is®!. N". a<r. VRIJDAG 8 MAART. 54,te Jaargang. BINNENLANDSCHE BERICTEIM. ~«es^ h '-Uüm f om» <tv GOESSCHE COL RAAT. Oe uitgave demer Courant geschiedt Maandag n Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. l*rys per kwartaal f 1,30. fr. p. p. ƒ1,00. «ewoue advertentlfin worden a 16 et. de regel geplaatst dehoorte-, huwelijks- en doodbqrlgten van 1-6 regels, a J' 1,30 behalve het zegelregt. De inzending ran adrerienliën kan geschieden tot vóór drie uren dee namiddags op den dag der uitgave. Onder het opschriftveen verminkt konink lijk besluit," deelt de Java-Bode van den 19 January 11. een feit mededalzoo het in de daad heeft plaats gevonden zonder voorbeeld in de politieke geschiedenis van Nederland zoude zijn en eene nieuwe bijdrage leveren tot juiste waardering van den eerbied dien conservatieve staatslieden koesteren voor de regten des konings en de praerogatieven der kroon, waarover zij altijd en overal als eene hun uitsluitend toebe- hoorende deugdden mond vol hebben. Volgens de Java-Bodezou de heer Mijer als gouverneur-generaal van Neerl. Indie, in de officieele Javasche Courant xan den 15 Januaiij jl.(Staatsblad no. 6) het koninklijk besluit van den 7 November 1866, litt. K. 4, opgenomen inde Nederl. Staats-Courant dd. 26 Nov. 1866, hebben afgekondigd, doch met weglating van eene geheele zeer belangrijke zinsnede, en des niettemin onder dat aldus verminkte besluit 's konings naam en dien van den contrasigne- renden minister van koloniën doen plaatsen in weerwil, dat het besluit aldus, in den vorm zoo als het wordt afgekondigd, niet door Z. M. genomen is. Als de mededeeling juist iszou hier door den gouverneur-generaal niet meer of minder dab'"'s konings oiidérteekening gebruikt zijn onder een niet door den koning genomen be sluit en alzoo, buiten 's konings weten en tegen zijnen wil over zijnen naam beschikt, om eene verordening, dien het den heer Mijer behaagd had aftekondigen, de kracht van koninklijke ordonnantie te geven. »Dit feit" zoo zegt de Java-Bode verder geeft aanleiding tot bedenkingen, zoo gewig- tigdat wij bijna voor onze eigene overtuiging terugdeinzen en ons onwillekeurig afvragen »of het wel mogelijk is, dat, wat wij met onze »oogen waarnemen, in werkelijkheid hebbe plaats gehad. »Het geldt hier toch niet minder dan eene handeling van de Indische regering, waartoe geene bevoegdheid bestaat, waartoe geene be- »voegdheid kan bestaan of zelfs in de verste verte denkbaar iseene handelingwaarvan wij de regtskundige kwalificatie, uit eerbied voor het gezag, in onze pen terughouden, doch »die feitelijk hierop neer komt: verminking van »een koninklijk besluit door afkondiging van »een besluit als door den koning genomen, dat, »zoo als het daar ligt, niet door den koning genomen is." Wij voor ons bepalen ons voor het tegen woordige bij de uitdrukking onzer hoop dat nader licht over de zaak moge verspreid wor den. Wij zijn geene bewonderaars van den heer Mijer en van den mandie zich in Julij 11. aan Z. M. liet voorstellen als de aangewezen persoon, om de koloniale kwestie op te lossen, en tot daags vóór zijne benoeming tot gouver neur-generaal van Neerl. Indie de houding aan nam als of dat werkelijk zijn voornemen was, kan men zich op veel verrassends verwachten, doch tot het plegen van eene daadals ons door de Java-Bode wordt medegedeeldaarze len wjj zelfs den heer Mijer in staat te rekenen. Het Dagblad beweertdat de 21 stemmen die zich tegen de begrooting voor justitie ver klaarden tegen de 44 die haar steunden de ware maatstaf zijn voor de kracht der politieke partij in de tweede kamer. Wat verder echter, in hetzelfde nummer, beweert het, dat de kracht der oppositie, die hij de radikale partij noemt, zich reduceert tot een getal van 30 leden, dus reeds 9 meer dan