ver klaringen enz. te lezen staan. Men doe dat kalm en zonder partijzucht, want het moet niet te doen zijn, om enkele feilen of tekortkomin gen aan te wijzen zooals die altijd en overal gevonden wordenmaar de eenvoudige vraag moet zijnof het parlementaire jaardat nu gesloten ishet bewijs heeft opgeleverddat wij door de zorg en den arbeid van deze rege ring werkelijk zooveel verbeterd zijn, dat door de zamenwerking van ministerie en vertegen woordiging zooveel is tot stand gebragtdat wij nu gerust kunnen zeggenzoowel de rig- ting als het werk der regering heeft ons der volmaaktheid nader gebragt. Waar was nu die onmisbare overeenstemming, die men bij vroe gere regeringen niet vond en die toch onmis baar geoordeeld werd? Zal men haar moeten zoeken in wetten, die om den tegenstand der kamer ingetrokken werden of in de positieve verklaringen van zoovelen die ten einde toe tegenover het kabinet hebben gestaan? Waar was nu die vastheid in de regeringdie een einde zou maken aan de gedurige afwisseling van ministers? Was zij te vinden in de uit drijving van den heer Trakranen; in het voort zetten der verwisseling van ministers juist voor dat departement, waar die afwisseling het meest noodlottig is? Moet men niet erkennen, dat juist dat alles niet gebeurd iswat men als noodzakelijk aanvoerde, om hetgeen gebeurde te regtvaardigen. Het volk zie eens op het zittingjaar 1866/67 terug en oordeele onpartij dig, of er van verbetering sprake zijn kan. Niemand zal het ontkennen, dat onder de voor dragten der regering, door de kamers tot stand gebragt, gevonden wordt wat goed en nuttig is. Wij willen daarbij niet eens in herinnering gebragt ziendat dat goede misschien reeds door voorgaande ministerien bereid was. Wij willen er evenmin een verwijt van maken, dat het ministerie geene kans zag, om alles door de kamer te doen aannemen wat zij beraamd had. Bij dat alles denken wij aan de geschie denis van zoovele andere kabinettenmaar wij vragen eenvoudig, of er nu reden is om te zeg gen dat wij gelukkig moeten zijn met het nieuwe bloed in de kamermet de harmonie tusschen regering en vertegenwoordiging? Wij vragen bedaard aan de natie, of zij nu overtuigd isdoor het laatste parlementaire jaar, dat de laatste ministerieele crisis met alle hare gevol gen, zulk een weldaad geweest is; of men zelfs aanwijzen kan, dat er eenige vooruitgang was 'tls waar de minister zeide in de sluitingsrede, dat de kamer met voldoening op haren arbeid kon terugzien. Maar als men die rede ontdoet van de phrasen, die daar vormelijk in behooren, dan bewijst zij veelmeer, dat de minister niet met eenen triumfzang eindigen kon zoo als zijn ambtgenooten met hem in opgetogenheid begonnen. Er wordt in die sluitingsboodschap dan ook niet gezegd dat iets verwezenlijkt is van die verwachtingendie men billijkdooi de openingsrede had opgevat. En al meent men ook te kunnen zeggen dat er veel hoop voor de toekomst is, achmet dat altijd hopen komen wij zoo weinig vooruit. En eindelijk, wij zijn niet blind voor de bekwaamhedendie enkele ministers, enkele nieuwe leden der kamer in het belang des lands ontwikkelden maar waren die enkelen zóó hoog boven hunne voorgangers verheven dat men over de verwisseling zich slechts verblijden kon Komt niet ten slotte alles daarop nederdat door de overwinning eener party eene andere ons andere personen en eene andere rigting te aanschouwen gaf, maar dat er noch van verbeteringnoch van vooruitgang sprake kan zijn. En waartoe heeft dan de gansche vertooning moeten dienen? GOES, 19 Augustus 1867. Vrijdag is de zitting der staten-generaal in eene vereenigde vergadering der beide kamersdoor den minister van binnenlandsche zakenin naam des ko- ningsmet de volgende aanspraak gesloten ,/Mijne Heeren „Naar 's konings bevelen kom ik heden een einde maken aan uwe werkzaamheden voor het tegenwoor dige zittingjaar. „Deze sluiting van uwe vergadering mag vergezeld gaan van een woord van opregten dank voor den onverdroten ijver door u in uwe talrijke bijeenkomsten aan den dag gelegden voor de medewerkingdie 's konings regering van u in vele en gewigtige zaken mogt ondervinden. „De wetten, die de grondwet jaarlijks vordert tot verzekering der takken van 's rijks beheernamen in deze zitting eenigzins meer tijd, dan in vorige jaren plagt te geschieden. De ongewone omstandigheden, waaronder de zitting werd geopend in een gevorderd jaargetijde, gaven hiertoe aanleiding. „Toch was de zitting op wetgevend en administra tief gebied niet onvruchtbaar. „De vertegenwoordiging hechtte haar zegel aan twee traktatenhet eene in het belang van Nederlands bezittingen in Afrikahet andere van ons handels verkeer met Oostenrijk. Yan andere belangrijke ver dragen die geene bekrachtiging bij de wet behoefden, werd u mededeeling gedaan. „Twee belastingwettenop de binnenlandsche sui ker en op de bieren en azijnenondergingen eene volledige herziening, zoo als de ontwikkeling der nijverheid die vorderde: in andere werden verbete ringen gebragt. „Door onteigenings-wetten en krediet-openingen werden goede stappen voorwaarts gedaan op het ge bied van openbare werken, en deed de wetgevende magt wat gedaan kon wordenom de exploitatie der staatsspoorwegen blijvend op den tegenwoordigen voet te verzekeren. „Onderscheidene wetten hadden de strekking om aan de overheid het gezag en de middelen te ver schaffen tot krachtige bestrijding der veepest; voor zoo ver daarover tot heden valt te oordeelen, hebt gij reden om u over uwe besluiten dienaangaande te verheugen. „Voor het eerst werden ter voldoening aan de West-Indische regerings-reglementen de begrootingen voor die koloniën bij de wet vastgesteld; en eene gewenschte verbetering in het lot van inlandsche hoofden en ambtenaren in Nederlandsch Indie kwam tot stand. „Wat de materiele verdedigingsmiddelen eischtcn, werd bereidwillig door u verleend. Echter bleef door gemis aan overeenstemming omtrent het wets-ontwerp betreffende de schutterijen eene leemte in de organieke wetten van het defensiewezen bestaan, die nog aan vulling behoeft. „Aan onderscheidene belangrijke onderwerpen viel een voorloopig onderzoek bij de tweede kamer te beurt, waarvan in eene volgende zitting kan worden partij getrokken.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1