1867. N°. 57. VRIJDAG 36 JULIJ. 54ste Jaargang. BINNENLAIMPSCHE BER1GTEN. G0ESSCHË COIIRAAT. tie uitgave dezer foarant geschiedt Maandag eu Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen- Prijs per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentien worden n 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-0 regels ƒ1,20, behalve het zegelregt. De Inzending can adterlenllën kan geschieden lol cüür drie uren des namiddags op den dag der uitgave. De strijd, die, in de laatste jaren, over het Indische vraagstuk, de Indische belangen of hoe men het noemen wil, is gevoerd; de ge durige afwisseling van ministers aan het hoofd van het departement van koloniën, die allen optraden om eindelijk licht en zekerheid in de zaken te brengenschoon de meesten die even duister en onzeker lietendat alles heeft de aan dacht zoo zeer op dit punt gevestigd, dat er thans schier niemand in het land isdie niet met belangstelling let op alles, wat op koloniaal- politiek terrein voorvalt. Voegen wij er bij dat de meeste dagbladen die hunne lezers over belangrijke aangelegenheden zoeken voortelich- ten, telkens en bij voorkeur dat onderwerp be handelen en het verwondert ons niet meer dat men veel meer dan vroeger, ook onder het publiek, daarover hoort spreken en zelfs hier en daar gevestigde opinien waarnemen kan. Toch is er waarheid in wat de Arnhemsche Courant schrijft dat het koloniaal problema zich meer en meer door nevelen omhuld ver toond en dat het hoe langer hoe minder blijkt, waarom het te doen is. Vreemd genoeg is dit verschijnsel, waar men overigens zeggen zou, dat het langdurig en uitvoerig debat de zaken voor allen tot klaarheid moest gebragt hebben. Maar zou dit niet, gedeeltelijk althans, te ver klaren zijn, uit de weifeling en wisseling, die wij somwijlen bij ben opmerken, van wie het publiek zulks het minst verwachten zou; zou ook de houding van sommige bladen niet oor zaak kunnen wezendat velenop het punt, zoo zij meendenom eene vaste opinie te heb ben, nu weder vragen: waar moeten wij henen? Wij hebben hierbij het oog op de Arrih Cour. zelve, die, waar zij doorgaande ingenomenheid en instemming vindt, door hare scherpzinnige, degelijke, uitmuntende vertoogen, door haren moedigen en loijalen strijd voor de liberale be ginselen op één punt en wel juist op dat belangrijke kolonialehare lezers bepaald in verwarring brengt. Al zijn wij er ook aan gewoon geworden dat zij, de vrijzinnige bij uitnemendheid, in ko loniale zaken bepaald reactionair geworden is, toch treft het ons telkens, wanneer zij juist zich aan de zijde schaart van hen, die aan de toepassing van mildere beginselen in Indie, een stevigen slagboom in den weg willen leg gen. Van een blad als de Arnhemsche, mag men verwachten, dat het boven den invloed van persoonlijke consideratien verheven is, daar het met onverstoorbare consequentie de eenmaal beleden beginselen vasthoudt. Doch juist in dit alles ligt de grond onzer verwondering over debijna zouden wij zeggen oudgasterijdie het in koloniale zaken huldigt en de reden van ons leedwezen, dat het blad medewerkt, om een toestand te doen voortdurenwaarover het zich zelf beklaagt. Misschien zijn wij op het puntvan over deze duisternis licht te zien opgaan, nu het nog eens het Indische vraagstuk gaat behandelen, blijkbaar om het publiek voortelichtenin wel ken zin dat moet worden opgelost. Om den wille der zaak en van wege onze sympathie voor onze Arnhemsche zuster, zien wij die (zoo wij hopen) afdoende beschouwingen met hooge belangstelling te gemoet. Wij doen dat te meer, omdat daardoor misschien de ietwat onverklaar bare tweeslachtigheid zal opgelost worden. Maar vooral is onze aandacht gespannen door de in leidende opmerking van het Arnh. bladdat namelijk het tijdstip nu aangebroken is, waarop ten aanzien van het Indische vraagstuk eene keuze moet worden gedaan, tusschen verdere uitzetting en ontwikkeling of inkrimpen en stilstand. Wij loopen niet vooruit op de keuze, die de Arnhemsche zal doen, maar kunnen bij de vraag zelve niet nalaten onze verbazing te kennen te gevendat juist in