van den lieer gouverneur op nieuw dat wel de
overtuiging vast staatdat er geene wezenlijke
bezwaren voor de scheepvaart te wachten zijn,
maar dat particuliere belangen hier spreken en
dat men het onhoudbare zelfs aanneemt om
zijn doel te bereiken. De Antwerpsche heeren
hebben dan ook moedig volgehouden in de ver
zekering dat zij vreezen voor belemmering der
scheepvaart en er blijft voor ons niet anders
overdan rustig met het werk voorttegaanten
einde met bewijzen aan de ondervinding ont
leend, onze niet te overtuigen Belgische broe
ders gerust te stellen. Maar misschien zullen
zij ook dan nog blijven vreezendaar het blijkt,
dat zij alle adviezen verwerpendie de zaak
der afdamming gunstig zijn en slechts ooren
hebben voor hen die haar afraden.
De staten van de in-, uit- en doorgevoerde
voornaamste handels-artikelen gedurende de
maand Meizijn bij ons ontvangen en liggen
ter kennisneming voor belangstellenden op het
bureau dezer- courant.
Door gedeputeerde staten dezer provincie is
de opening der jagt op waterwild b°pa.ald op
Zaturdag 20 Julij aanstaande.
De minister van binnenlandsche zaken heeft
bekend gemaaktdat in den loop der maand
September weder gelegenheid zal gegeven wor
den tot het afleggen van een examen als ge
neeskundige of hulp-apotheker.
In de maand Augustus e. k. zal het examen
plaats hebben van aspiranten naar het surnu
merairschap bij de registratie enz. Tien jonge
lieden kunnen die betrekking verkrijgenen
het aantal aspiranten bedraagt slechts dertien.
In jaren was de kans niet zoo gunstig
Door de alhier gevestigde vereeniging tot het
regelen en bevorderen van volksvermaken, is
besloten in het begin der maand Augustus aan
staande eene tentoonstelling te houden van
voorwerpen van kunst en smaak, als schilderijen,
platenoudhedenbloemen enz. en wel in eene
der localen van de hoogere burgerschool, daar
toe welwillend afgestaan. Het comité heeft uit
deszelfs midden eene commissie benoemdbe
staande uit de heeren mr. J. G. de Witt Earner,
mr. M. J. de Witt Hamer, J. H. C. Kakebeeke
en Z. D. van der Bilt La Mottheten einde
pogingen aantewenden ter verkrijging van de
noodige voorwerpen voor die toonstellingwelke
commissie zich daartoe in den loop dezer week
bij de ingezetenen zal aanmelden.
Het comité vertrouwtdat ieder in den zijne
gaarne zal willen medewerken om de voorge-
nomen tentoonstelling naar wensch te doen
slagen en daardoor eene vereeniging te steunen
welke ten doel heeft om door gepaste volks
vermaken de ingezetenenvoornamelijk den
ambachts- endiestbaren standvan tijd tot tijd
eenige uitspanning te verschaffen.
Met belangstelling vernemen wij dat de al
hier in de eerste week der maand Januarij van
dit jaar opgerigte Arbeiders-vereeniging, thans
42 leden teltdoor welke, zooals bleek uit de
rekening en verantwoording door het bestuur
op de eerste algemeene vergadering van 2 Julij
11. gedaan reeds 183,was bijgedragen
zoodat de tijd niet lang meer zal uitblijven
dat men met dat kapitaal productief zal kunnen
gaan werken.
Mogen die mannen uit den werkenden stand,
die zoo juist begrijpen, dat eigen hulp het eenige
middel is om vooruit te komenweldra de
vruchten plukken van hunne spaarzaamheid en
arbeid en moge de Goessche Arbeiders-veree
niging tot voorbeeld en aanmoediging worden
voor andere vereenigingen van dien aard in
ons vaderland. Daartoe zij volharding en eens
gezindheid hare leus.
ff
Van alle kanten verneemt men, dat de volks
feesten in de vorige week te Middelburg ge
houden, in allen opzigte voldaan hebben. Eene
commissie uit de gemeente heeft thans plan,
om een feest-concert aantebieden aan de com
missie voor de feestregeling, terwijl een aantal
neringdoende ingezetenen van Middelburg
openlijk hunnen dank hebben betuigd aan de
leden der volksfeest-commissie, voor de belang-
looze moeite door hen in het werk gesteld, ten
nutte en tot genoegen der burgerij.
