186?. 53. DINGSDAG J) JULIJ. 548te Jaargang. WEEZEN-VERZORGING. Mg» A V. ^2B— SOESSCUE CO I 3 I VI lie uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal ƒ1,95. fr. p.p. ƒ1,90. Oewone advertentiën worden a 15 el. de regel geplaatst. Oebnorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-ti regels a l,JO behalve bet zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags up den dag der uitgave. Beiiendrr! als.in§;. De BURGEMEESTER Van GOESbrengt bij deze ter kennis van een ieder die bet aangaat Dat het kohier van het PATENTRRGT no. 6 voor deze gemeente, van het dienstjaar 18661867, bekleed met alle formaliteiten bij de wet gevorderd op heden ter invordering is gesteld in handen van den ontvanger dier belastingen, binnen deze gemeente. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 6 Julij 186J7. De Burgemeester voornoemd G. H. KAKEBEEKE. I. B. De Eerste Kamer heeft thans ook het wets ontwerp, betreffende de overbrugging van de Moerdijkgoedgekeurd en wanneer de koning daaraan zijn zegel zal gehecht hebben, iets waar aan wij niet twijfelen, dan is eene zaak beslist, waaraan de belangen van geheel Nederland ver bonden zijn. Ook bij het eerste staatsligchaam golden de bekende bewaren van ontijdigheid, niet noodzakelijkheid en vooral van kostbaar heid. Tegenover dit laatste bezwaar voerde de heer Fransen van de Putte te regt aandat men door deze uitgaven toetestaan, tegenover de vele millioenen reeds voor de verdediging aan gewezen nu althans in uitgaven bewilligen zou die productief zullen zijn en de belangen van den handel zullen bevorderen. Ofschoon over tuigd dat deze zaakhoe gewenscht voor Zee land, eene nationale heeten mag, hebben wij Zeeuwen met groot genoegen de beide leden der eerste kameruit onze provincieals ver dedigers van het ontwerp zien optreden. Wij wenschen niet, dat de vertegenwoordigers lokale belangen boven de algemeene stellen of door voorliefde voor eene enkele provincie zich laten besturenmaar waar de algemeene met de bij zondere belangen zoo naauw verbonden zijn als hier het geval wasis het eene aangename ervaring als zijdie wijin bijzonderen zin onze vertegenwoordigers noemenkrachtig en moedig op den voorgrond tredenom voor onze belangen te waken. Het is bekenddat een der Zeeuwsche afgevaardigden in de tweede kamer, onder de ernstigste bestrijders van het ontwerp, dat ook voor Goes van zooveel belang is, behoorde en alleen aan de bezwaren daar tegen plaats gaf, zonder de wenschelijkheid de nuttigheid der zaak* Te laten gelden. Indien dat gevoelen de overhand had gekregenzou het vooruitzigt op de nadere voltooijing van den spoorweg, ook voor Goes, grootelijks beneveld zijn geworden. Gelukkig had eene betere beschouwing de meerderheid, en ter wijl wij hulde brengen aan de medewerking van al de overige Zeeuwsche afgevaardigden, verheugen wij onsdat Goes ten minste in de eerste kamer een verdediger zijner be langen vond, in den heer Fransen v. d. Putte diezonder zich de bezwaren te ontveinzen met klem van redenen aanweeshoe die door de voordeelen overtroffen worden. Zeeland en zijne behoeften worden daar buiten weinig ge kend, en het is daarom dubbel noodig, dat zijdie van daar komen en dus inet kennis van zaken oordeelen kunnenanderen daaromtrent voorlichten en indien dit door onze afgevaar digden niet geschieddan moet de toekomst met regt bekommering baren. Maar als de heer van der Lek de Clercq beweerde dat de eer van Nederland dat grootsche werk vorderde, dan sprak hij uit het gemoed van de meesten in onze provincie die vóór alles zich fier gevoelen dat onze natie met de aanzienlijksten in zulke werken kan wedij verendat zij voor geene of fers terugdeinstwaar het een nationaal levens beginsel geldt. Wij eerbiedigen ieders gevoelen waar dat op kennis van zaken en innige over tuiging rust, maar dat neemt niet weg, dat wij meenen hun erkentelijk te moeten zijn die de billijke wenschen van ons Zeeuwen hiel pen vervullen, niet omdat het de onzemaar omdat zij regt Nederlandsche zijn. OPEN BRIEF aan den WeLE. Heer N. DE JONGE Theol. Stud. WelE. Heer! Een of' twee dagen na de uitgave mijner inleiding „Weezen-verzorging" in deze Courantwerd mij door een onbekende vriendelijke handonder het postmerk Goes van 28 Junij 11., het 14e verslag van de werkzaamheden voor arme weezen te Nijmegen, toegezonden en 2 Julij daaropvolgende, weder onder postmerk Goes, een werkje, getiteld: „God is een vader der weezen" of kort overzigt der werkzaamheden voor arme weezen te Nijmegen uitgegeven ten voordeele van het nieuw te bouwen weeshuis prijs 40 cents. Beide werkjes heb ik met ingenomenheid