dat bladdie vraag gelezen wordt. Wij zijn te veel overtuigd van de dege lijkheid en het kalm verstand van de Arnhem sche, om te kunnen denkendat het ooit on tijdige uitzetting of voorbarige ontwikkeling zou willen, maar wij kunnen het evenmin rijmen met de bekende eerlijke maar altijd vrijzinnige rigting van het blad, dat het de mogelijkheid ondersteltvan in dat opzigt stil te blijven staan, of, erger nog, intekrimpen. Dat het zich den lof en de goedkeuring der reactionai ren op koloniaal gebied verwierf, was, ver trouwen wijniet het doel van zijn streven maar dht het nu aankondigt te willen onder zoeken of men stilstaan of inkrimpen moet dat doet denken aan eene bepaalde overhelling tot gevoelens, die in lijnregten strijd zijn, met den geest, die op elk ander gebied de Arn hemsche onderscheidt. Bijna zouden wij ge- looven aan een sarcasme of parodie zoo als in de kolommen van dat blad meermalen voor komt want wie als de Arnhemsche denkt, kan wel nooit voor stilstand zijnal gebiedt ook de bedachtzaamheid om niet voorttehollen. In hoever zoodanige stilstand met de eer, de waar digheid en de belangen van Nederland zou kun nen overeenkomen, is, dunkt ons, eene zaak, waaromtrent geen onderzoek meer noodig is maar wij zijn des te meer verlangend om te we ten, tot welke oplossing de Arnhemsche ons wil brengen. Zij zal de natie eene dienst bewijzen, als zij haar helpt om het vraagstuk te preciseren en het antwoord grondig te doen geven en het zal haar daarbij zeker niet te doen zijn, om de gunst van de nu heerschende partij, al wrijft deze zich ook de handen over een bondgenoot schap waarop zij wel nooit had kunnen reke nen. Mogen wij een vermoeden uitspreken dan is hetdat de te verwachten artikelen in de Arnhemsche, conform met hare beginselen en doorgaande beschouwingwijze de noodzake lijkheid zullen aantoonen van voortgaande ont wikkeling ook wat de Indische maatschappij betreft. Ben blad, dat zoo krachtig gewerkt heeft sedert jaren, om het dwaze en schadelijke van inkrimpen en stilstaan te doen uitkomen, zou het geloof aan zijne opregtheid ondermij nen, als het zich zoo ongelijk werd en de be stendige lezers zouden het, bij zulk eene wen ding, zeker niet gelooven. Gaarne houden wij onze lezersdie de Arn hemsche niet lezenop de hoogte van de ge- wigtige artikelen, waarnaar wij reikhalzend uit zien en mogen wij ons soms eene of andere aanteekening daarbij veroorloven, wij meenen in den geest van onze zuster te handelen, wanneer wij zoodoende medewerken, om ten aanzien van Indie de vraag te helpen beantwoorden: moe ten wij vooruit of achterwaarts? Reeds was het bovenstaande ter perse, toen wij een volgend nommer van de Arnhemsche ontvingen, waarin al aanstonds aangenomen wordt, zooals wij verwacht hadden, dat stil stand onmogelijk en ondenkbaar isen dat reactie geene bevredigende oplossing kan geven. Wij hebben ons dus alleen nog te verwonderen, over het stellen van eene vraag, die zoo ergens, dat zeker in het liberale blad, moegelijk kon worden verwacht. Maar wij wachten nog op de juiste voorstelling van het vraagstukdie aan de oplossing vooraf zal gaan en zoolang schorten wij ons oordeel op, terwijl wij ons voorbehouden, om op de artikelen, die de Arn hemsche over dit onderwerp geven zal, nader terug te komen. GOES, 25 Julij 1867. Onze berigten aangaande de te velde staande vruchten luiden niet gunstig. Algemeen wordt geklaagd over het onzuivere der tarwe en gerst, terwijl de schier aanhoudende regenvlagen zoo wel op den zaadoogst als hooibouw van zeer nadeeligen invloed zijn. Sedert een tiental dagen, dat de stoomboot- dienst op de Wester-Schelde door de stoomboot Sliedreckt wordt vervuld, kan men met gerust heid zeggendat de communicatie verbeterd is. Het stoombootje vaart snel en werkt uitmun tend in slecht waterin 't korthoe klein het ook moge zijn, het is een schip, en zal den reizigers vrij wat meer vertrouwen inboezemen dan het vroeger gebruikte schroefbootje. Natuurlijk moet men deze stoomboot die voor sleepdiensten gemaakt isgeen type achten

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1