tttf. DI>'0Sl).4<i ld MAART. 548le Jaargang, COURANT. •■-h L •-'• 1-S»*.; >>/V L -jfr/'l.1At? t- - Oo altgave drier Courant geschiedt Maandag en ...t Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal f 1,93. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentlSn worden a 15 et. de regel geplaats Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-H regels, ƒ1,20, behalve het zegelregt. De inzending van adrerlenliën kan geschieden lol vóór drie uren des namiddags op den dag der ullgave. .Tot dit nomrner behoort een BIJBLAD, houdende Bekendmakingen van het gemeente bestuur: 1°. Dat de tweede zitting van den militieraad, zal plaats hebben 10 April a. s. 2°. Uitnoodiging aan de militiepligtigenval lende in de termen van art. 127, om zich in tijds van de noodige bewijsstukken te voorzien. 3\ Dat de dienstpligtige lotelingen van 1867, die verlangen bij de zee-militie te dienen, vóór 1 April e. k. daarvan aangifte moe ten doen. 4'. Beschrijving voor de plaatselijke belasting op de honden. 5°. Ter visie ligging kohier van den hoofde- lijken omslag. 6°. Aanvragen tot het bekomen van grond op erfpacht. 7°. Yerbod aan personen, komende uit plaatsen waar de runderpest heerscht, om stallen, erven of weiden in de gemeenten in Gronin gen binnen te treden, op verbeurtevan geld boete en gevangenisstraf. 8°. Aanvang der werken tot afdamming van de Ooster-Schelde en weldra onbevaarbaar water tusschen Krabbendijke en Woens- drecht. WE SCHATKIST TE VOL EST HET liECrEW TE HLEUV. l'n die weinige woorden schijnt men den toe stand van het oogenblik te kunnen zamenvat- tennu er van niets anders sprake isdan van de groote geldsommen, die voor de uitbreiding van marine en leger worden gevraagd. Het is goed daarbij te lelten op de redeneringen, waar mede men de beraamde plannen smakelijk wil maken. Immers nog altijd gaat men, vooral van jninisterieele zijde, -voort, om niet alleen als de hooge roeping van dit bewindmaar als de eerste en dringende behoefte des lands te noemenhet in. weerbaren toestand brengen van den dier baren geboortegrond, tot handhaving van de onafhankelijkheid des volks. Wij erkennen dat het schoon klinkt en dat zulke klanken zeer geschikt zijn, om vele gemoederen week te makenmaar wij kunnen nog maar niet ontdekkenwaaruit die dringende behoefte thans wordt afgeleid en houden ons verzekerd dat zoo een vroeger ministerie over vijf-en- vijftig millioen, alleen voor's lands verdediging, gesproken had, men daarin niets anders zou gezien hebben dan een doelloos bezwaren van •de natie. Er wordt wel veel gesproken van ■dingen die mogelijk zijn, maar de bewijzen yoor de waarschijnlijkheid blijven uit en on- dertusschen staat het te vreezendat door de medewerking der volbloed-ministerieelen en der .oorlogsspecialiteiten, aan de natie die last zal worden opgelegd, terwijl de mannen in het parlement het nog geheel oneens zjjn, of het vaderland, ook met die vermeerderde strijd krachten al dan niet te verdedigen zal zijn. Naar ons inzien heeft de heer van de Putte te- regt er op gewezendat de agitatie in'zekeren zin door de regering werd gevoeden de ge voeligheid, die de minister van oorlog daarover aan den dag legdeheeft veeleer dat denkbeeld versterkt, dan den indruk weggenomen door ministerieele redevoeringen gegeven. Blijkbaar moet het ministerie populair worden door het in orde brengen van de defensie-middelen en, de eenige grond waarop dit te verdedigen valt is de vrees, die men algemeen wil maken. Wij durven echter twijfelen of de natie, juist daardoor, tot de aanbidding van de goden van het Dagblad zal worden gebragt. Indien het waar iswat het ministerieel orgaan zegt, waar het in strijd met vroegerebeweringen, toen de natie blind, doof en slapend was, zegt, »dat geene zoo verlicht is en geen volk in massa zoo nadenkendom gevolgen te be- oordeelen naar de oorzaken," dan zal dat volk. ook als het onder dien millioenenlast bukt met reden vragen, wat de oorzaak daarvan was; en waar het geen ander antwoord krijgen kan, dan dat daardoor een ministerie moest gered worden, daar vindt het