GOESSCHE COURANT. 186?. ,V. 63. D1NGSDAG 13 AUGUSTUS. 54ste Jaargang. «£3®- A Z: h Oc uitgave ilczer Courant geschiedt Haandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90. tlewoue advertentie» worden a 15 ct. do regel geplaatst, flelioorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels 1,30 behalve het zegelregt. Ue inzending van adrertenlifn kan geschieden iot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitga re. BeïiondL making. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, verwittigen de daarbij belanghebbenden: Dat door hen, ter voldoening aan de circulaire van den heer commissaris des konings in de pro vincie Zeeland, van den 22 October 1850, A. no. 65831 3e afdeeling (provinciaal blad no. 144) vóór of op den 1 September van elk jaar, opgave behoort te worden gedaan, betrekkelijk de in de gemeente plaats gehad hebbende GEHEELE SLOOPING VAN GEBOUWEN, en noodigen mitsdien de ingezetenen uit voor zoover zoodanige slooping van eenig gebouwd eigendom mogt hebben plaats gehad, daarvan ter secretarie dezer gemeente, aangifte te doen vóór den 26 der loopende maand, als kunnende alleen in dat geval, daarop gelet worden bij de verandering in den aan slag voor de eerstvolgende dienst te maken. En opdat niemand onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigdaangeplakt en in de Goessche Courant geplaatst. Gedaan te Goes, den 10 Augustus 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. C. PILAAR. Wanneer wij zeggen dat wij met ingenomen heid kennis namen van hetgeen de Arnhemse/ie Courantna breede inleiding in het midden brengt ter beantwoording van de vraag, wat tot oplossing van het Indische vraagstuk dient gedaan te wordendan verheelen wij niet, dat het ons eenigzins verwonderdeeenvoudig te worden teruggeleid tot de stellingvroeger reeds en met warmte door haar verdedigd. Steeds zag zij het eenig heil in de opheffing van het cultuur-stelsel en alles wat niet regtstreeks daar toe leidde, werd door haar afgekeurd. Toen dit denkbeeld vrij algemeen de sloopers theorie der radikalen werd genoemd en afgekeurd, was het de Arnhemschedie moedig en rustig daaraan bleef vasthouden en voor eene welgegronde over tuiging streeddie zij wenschte bij het publiek overteplanten of daardoor eindelijk de weg zou worden ingeslagen, die voor kolonie en moe- land de eenig wenschelijke scheen. Langza merhand schaarden meerderen zich aan deze zijde, maar onder hen werden er gevonden, die, schoon het beginsel huldigendemeenden, dat men niet met overijling moest te werk gaan; die met vele bewijzen zochten te stavendat eene bedachtzame voorbereiding het doel zeker der zou doen bereiken. Er kwam een tijd dat deze rigting de overhand kreeg en terwijl men de vreesachtigen gerust zocht te stellen, door de verzekeringdat niet ontijdig en dol driftig zou worden afgebrokentoonde men den mannen van vooruitgang, dat men regt op het doel afging, maar met langzame stappen. Die vreesachtigenhet laat zich begrijpendie voor een deel onbepaald het bestaande behouden wil den werden daardoor niet bevredigd en ieder herinnert zich hoe men bijv. den minister van de Putte beschuldigde, dat hij eene roekelooze slooper was, die wel verzekerde, dat hij niet plotseljjk zou afbrekenmaar toch het bestaan de gebouw op zijne grondslagen deed wanke len. Doch ondanks dien vaak feilen tegenstand gepaard met smaad en verguizing, werd op den ingeslagen weg voortgegaanterwijl men in Indie met welgevallen een beteren dag meende te zien aanbreken. Plotseling werd het werk gestuit en zag men Indie's verwachtingen terug dringen. De cultuurwetdie eene belangrijke schrede tot het doel zou geweest zijnmoest vallen en, vreemd genoeg, juist door de pogin gen van hendie haar met ingenomenheid moesten begroet hebben. En alzoo geschiedde het. De verwoestende storm stak op van die zijde, van waar men dien zeker niet had ver wacht. Die beweerden, dat men te ver ging, maakten gaarne gemeene zaak met hen, die ge loofden, dat men verder moest gaan en het onvermijdelijk gevolg daarvan was, dat allen als met geweld achterwaarts werden gedreven. Wij hebben die geschiedenis nog eens