GOESSCHE OER A NT. 1867. N". 41. VRIJDAG 24 MEI. 54ste Jaargang. INSPECTIE VAN DE VERLOFGANGERS DER NATIONALE MILITIE. WAA RSCHUWING. -Ö-AiYVTi A?-4£3s»— De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag' avonduitgezonderd op feestdagen. Prjjs per kwartaal f 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst» Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels a J' 1.20 behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag tier uitgave BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, gezien het besluit van den heer commissaris des ko- nings in de provincie Zeeland, van den 9 Mei 1867, A no. 6627', 3de afd. (Prov. blad no. 65,) brengen ter kennis van degenen die het aangaat Dat de Inspectie van de Verlofgangers der Nationale Militie op Nlaandag den 17 JTunij aanstaande, des voormiddags ten 10 ure, zal plaats hebben in de Wandelkerk, binnen deze gemeente, waartoe de ver lofgangers zich zullen verzamelen voor het raadhuis. En worden mitsdien alle verlofgangers, welke zich in deze gemeente bevindenbehoorende tot de ligtin- gen van 1863, 1864-, 1865 en 1866, die vóór den 1 April 11. in het genot van onbepaald verlof zijn ge steld ten ernstigsten aangemaand tot eene stipte op volging der onderstaande bepalingen. 1. de verlofganger meldt zich binnen 30 dagen na den dag waarop hem de verlofpas is uitgereikt bij den burgemeester zijner woonplaats aan, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. (Art. 133.); 2. de verlofganger die zieh in eene andere gemeente gaat vestigen geeft daarvan kennis aan den bur gemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na dien dag, waarop hij komt in de gemeente, waarin hij zieh vestigt, meldt hij zich bij den burgemeester dier gemeente aan, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene. Art. 134); 8. de verlofganger van de militie te land, mag zich zonder toestemming van den minister van oor log, niet langer dan gedurende vier weken bui ten 's lands begeven. (Art 136); 4. de verlofgauger die art. 133, 134 en 136 niet naleeft, wordt in werkelijke dienst geroepen en gedurende 3 maanden gehouden. (Art 137); 5. de verlofganger van de militie te land, die bij openbare kennisgeving is opgeroepen om door den militie-commissaris te worden onderzocht, ver schijnt bij dat onderzoek in uniform gekleeden voorzien van de kleeding-en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. (Art. 138, 139 en 140); 6. de verlofganger van de militie te land is aan de militaire regtspleging en tucht onderworpenonder anderen gedurende den tijd dien het onderzoek voor den militie-commissaris duurten, in het alge meen, wanneer hij in uniform gekleed is. (Art. 130); 7. behoudens het bepaalde bij art. 130 kan een arrest van twee tot zes dagente ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger; 1. die, zonder geldige reden niet bij het onder zoek verschijnt 2. die, daar bij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien is van de bij art. 140 vermelde voorwerpen 3. wiens kleeding- en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden be vonden 4. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoorende, als de zijne vertoont. (Art. 141); 8. onverminderd de straf, in het voorgaand artikel vermeld, is de verlofganger verpligt, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaats en op de in art. 140 voorgeschreven wijzevoor hem te verschijnen om te worden onderzocht. (Art. 143); 9. de verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit, sub 4 van art. 141 bedoeld of niet over eenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert sub 2 en 3 van art. 141, vermeld, wordt on der de wapenen geroepen en van 36 maanden ge houden. (Art. 144); 10. de verlofganger die niet voldoet aan eene oproeping voor de werkelijke dienst, wordt als desserteur be handeld. (Art. 145); 11. elk, die voor de militie is ingeschreven en ieder die daarbij is ingelijfd, kan, overeeukomstig de daarom trent bestaande voorschritentot eene vrijwillige verbintentenisvoor den tijd van zes jaren of langer worden toegelaten bij de zeemagthet korps mari niers hieronder begrepenbij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 'srijks overzeesche bezittin gen plaatsvervangers echter niet bij de zeemagt of het korps mariniersgedurende het eerste jaar van hunnen diensttijd. (Art. 9 en 79); 12. aan de bij de militie te land ingelijfden die verlan gen na volbragten oefeningstijd minstens zes maan den onder de wapenen te blijven of te komen, zon der zich als vrijwilliger te verbinden, wordt zulks vergund. (Art. 126). En ten einde niemand hiervan onwetendheid zoude kunnen voorwendenzal deze worden geaffigeerd ter plaatse alhier gebruikelijk en geïnsereerd in de Goes- scJie Courant. Aldus gedaan ten raadhuize van Goesden 22 Mei 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. C. PILAAR. BeHLond making. