186T, V. 25.
DINGSDAG 26 MAART.
54ste Jaargang*.
-caSEf- f*. *$Ei3a«
€S€M*»
GOESSCHE COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Haandag ep
Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Pr|js per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90.
flewone advertentiEn worden a 15 et. de regel geplaatst.
Oeboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels,
a ƒ1,80, behalve het zegelregt.
De inzending van adverlentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der tiitgave.
I3Gls.Gritï.233.cils_inS'.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
ontvangen hebbende het provinciaal blad no. 38, cir
culaire van den heer commissaris des konings in deze
provincie, in dato den 13 dezer, A no. 3081/', 3de
afdeelingbrengen naar aanleiding daarvan ter ken
nis van de ingezetenendatofschoon tot dusver nog
geen geval van trichinose hier te lande bekend is
ge vorden, noch onder de varkens, noch bij den rnensch,
het niet kan ontkend worden, dat de mogelijkheid
bestaat, dat zij zich ook hier ontwikkelde, of dat aan
die ziekte lijdende varkens of vleesch daarvan in Ne
derland zou kunnen worden ingevoerd. Waarom het
gevaar noch overdreven, noch gering moet worden geacht.
dat, volgens gedane rapporten door desbevoegden,
de wijze waarop hier te lande de varkens worden aan
gekweekt, niet zoo als in sommige streken van Duitsch-
landaanleiding geeft tot het ontstaan der ziekte
onder die diersoort, en dat dus bepaaldelijk de uit
Duitschland komende varkens en het van daar aan
gevoerde vleesch, ham en worst, als min of meer
verdacht zijn te beschouwen, zoodat de voorzigtigheid
■gebiedt zoo veel mogelijk voorzorgsmaatregelen te
nemen tegen het gevaar, dat van die zijde dreigt,
en dat te meer, omdat de^zieke dieren gedurende hun
leven, en hun vleesch als het in cousumtie komt, in
den regel geene met het ongewapend oog herkenbare
verschijnselen der ziekte vertoonen.
dat slechts twee middelen bekend zijn, waardoor
men zich tegen het dreigend gevaar kan vrijwaren
1«. het onderzoek van het varkenvleesch door het
mikroskoop en 2". dp aanwending van eene tempera
tuur bij de bereiding van het vleeschhoog genoeg
om de trichinenzoo zij er in mogten voorkomen
te dooden.
dat de spieren van trichineuze varkens, waarin de
'trichine het meest gevonden worden zijnhet spier-
gedeelte van het middenrif, de tusschen ribsspieren,
de oogspieren, de kaauwspieren, die van het strot
tenhoofd en van de dijen dat van elke dier spieren
4 a 5 preparaten gemaakt en onderzocht dienen te
wordenwil men zich genoegzaam verzekerd achten,
■dat zij geene trichinen bevattenwaartoe eene hon
derdvoudige vergrooting voldoende is.
dat behalve door het mikroskopisch onderzoek de
ingezetenen zich tegen de trichinose kunnen vrijwaren,
door de bereiding van het vleeschbij een voldoen
den warmtegraad, waartoe het vleesch goed gekookt
of gebraden moet zijnbij eene temperatuur van min
stens 60" R. (75' c.), moetende bij het koken met
koud water opgezet en langzaam aan de kook gebragt
worden, tot dat het door en door gaar is, hetgeen
bij het braden evenzeer moet in het oog gehouden
worden; dat bij het rooken van het vleeschhetzelve
zoogenaamd lieet gerookt moet wordenen bij het
pekelen zeer langongeveer twee maandenin den
pekel gehouden wordendat na het bereiden van het
varkensvleesch alle bloedige roodheid moet verdwenen
zijn; dat raauw varkensvleesch, raauwe ham of worst,
nooit zonder gevaar kunnen gegeten worden en
dat de zorg voor behoorlijk koken en braden van het
varkensvleesch op de aangegevene wijze, zeker de
voornaamste voorzorgsmaatregel iswaarop het rooken
en pekelen en vervolgens het mikroskopisch onderzoek
volgt, waarop men het echter in geen geval alleen
mag laten aankomen.
En opdat zulks algemeen bekend zijzal deze wor
den afgekondigdaangeplakt en geplaatst in de Goes-
sche Courant.
Gedaan te Goes, den 23 Maart 1867.
Burgemeester en wethouders van Goes,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
•Ralr HI~m n.T~ Ing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
gezien hebbende het schriftelijk verzoek aan heeren Gede
puteerde staten gedaan door ALEXANDER LEEN-
DERT DEN HARTOG, bakkersknecht alhier, om
in het huis wijk C. no. 100, kadastraal sectie D
1422, een BAKOVEN te stichten.
Gelet op het koninklijk besluit van den 31 Janu-
arij 1824, (staatsblad no. 19), mitsgaders op het be
sluit van heeren gedeputeerde staten dezer provincie,
van den 7 October 1842, no. 17, (provinciaal blad
no. 98).
Overwegende dat tot het opmaken van proces-ver
baal de commodo et incommodo, gevorderd bij art.
4 van welgemeld koninklijk besluitde eigenaars en
bewoners der naastgelegene panden in hunne belan
gen moeten worden gehoord en dat het tevens nuttig
kan zijnom een ieder in de gelegenheid te stellen
zijne bezwaren aan het gemeente-bestuur kenbaar te
maken.