kor- telijk in herinnering gebragtniet om strijd te voeren tegen personen of oude wonden open- terijten, maar om de gevolgtrekking te wettigen, dat indien de stelling van de Arnhemsche waar heid bevatindienzooals wij met haar geloo- ven, de opheffing van het cultuurstelsel pligt en belang iswij dan zeker nu veel nader aan die oplossing van het Indische vraagstuk zou den zijn, zoo er niet een spaak in het wiel gestoken was door hen, van wie men met grond wachten kon, dat zij zouden helpen om voor waarts te komen. Het is verder eene onware beschuldiging dat men de hoofdzaak op den achtergrond poogde te schuiven om bijzaken daarvoor in de plaats te stellen. De regeling van grond eigendom, van landrente, was onder de voor bereidende maatregelen van het hoogste gewigt en de aandacht er aan geschonken moest daar door niet van andere dingen afgeleid, maar juist meer op de hoofdzaak gerigt worden. Indien eens de pogingen, om met zekere maar niet haastige schreden vooruit te werken niet on tijdig waren afgebroken, men zou langs den weg der zoogenaamde bijzaken nu reeds zoo veel nader aan de hoofdzaak zijn en gelijk er tijd gegeven was aan de angstigen om tot bezinning te komen, zou aan de reactie een belangrijk wapen ontnomen zijn. Indië zoo zegt de Arnhemsche, en teregt, zal niet op houden ons met zijne eischen te vervolgen zoo lang het ons de vruchten van zijnen ar beid eenvoudig in den zak ziet stekenmaar wij mogen er bij voegen, Indie zou geduld gehad hebben als het langzamerhand zijne wenschen genaderd was; en als het nu zooveel verder daarvan verwijderd isis het dat meest omdat zij, die nu zeggen: wij moeten ophouden Indie te plunderen, aan het voortduren van dat systeem medewerkten, toen de grond tot eene betere toekomst bijna ware gelegd. Wij staan daarom van heeler harte aan de zijde van de Arnhemsche, als zij de oplossing van het moeijelijke vraagstuk in een stelsel van vrijwillige volks-cultuur stelt en wij ver blijden ons, dat zij nog eens met haar bekend talent eene stem daarvoor deed opgaanmaar wij achten haar onbillijk als zij de vertra ging van haren wensch zoekt in gebeurte nissen van den laatsten tijdvoorhij ziende dat wij reeds veel nader waren toen deze eerst mogelijk werden. Zij heeft ons weder tot de zekere rationeele oplossing gebragt, maar zij had ook moeten erkennendat zij ook die op lossing wilden, die men verhinderde om haar te bewerken. En als wij danniet zonder weemoed ons moeten vereenigen in den uitroep: wie weet, hoe lang het nu nog duren zal! dan betreuren wij het, dat een al te vurige ijver en wat niet al meer daartoe moesten leiden. Wij durven althans gerust de vraag ter beantwoording gevenvooral aan hen r die den weg der vrijheid ook voor Indie wen schen wie hebben het meest de gemeenschap pelijke belangen van Indie en Nederland ge diend, zij die schijnbaar om het groote strui kelblok heensturendedat voor goed zochten te verwijderen, dan wel zij die feitelijk spraken: omdat gij het niet spoedig genoeg weg neemt zullen wij medewerken aan het te laten liggen. Doch laten wij hopen, dat de tijd niet meer verre is, waarin allen die het goede willen mede de handen in één slaan om een schoon doel te bereiken en moge Indie niet langer geslingerd wordenhoe men zijne levensvraag zal beantwoorden, maar zich verblijden dat het vraagstuk werkelijk opgelost is. Reeds was het bovenstaande gereed, toen wij in de Arnhemsche van gisteren lazen, in antwoord op ons vroeger schrijvenwelke po litiek zij in Indie wenscht gevolgd te zien. Wij zijn het met haar volkomen eensdat de Indische hervorming naar een vast plan ge schieden moetzonder sprongen en grependat de grondslagen van het gebouw moeten wor den gelegd vóór men er een dak op zet; dat alles stelselmatig en niet naar subjectieve mee ningen geschieden moet. Wij willen ons ook gaarne in dat opzigt onder de ouderwetschen rangschikkenmaar wij zien niet indat niet dat alles in het plan lag van hen, die voor Indie reeds veel mogten doen. Wat wij boven schreven was juist, om onze overtuiging uit- tedrukkendat de gevolgde gedragslijn van het

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1