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bekend dat de heer 25. D. van der Stilt La Hïotthe, den 23sten April jongstleden door den gemeenteraad benoemd tot ONTVANGER dezer Gemeente, in de openbare vergadering van den gemeenteraad van den 22 dezer, na overlegging van de bepaalde borgtogt, in handen van den Voorzitter den eed heeft afgelegd, voorgeschreven bij art. 108 der gemeentewet, na vooraf den eed van zuivering te hebben gedaanbepaald bij art. 83 der grondwet. Dat de benoemde ontvanger, als zoodanig in functie zal treden den eersten Jünij eerstkomende en zijn kantoor zal houden ten zijnen woonhuize in de Sint Magdalen astraat, wijk D. no. 11 alsmede dat hetzelve zal geopend zijn op lede ren werkdag van des voormiddags negen tot des namiddags twee ure. En opdat dit algemeen bekend zij en de benoemde ontvanger in zijne betrekking zou worden erkend en gerespecteerd, zal van deze openbare bekendmaking en plaatsing in de Goessche Courant geschieden. Gedaan te Goes, den 23 Mei 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. Het Dagblad maakt zich telkens boos, als het met den naam van ministerieel orgaan bestem peld wordt en werpt steeds dat toegedicht innig rapport met het ministerie verre van zich. Wie de waarheidsliefde van het Dagblad kent, aar zelt natuurlijk niet, om aan zijne verzekering geloof te slaan en houdt het ook voor laster als men het beschuldigt de officieuse tolk te zijn van het ministerie. Thans echter schijnt het van standpunt of van gedachten veranderd te zijn en komt het vrij onbewimpeld er voor uitdat het niet zonder ministerieele commu nique's bestaat. Een ander dagblad had ver-' zekerddat de examina voor onderwijzers en onderwijzeressen in Limburg ditmaal zoo goed waren afgeloopen, omdat van den minister van binnenlandsche zaken eene aanschrijving aan de examinerende commissie zou uitgegaan zijn. Die verzekering noemt het Dagblad eene ^on waarheid. Het zou een berigt zijndat quasi uit goede bronnen geputvan het eerste tot het laatste woord uit de vingers gezogen is. Indien nu het Dagblad deze tegenverzekering niet uit den duim gezogen heeft, dan .dient het weltengevolge van eene ministerieele mede- deeling te zijn dat het zich zoo stout uitlaat en, ook in den vorm van zijn berigttoont de waarheid te weten. Het moge niet regtstreeks aan het Dagblad opgedragen zijn, om het berigt tegen te sprekenmaar, al was het alleen om den minister eene dienst te bewijzen dat het zijne verzekering opnam dan is de naam van ministerieel orgaan nu niet meer zoo geheel bezijden de waarheid. Onze specialiteiten collectie is dan verbazend prikkelbaar en kitteloorig. Telkens wanneer de een of ander in de kamer een punt ter sprake brengt, dat hun onaangenaam is dan volgt er een hap of een houw, eene hatelijkheid of eene correctie. Zoo heeft nu weder de minister van oorlog, den heer de Roo tamelijk onvriendelijk geantwoord omdat deze zich verstout had een amendement voortestellen, dat met de verbete ring van het lot der officieren van gezondheid in verband stond. De minister had, zooals hij zeide geene herinnering noodig, om voor deze aange legenheid te zorgen en reeds was door hem een voorstel aanhangig gemaakt tot dit doelalvo rens de heer de Roo de stoutheid had, om met zijn amendement voor den dag te komen. Het is natuurlijk eene zeer aangename ervaring, dat de minister reeds gezorgd had voor het belang waarvoor de heer de Roo optrad, en daar dit voorstel eenigzins zijnen grond had in vroeger gehouden discussien, zou de minister het amen dement hebben kunnen voorkomen, als hij van zijne plannen eenige mededeeling had gedaan. Maar dan had hij ook het genoegen gemist om den heer de Rooop zoodanige wijzete kunnen antwoorden. Intussehen leert het pu bliek uit deze geheele zaak, dat men niet alleen op de onvergelijkelijke talenten van onze minis ters zich verlaten moet, maar dat men alles zon der onderzoek of navraag aan hen moet overla ten. De minister zeide, dat hij gewoon is een maal aangegane beloften gestand te doen. In derdaad eene verklaring, die uitnemend past in de geschiedenis van een ministeriedat met mr. P. Mijer begon en daarna beloofde in den geest van mr. P. Mijer te zullen voortwerken.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1