zeker de oorzaak wat onbeduidend voor zulke gevolgen. Wanneer de ministerieele plannen doorgaanom de strijd krachten zoo groote uitbreiding te geven en zoovele nijvere handen worden daardoor aan den arbeid onttrokken (de minister van marine spreekt van eene vermeerdering met 2000matro- zendie gemakkelijk te vinden zijndan zal de natie in dubbele mate gevoelen, dat die legervermeer- dering, die gevorderd wordt, haar van meer dan van geld berooft. En wanneer eens werkelijk het gevaar naderde en een magtig vijand tot den strijd noodzaaktewij twijfelen er niet aan of ons vergroot leger zou den ouden roem hand haven maar daarom nog niet bestand zijn tegen de zooveel grootere magt als men tegen over dat leger ontwikkelen zou. Men moge er den spot mede drijven, wanneer niet-ministerieele afgevaardigden op die bezwaren wijzenen zich tegen zoo kostbare plannen verzetten, maar als het zoover komen moetdat men ons die geduchte lasten oplegt, om een droombeeld na- tejagen, dan zullen de oogen open gaan ook van hen, die nu blindeling medegaan, omdat men hen met misleidende redenen daartoe dringt. Het kabinet vindt daarbij maar al te gediens tige handlangers in sommige leden dieom dat zij eenmaal het er op gezet hebbenom dit kabinet in het leven te houdensoms met scherpe en niet altijd met afdoende redenen, de ministerieele plannen toejuichen.De verbeterde(?) kamer dreigt zoodoende eene zeer dure kamer te wordenen men mag het niet voorbijzien. dat juist daarom vroegere kamers aarzelden tot uitbreiding der strijdkrachten over te gaan, omdat zij daarin eene al te groote inkrimping der finantieele krachten zagen. Maar dat be lang weegt nu niet meer; het ministerie schijnt alleen te bestaanom het defensie-wezenen het defensie-wezen blijkt te zijnom het mi nisterie. En toch die discussie over de enorme ver hooging van de cijfers voor marine en oorlog, heeft eene heldere zijde en geeft aan allen te zien, met welke onwaarheden de partijdie nu aan het doordrijven is, zich den weg tot het gezag heeft gebaand. Het bewind trad op met indirecte smaadredenen tegen voorgan gers die de finantien in desolaten staat hadden gebragt; het werd daarbij gesteund door de conservatieve partijdie in koor herhaalde wij gaan te gronde! En thans? Men hoore den minister van finantien, denzelfden, die bij zijn optreden zóó bezorgd was en die nu ver kondigt dat als er buitengewone uitgaven ge daan zijn er nog zal overblijvenen die dan ook de aanvragen zijner ambtgenooten onder steunt, alsof hij nu bezorgd was dat de schat kist te vol zoude worden. Men hoore den heer Wintgensden feilen bestrijder van vroegere ministeriengaan de regeringsplannen door zegt hij dan een vermoedelijk tekort op de begrooting voor dit jaar, van p. m. 3,000,000, maar de belastingen over het vorige jaar hebben reeds 2millioen meer opgebragt en gaat die progressie in dit jaar voortdan is het tekort reeds gedekt. Zoo constateert genoemd conser vatief lid den vooruitgang onzer inkomsten en geeft niet onduidelijk te kennendat hij voor de toekomst goede verwachting heeft. Immers als eenmaal het defensiewezen zoo kolossaal is uitgebreiddan dient het ook in dien staat onderhouden te worden en het is alzoo geen voorbijgaand bezwaar, waaraan men de schat kist waagt. Dit zullen de mannen die zoo vrijgevig over millioenen beschikken, ook wel berekend hebben. Waar blijft dan nu het be wijs voor dat wanbestuur, dat ons ten verderve voerde en hoe zal onze finantie-specialiteit het maken, als hij, die met zooveel angst de porte- feuile aanvaardde, nu uit de kas durft te putten als of er geen doorkomen aan was. Wij ver trouwen dat allen het zullen opmerkenhoe tegenstrijdig de redeneringen en handelingen der regeringspartij zijn maar werken gaarne mede om er de aandacht op te vestigen en ge- looven, dat als de gevolgen zich gevoelen doen, het volk met weinig ingenomenheid ervaren zal, dat het nooit duurder ministerie haddan hu redders van het gelukkig nog niet bedreigde vaderland zich op het kussen wisten te brengen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1