Brengen bij deze ter kennis van een ieder die daarbij
belang kan hebbendat de adressantbenevens de
eigenarenbewoners en gebruikers der nabij gelegene
eigendommen zijn opgeroepen om op Zaturdag den
30 Maart aanstaandedes namiddags ten een ure,
voor burgemeester en wethouders in hunne gewone ver
gaderkamer, ten raadhuize te verschijnen, ten einde
ter zake voorschreve in hun belang te worden ge
hoord en dat te gelijkertijd aan een ieder die zulks
mogt verlangen de gelegenheid zal gegeven worden
om zijne bezwaren daartegen op te geven, ten einde
in het proces-verbaal vermeld te worden.
En zal hieraan door insertie in de Goessche Cou
rant publiciteit gegeven worden.
Gedaan ten raadhuize van Goesden 23 Maart 1867
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Wanneer wij eens voor een oogenblik aan
nemen, dat de omstandigheden werkelijk vor
deren, om op de vermeerdering van 's lands weer
baarheid bedacht te zijn en dat de millioenen,
die thans door de kamer toegestemd worden,
om onze strijdkrachten te vermeerderenwaar
lijk noodig zijn en wel terstond moeten aan
gewend worden, dan moet het toch de aandacht
trekkendat onze verbeterde kamer zich zoo
gemakkelijk toont om over de geldelijke krach
ten der natie te beschikken, en dat bij elk punt
meer of min duidelijk uitkomt, dat vooringe
nomenheid met het kabinet, zucht om tot eiken
prijs (zelfs tot die van millioenen) dat te hand
haven hen bezielt, die zich door den oorlogs
minister laten leiden.
Het is zoo juist, wat de heer Godefroi gezegd
heeft, dat in vroegere jarenals er sprake was
van versterking onzer marine en van ons leger
de conservatieve partij zichals een inert
blok, op eiken weg van vooruitgang en verbe
tering als struikelblok liet vinden. De conser
vatieve mannen waren toen zoo bezorgd voor
de natiedat zij elke kostbare verbetering een
offer meenden, waaraan niet kon worden ge
dacht en buiten de kamer waren juist zij, die
nu door de schoolwet-agitatie enz. in de kamer
gedreven zijnde eersten om brand en moord
te roepenals er maar van verre op leger- of
marine-verbetering gewezen werd en van hooge
begrootingen daarvoor gesproken.
Men ga nu eens de redevoeringen na over
deze begrooting gehouden. Wij bedoelen niet
die der oorlogs-specialiteiten die de zaken au
fond kunnen behandelenmaar de redeneringen
van hendie ook al over dit hoofdstuk hebben
medegesproken, zonder eenige kennis van zaken,
zoodat men er bijna toe komen zou, om te ge-
looven, dat het hun noodlot is, dat zij nooit
zwijgen kunnen. Zij hebben dan ook allerlei
kwestien er bij gebragt, die er niet of weinig
bij behoordenmaar ze hebben allen duidelijk
doen uitkomen, dat, schoon ze in sommige op-
zigten wel voor de amendementen warenzij
er toch tegen stemden, uit vrees van de voor
werpen hunner liefde te zullen mishagenmis
schien ze te moeten missen. Het geheele debat
geeft de verzekering, dat de meerderheid, die
in ministerieelen zin beslist, onder appél staat en
nu en dan zelfs hare overtuiging ten offer brengt,
omdat het ministerie zulks wil. Vroeger sprak
men dikwijls van »den meestervan slaafsch
volgen en dergelijken, maar nooit ging een
groot deel der vertegenwoordigers zoo aan den
leiband als thans, nu het de schering en inslag
is; alles willen wij beamen of ontkennen, als
dit ministerie maar blijft.
Misschien bewijst die ietwat servile meerder
heid aan het vaderland eene groote dienst. Wij
bedoelen niet, door het van veel geld te ontlas
ten en met groote oorlogs-toerustingen te be
zwaren, want dat zal de tijd nog moeten leerën,
maar zij leert ons gevolgtrekkingen maken die
nuttig zijn en wij, kinderen van het oogenblik,
beoordeelen doorgaans de dingen meest naar
hetgeen onder ons bereik valt. Waarom zouden
wij dan de goede zijde niet zoeken. Wij willen
het hopen, dat zij, die nu spelen met den volks
rijkdom, eens zullen blijken het volksgeluk te
hebben bevorderd; maar dan zal het toch altijd
jammer zijn, dat zulks niet vroeger geschieden
kon, omdat dezelfde menschen juist daartegen
streden die er nu voor zijn. Het mag daarom
wel eens onder de aandacht worden gebragt
van hen, die meenen, dat die verbeterde kamer,
die nu het regeren mogelijk maakt en zich zoo
fiks houdt. Indien andere kamers zich zoo niet
hielden, andere ministerien met deze niet rege
ren konden, was zulks alleen daaraan toe te
schrijven, dat de menschen die onder een
ministerie huiten hunne partij, met ellen lange
redevoeringen neen! zeiden, nu waar zij een
ministerie uit hunne partij voor zich zien, zon
der een enkel woordja, ja! roepennog voor
het oogenblik der stemming gekomen is.