gelezen hebben mij met blijdschap en hoop ver vuld dat ook onze Zuid- en Noord-Bevelandsche weezen zich eene betere toekomst mogen voorspiegelen, hebben mij in mijne opgevatte opinie versterkt, dat onze natie de beurzen niet gesloten houdt als de offers der liefde gevraagd worden, maar hebben ook veroorzaakt, dat ik voor het allereerst bekendheid gekregen heb aan die lieve inrigtir.g te Nijmegen voor arme weesjes. Het is dus aan mijne onwetendheid te wijten, dat ik bij de opsomming der toevlugts- oorden voor weezendat van laatstgenoemde plaats niet even heb aangestipt. Op uwe zeer juiste aanmerking „dat mijn plan uitnemend mag zijn maar geld zal kosten kan ik alleen antwoorden dat de inrigting te Nijmegen wel een zelfde lot zal deelen en dat ik in de verste verte geene overwegende redenen kan aangeven, waarom de gaven der liefde, die zoo gulhartig daar gestuurd wordenvoor ons plattelands-weeshuis zouden geweigerd worden als die gevraagd werden. Ons volk is het weldoen niet moede, en zal gaarne de helpende hand toestekenals de weezenliefde voor Zuid- en Noord-Beve land de offers vraagt op het altaar nederteleggen. Ja, ik geloof zelfsdat er velen bereid zouden gevonden wordenom bepaalde bijdragen te verzekeren en alzoo aan de armbesturen den waarborg te geven, dat zij de weeskinderen toevertrouwden aan eene inrigting, die in staat was de behoeften der weezen te vervullen, een waarborg die bijzondere personen misschien niet behoeven te eischenmaar die door besturen op den voorgrond moet worden gesteld. Iets anders is uwe vraag: „wat is wenschelijker met misschien veel zwa righeden een nieuw weeshuis te bouwen of gebruik te maken van de inrig ting te Nijmegen." Deze vraag drukt uwen wensch uitom alle weezen buiten de plaatsen, waar gestichten zijn, naar Nijmegen te zenden, maar al was de capaciteit van dat gesticht berekend voor zulk een getal, dan zou het nog, dunkt mij, niet wel denkbaar zijn, om bijv, alle de weezen van het platteland in één gesticht te zamen te brengen. Ook het gesticht te Nijmegen bestaat door liefdegaven en kost dus geld. Het is dus geene besparing om ze daarhenen te zenden, maar slechts een ander altaar waarop men zijne liefde gaven nederlegt. Mij dunkt het ligt voor de handdat daarvoor meer dan één gesticht noodig is en dan zou eenvoudig de vraag zijn waar een tweede toevlugtsoord van dien aard te openen. Als ik u aangeef, dat ik mijne arme verstootelingen gaarne zoude centraliseren bij Goesdan heeft deze uitdruk king die eigenaardige bedoelingdat het en voor weesjesen voor nadere betrekkingen niet alleen maar voor de armbesturen wier erfdeel de weezen zijn iets aantrekkelijks oplevert dat ze elkander van tijd tot tijd zien en spreken kunnen daar eene algeheele verwijdering naar eene ver afgelegene streek voor ons geïsoleerde Zeeuwen zoo veel als deportatie naar de ko lonie Frederiksoord wil zeggen. En gij moet het mij niet te hard afnemen dat ik Goes zoo gaarne, voor ons Zuid- en Noord-Bevelanders, de eer zoude g-unnenmet een huis te versieren tot opname van arme verstootelingen. Ik ben door inwoning in Zuid-Beveland aan Goes geannexeerd, ook mijne weesjes, en door een nationaal gevoel aan die plaats gebonden, en zoo zou ik de groote voordeelen welke zoodanige inrigting zoude afwerpen, liever mijne eigene stad en eiland toevoegen als wel eene andere streek van ons vaderland. Eu hoe uitmuntend de weezen-inrigting te Nijmegen ook moge wezen(ik noem die een geschenk des Hemels) zoo kan mijn hart de voorwaarde niet plaatsen dat kindertjes beneden de 5 jaren daar niet kunuen opgenomen worden, weesjes die zoo hoog noodig eene zorgvuldige verpleging behoeven die met zoo eene geduldige groote zelfopoffering, tot hun 5 jaar moeten gekoesterd en gekweekt worden en die op zoo jeugdigen leeftijd de schoot der lieve moeder zijn ont rukt geworden. Intusschen dank ik u WelE. Heer voor de belangstelling aan mijne „Wee- zen-verzorging" geschonken. Het blijkt mij dat wij sympathiseren voor eene zelfde goede zaaken o, mogten velen met ons, een zelfde gevoel voor onze arme verlatene weesjes koesteren, dan zou de hoop zich verlevendigen, dat het niet bij schrijven zoude blijven maar daden blijken zouden geven der goede edele gezindheid en dan zou Goes zich even als Nijmegen in een heerlijk toevlugtsoord mogen verheugen voor ouderlooze kinderen voor arme verla tene weezendie nu als bannelingen door ons platteland een hoogstdeernis- waardig leven rondsleuren. Zijt van mijne Hoogachting verzekerd UE. Dw. D., Nisse, 5 Julij 1867. J. A. GEILL Ja.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1