De groothertog van Luxemburg heeft eene
proclamatie aan zijne onderdanen gerigt, waarin
in korte bewoordingen de loop der jongste ge
beurtenissen wordt geschetst en de maatregelen,
die genomen werden om te verhoedendat de
groothertog zou verpligt worden de souvereini-
teit over het groothertogdom op te offeren
waarvoor hij door den oorlogdie dreigde uit-
tebrekeneen oogenblik beducht was. Voorts
wijst de groothertog er opdat het Londensche
tractaat de banden tusschen het huis van Oranje-
Nassau en zijne onderdanen heeft bevestigd en
de zelfstandigheid van het groothertogdom heeft
versterkt, en hij koestert de overtuiging, dat
de bevolking in den nieuwen toestand, die
geboren werdnieuwe elementen zal vinden
tot bevordering van den welvaart en den voor
uitgang. De vaderlandsliefdede intelligentie
en de liefde tot orde, welke de bevolking koes
tert leveren daarvoor de noodige waarborgen.
Bovendien deelen de bladen een groother-
toglijk besluit niet mede, waarbij amnestie wordt
verleend aan allen die veroordeeld zijn tot boe
ten van niet hooger dan 25 francs en tot ge
vangenisstraf van niet meer dan 8 dagen.
»Men schrijft uit de residentieaan de Arnh.
Cour.:
Door het verzoek, aan de tweede kamer door
den heer Trakranen bij de intrekking der erf-
pachtwet gerigt, om geene koloniale onder
werpen aan de orde stellen, schijnt niemand
bij de inwilliging daarvan er aangedacht te
hebben, dat aan Indie daardoor weder een
gevoelig nadeel werd toegebragt.
Ten gevolge daarvan toch is het wetsont
werp tot verhooging van de Indische begroo
ting (kosten van telegrafie) onafgedaan gebleven,
niettegenstaande er dringende behoefte bestaat
vermits de zoo hoog noodige en door verkeerde
behandeling dezer zaak steeds mislukte ver
binding met Singapore zou tot stand kunnen
komen. Zonder die verbinding beteekent het
telegraafnet daar niets. Datde afgetreden minister
in het belang van Indie dat hij volgens zijne
eigene verklaringen zulk een warm hart toe
draagt, als laatste daad van zijne korte mi-
nisterieele loopbaandit wetje niet heeft willen
afdoen is des te meer bevreemdend, daar hij,
na zijn aangeboden ontslag nog in de eerste
kamer de wet tot traktementsverhooging der
inlandsche hoofden is komen verdedigen; iets
wat zeer geschikt in de gegeven omstandigheden
door een zijner collega's had kunnen geschieden.
Maar misschien zal het den heer Trakranen
gegeven zijn, om bij de hervatting der zittin
gen deze kleine fout goed te maken en ver
dere blijken van zijn warm hart voor Indie
te geven. Ik verneem althans dat er ernstig
sprake isdat zijn aangeboden ontslag niet zal
aangenomen wordenomdat men geen opvol
ger kan vinden. Zoowel de heer Rochussen
als de heeren Hartsen en Potter moeten volstandig
blijven weigeren.
Ik deel dit echter onder de meeste reserve
mede, maar met minder onzekerheid kan ik
berigtendat de heer Heemskerk bepaaldelijk
verlangt zijne portefeuille nederteleggen. Zoo
Z. M. dat ontslag mogt weigeren, zou het alter
natief zijn de ontbinding der eerste kamer.
NB. Het Dagblad dat zegt geen ministerieel
orgaan te zijnzegt ookdat bovenstaande
berigten zeer stellig verzonnen zijn.
In de zitting van den Haagschen gemeen
teraad heeft de voorzitter op eene vraag, door
den heer Kerkwijk gedaan geantwoorddat
nog dit jaar de aanbesteding van het monu
ment in het Willemspark op te rigten (ter
herinnering aan de gebeurtenis van het jaar
1818) zal geschieden.
Het is te hopendat men de funderingen
die eenmaal gelegd werden nog zal kunnen
vindenen datals werkelijk nog dit jaar die
aanbesteding geschiedtmen niet verzuimen zal
de bepaling te maken, dat des noodig met
kleine wijziging het monument ook voor het.
eeuwfeest kunne dienen.
Door de vergadering van het Ned. onderwij
zers-genootschap te Amsterdam is beslotenter
herinnering aan zijn 25-jarig bestaanuit het
vaste fonds van het genootschap in de kas van het
hulpfonds der levens-verzekeringmaatschappij
te storten de som van 300. Verder zijn
benoemd tot leden van verdienste, dhr. Mioulet te
'sHage en dhr. de Bosch Kemper te Amsterdam.
