1867. N". 37. VRIJDAG 16 MEI. 54ste Jaaigung. HET DAGBLADEN-BUREAU VAN W. H. SMITH ZN, TE LONDEN. COESSCEIE COIHANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,S5. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiün worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels, a ƒ1,30 bebalve het zegelregt. Oe inzending van advertehtiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. HelïLendL malting. BURGEMEESTER-en WETHOUDERS van GOES, gezien hebbende het schriftelijk verzoek aan ons ge daan door JACOBUS ANTONIE van de YELDE alhier, om in de aanhoorigheid van het huis wijk E. no. 69-, kadastraal sectie B no. 227 een HUIDEN- BLOOTERIJ te stichten. Gelet op het koninklijk besluit van den 31 Ja- nuarij 1824, (staatstblad no. 19), mitsgaders op het besluit van heeren Gedeputeerde staten dezer pro vincie, van den 7 October 1842, no. 17 (provin ciaal blad no. 98). Overwegende dat tot het opmaken van proces verbaal de commodo et incommodogevorderd bij art. 4 van welgemeld koninklijk besluit, de eige naars en bewoners der naastgelegene panden in hunne belangen moeten worden gehoord en dat het tevens nuttig kan zijn, om een ieder in de gelegenheid te stellen zijne bezwaren aan het gemeente-bestuur kenbaar te makeu. Brengen bij deze ter kennis van een ieder die daarbij belang kan hebben dat de adressantbene vens de eigenaren, bewoners en gebruikers der nabij gelegene eigendommen zijn opgeroepen om op Zaturdag den 18 Mei aanstaandedes namiddags ten een ure, voor burgemeester en wethouders in hunne gewone vergaderkamer, ten raadhuize te verschijnen ten einde ter zake voorschreve in hun belang te worden gehoord en dat te gelijkertijd aan een ieder die zulks raogt verlangen de gelegenheid zal gegeven worden om zijne bezwaren daartegen op te geven, ten einde in ,-het proces-verbaal vermeld te worden. En zal hieraan door insertie in de Goessche Courant publiciteit gegeven worden. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 6 Mei 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN, De Secretaris, H. C. PILAAR. B©3s.©ndLmal5 ing BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat: dat de kohieren van den Bloofdclijken ©inslag- en van de plaatselijk^ belasting op de lloiuleii, over het loopende dienstjaar, gearresteerd door den gemeenteraad den 12 April 11.en door heeren gedeputeerde staten van Zeeland goedgekeurd den 2 dezer, aan den gemeente-ontvanger ter invor dering toegezonden zijn, mitsdien ieder belastingschul dige vermanende, om het deswegen3 verschuldigde ten kantore van voornoemden ontvanger te voldoen. En zal .aan deze op de gebruikelijke wijze publi citeit gegeven worden. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 6 Mei 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De secretaris H. C. PILAAR. Het Volksblad zegt: »de diseussien in de eerste kamer hebben niet minder dan die in de tweede kamer den wil doen kennen tot eene conciliante politiek." Er is zeker wel niemand in den lande die eene oorlogzuchtige politiek verlangde en de laatste weken hebben voldoende geleerd, dat men integendeel vreesdedat de politiek van het kabinet tegenover het buitenland niet con- ciliant genoeg was, zoodat men daarvan noo- delooze verwikkelingen vreesde. Daarenboven hebben velen het betreurd, dat de kamer door zoo toegevend te zijn tegenover het ministerie, voedsel gaf aan de gedachte, dat er werkelijk gevaar bestond. En zou men dan bij zoo vrede lievende gezindheden aan de binnenlandsche politiek een minder vreedzaam karakter hebben willen geven? Neende natie verlangt niets meerdan dat er zamenstemming zij tusschen de vertegenwoordiging en het ministerie en zij wil voor alles, vrede en harmonie binnen eigen grenzen. De kamers hebben duszou men zeggen, geen anderen wil getoond, dan die de wil is van het volk. Slechts vergisse men zich niet in de opvatting van dat schoonklinkende woord conciliantzoo als hetblijkens de ge schiedenis van den laatsten tijd hier moet ver staan worden. De kamers hebben zich uiterst meegaande betoond en met kleine uitzonderin gen hebben de ministers alle reden van tevre denheid, vooral daar zij zich minder conciliant toonden dan de kamers. Maar het was geen onderling streven om tot elkander te naderen; het was niet het genoegen nemen door 'ver standig overleg voorgeschreven het was' niet de bevredigende rigting die de vrucht van we- derzijdsche overtuiging is. De conciliante po litiek der tweede kamer van de eerste