Men verneemt, dat vele onpartijdige ingeze
tenen te Deventer, bij de op handen zijnde
verkiezing van leden voor den gemeenteraad,
hunne stem zullen uitbrengen op den heer
Dr. J. van Vlotenals een blijk van erken-
ourein, geheel ongevormd naar den geest en beklaagt ze dan diep, dat zij in
zulk een toestand de ouderlijke zorg moeten missen. Maar wat was de oorzaak
van dien ontredderden toestand, waarin ze onder de hoede der weezenvaders
komen? Was het niet, of nalatigheid, of armoede, of onbekwaamheid der ouders?
En zou het niet in menig geval waarheid zijn wal men ongaarne zegtmaar
niet ontkennen kan, dat zulke kinderen, ondanks hun treurig gemis, winnen
kunnen als zij onder andere leiding komen?
Ik vereenig mij met die bedenkingmaar ontleen er te gelijk een bewijs uit voor
hetgeen ik boven zeide. Als men geroepen wordt, om te verbeteren wat anderen na
gelaten of bedorven hebben dau v ooral mag men zich wel ernstig afvragen hoe zal
ik in mijne moeijelijke roeping kunnen slagen? Zeker niet, door de kinderen aan
de minsteischenden uittebestedendoor zich niet te bekommeren over de be
handeling die zij ondergaandoor weinig of geen acht te geven op het onderwijs
en de zedelijke opvoeding der ouderloozen. Mij zijn voorbeelden bekend van
weezen uit plattelands gemeenten, die zeer goeden aanleg hadden, maar wie
men zelfs de eerste kundigheden niet had medegedeeld en die, ook dien ten
gevolge, misschien al vroeg tot misdrijf vervielen. Ik houd mij overtuigd, dit
ook op onze Zuid-Bevelandsche dorpen onder de weezen gevonden worden, die
men tot zeer nuttige leden der maatschappij vormen kon. Maar al is het aantal der
iutnemenden klein, het is niet te ontkennen, dat armbesturen die zich het lot der
weezen weinig aantrekken, slechts nieuwe voorwerpen voor latere armenzorg
kweeken, de armoede bevorderen en den last, die op de burgerlijke of kerke
lijke gemeente drukt verzwaren. Ik denk hier vooral aan de meisjesdie later
huisvrouwen en moeders worden en die, in die betrekking, niet eens goede huis
houdsters kunnen zijn, omdat ze niets of hoogst gebrekkig geleerd hebben die
ongeoefend of onbeschaafd als ze zijnde zaken niet goed besturen kunnen,
de armenkas voortdurend blijven bezwaren, en hare kinderen zijn het, die
bij vroeg overlijden ter markt worden gebragt.
Ik acht het daarom niet minder in het belang der armbesturen zelve om
de weezen-verzorging te verbeteren. Men zal aanvankelijk meer moeten uit
geven maar in de gevolgen minder offers behoeven te brengen. Hoe meer
men voor de ontwikkeling zijner toekomstige medeburgers doet, des te meer
bevoordeelt men zijne gemeente. En zal men altijd in de treurige verpligting
blijven om voor weezen te zorgen de last zal te minder drukken en de taak
zal zich te meer beloonen wanneer men niet uit het oog verliestdat al de
leden van het gezin ook de minstbedeelden ten nutte kunnen zijn van het
geheelzóo maar aan allen die zorgen worden besteeddie menschelijkheid en
billijkheid eischen.
Doch ik wil voor het oogenblik niet verder uitweiden en liever later nog
eens tot u over dit onderwerp spreken daar het mij nu meest te doen wasom
u een openlijk getuigenis te geven, dat uw schrijven weerklank gevonden heeft
en ook bij anderen den wensch wekte, dat weldra bevoegde personen de hand
aan het werk mogen slaan, om uw plan te verwezenlijken. Het moge voor
wijziging en verbetering vatbaar zijn; indien maar eerst de gedachten er over
gaan, dan zal er later wel iets goed uit voortkomen. De weezenverzorging
moet op een verstandigen en vasten grondslag worden ingerigten ik hoop har
telijk, dat daarvoor, ook door uw schrijven, de grond zat gelegd worden.
Ik voeg bij de verzekering van belangstelling in uw denkbeeld den wensch,
dat de moed om voort te gaan u niet moge ontbreken, en dat weldra velen
aan uwe zijde mogen staan, om in nadruk voor de weezen te zorgen.
Mijn naam zal voor u geen geheim blijvenal schrijf ik dien hier niet neder,
en de inhoud van mijn schrijven, moge u al vast de opregtheid waarborgen
waarmede ik u van mijne hoogachting verzeker.
Een Weezen vriend.