willen wij niet spreken, daar deze slechts de eischen van den tijd bevredigde en het werk voor 1 Mei moest afleveren als men er van spreken mag, was de vrucht van slaafsche gehoorzaam heid van ontijdige vreesvan onverstandige partijzucht zoowel als van wrevelmalaise of hoe men het noemen wil. De kamer openbaarde geen wil tot concilieeren, maar volgde den weg door omstandigheden gewezen en verkoos liever te temporiseren, dan den strijd nu door te zetten en als men eens regt de motieven kende van die allen, die door hunne houding het oordeel uitlokkendat zij zoo conciliant waren men zou waarschijnlijk tot een geheel ander resul taat komen dan het Volksblad. Maar dat alles behoort nu tot de geschiede nis de vraag is of de aanstaande zitting zich weder door dien concilianten geest zal ken merken. Wij zouden dan haast aan den ern- stigen wil der kamer gaan geloovenmaar hopen het niet, dat de kamer op die wijze naar den roem van consequentie streven zal. Bij de zoo uiteenloopende rigting van ministerie en een groot deel der kamers vooral van de nu heerschende partij met het meerendeel der natie, kan men niet anders wenschen, dan dat men ophoude om te concilieeren en daardoor een toestand te bestendigen, die door niemand wordt gewenscht. Juist omdat de zoogenaamde zamenstemming verkregen wordt door de ver- eeriiging van tegenstrijdige elementen, een feitdat niet te loochenen is, ligt het voor de hand, dat het wenschelijker is, dat de par tijen elkander rustig onder de oogen zien, dan dat men blijve keeren en wenden en schikken en plooijen, om een ministerie te behouden, waarmede men, volgens herhaalde verzekering, niet kan zamenstemmen. Feuilleton. In het Journal für Buchdrückerkunst" geeft de heer Theodor Küsterte Lon den verslag van een bezoek aan bovengenoemde inrigting gebragt. Hij had daartoe aan de firma Smith Zn. verlof gevraagd en dat gekregen, op voor waarde zijn bezoek tusschen 4'4 en 7 uur in den morgen te brengen, zijnde dit de eenige tijd, waarop daartoe gelegenheid kon gegeven worden. Na dit medegedeeld te hebben, gaat hij aldus voort: „Dat is drommels vroeg!" dacht ik; „zonder dralen sprong ik echter den 9 Februarij op den bepaalden tijd uit mijn warm bed, begaf mij zonder ontbijt op wegom vier mijlen per pedes apostolorum af te leggendaar de omni bussen eerst om 8 ure hunne dienst beginnen. Toen ik omstreeks 5 urehet trotsche gebouwtegenover den bekenden boekhandel van David Nidt gelegen bereiktehad ik moeite mij door de menigte wagens en karrendie gelijk een wagenburg het huis belegerdeneen weg te banen. Ik werd op de voorko- mendste wijze door den hr. Reeckeden kleinzoon van het hoofd dezer zaak ontvangen, en door de verschillende deelen van het groote gebouw geleid. Voor vijftig of zestig jaar geleden woonde op het Strand (een der hoofdstraten van Londen)tegenover de St. Clementskerkeen bekwaam boek- en papierhan delaar, Smith genaamd, die o. a. ook geregeld dagelijks of wekelijks die cou ranten welke toen te Londen het licht zagen, aan zijne cliënten bezorgde. Hij deed dit meer om zijne cliënten te believen, dan ter wille van de winstzoo er zelfs van wiust sprake kon zijn. Die dagbladen-handel ter wille zijner klan ten met 23 of 6 stuks begonnenvermeerderde meer en meer naar gelang het aantal van de Londensche dagbladen grooter werd. Zoowel boekhandelaren als particulieren van buiten wendden zich tot den heer Smith, om in hunne behoeften aan Londensche bladen te voorzien, en daar naauwkeurigheid, juist heid en activiteit al de zaken van Smith kenmerkte, breidde zijn tijdschriften- agentuur zich steeds uitwerd zelfs grooter dan zijne oorspronkelijke zaak, en vereischte eene vergrooting van den winkel. Weder verliepen eenige jarenen de buren en wandelaars zagendat het reeds aanzienlijke huis in handen van metselaars en sloopers werd overgegevenom plaats te maken voor een prach tig uitgestrekt gebouw dat veel van een paleis had. Het groote publiek kende de zaak van Smith geheel niet, alleen zij die met hem zaken deden, wisten wat die beteekende; toen dus het indrukwekkend gebouw boven zijne breede en hooge schutting te voorschijn kwam, vroegen de nieuwsgierigen elkander af of het voor een bank sociëteit of wel voor een hotel moest dienen. En toen zij nu hoordendat het een C'ourantenbeurs werdkrabden zij zich de ooren en begrepen er niets van. En wat is deze courantenbeurs nu (Slot in een volgend no.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1