er eerst opgegeven waren. Wij blijven gelooven dat uit de stemmingen een geheel ander resultaat moet worden getrok ken en dat het hoe langer hoe duidelijker wordt, dat het ministerie wel verre van op eene meer derheid (het Dagblad zelf spreekt van eene kleine meerderheid en geeft zich zeiven daarmede een démenti tegenover de herhaalde bewering dat deze kamer het bewijs is, dat de meerderheid der natie het kabinet ondersteunen wil) te kunnen rekenen, alleen drijft op een klein getal stemmen dat om allerlei redenen tusschen de partijen dobbert en zich even gemakkelijk aan de eene als aan de andere zijde kan scharen. Er behoeft slechts eene of andere kwestie voor te komen, waarover verdeeldheid bestaat in het kamp der zoogenaamde ministerieelen, en het nationaal ministerie zal het hard te verant woorden hebben, om geene andere voorspelling te wagen. Onderwijskoloniën en zoo veel meer, moet nog aan de orde komen, waarbij de regering alles behalve zeker zijn kan van haar overwigt. Plooit zij zich naar de wen- sehen en beginselen van de eene of andere partijzij loopt groot gevaar het kleine maar overwegende aantal stemmen te verliezen waarvan zij de zege verwachten moet. De vol gende dagen zullen ditvertrouwen wijbe vestigen, maar reeds mogen wij er op wijzen, dat het ministerieel blad van de kleine meer derheid sprekende er bij voegt: dat het van de regering zal afhangenom die stemmen te bewarenzoodat er weinig kans isom zich te verheugen, als of de toekomst van dit ka binet van specialiteiten verzekerd was. De op merking daarvan krijgt te meer gewigt, wan neer wij er op lettendat het ministerie eenige uitmuntend werkende stem-machines gewonnen heeftdie met vaderlijke bezorgheid de minis- terieele schreden bewakendat desniettegen staande slechts bijkomende redenen tot hiertoe de overwinning gaven en dat de lofbazuin van het kabinet nog voortdurend ernstige vermanin gen geven moet om het in het regte spoor te doen blijven. De ruimte ontbreekt ons om uitvoerig te spreken over de discussienmet betrekking tot het al of niet bestaan van departementen voor de onderscheidene eerediensten. Die dis cussien waren zeker gewigtig en soms zonder ling genoeg, om er eene rijke stof aan te ont- leenen. Wij wijzen er alleen op, dat twee minis ters (volgens het ministerieel orgaan) den moed hunner overtuiging toonden, door te beweren, dat die departementen moesten hersteld worden. Van wélke gehalte die moed waszal blijken, wanneer zij al of niet een voorstel doenom weder interigten, wat zij als dringend noodza kelijk oordeelen. Zij hebbenzooals men zegt, eens een balletje opgeworpen, om de kamer te polsen, maar wij vreezen, dat zij niet veel wijzer geworden zijnbij de vele tegenovergestelde motieven zoowel bij voor- als bij tegenstem mers. Indien het kabinet de stemming be schouwde, als eene aanwijzing van het gevoelen over hun planwas de meerderheid van zes stemmen zeker al zeer zuinig. Er is in de laatste dagen van alle kanten geklaagd, dat de kamer met hare motie-de batten zooveel tijd verspildemisschien zou men nu kunnen klagen dat zij de zaken met den stormpas afdoet. Wij gelooven dat er voor het eene ev$n weinig grond was als voor het andere. Bij de uitvoerige politieke discussien heeft ieder zijn standpunt kunnen preciseren en daardoor wordt voor het vervolg veel bekort. Men kan toch niet zeggendat bij de nu af gehandelde begrootingen niet met ernst en naauwkeurigheid op alles is gelet. Maar wat ieder in het oog moet vallen is, dat de on derscheidene ministers, bij het beantwoorden der gemaakte bedenkingen, een tal van be loften voor de toekomst hebben gedaan. Ook daardoor werd langere discussie afgesneden. De tijd- zal moeten leeren, of die beloften wer kelijk de vervulling zoo nabij zijndan wel of zij meest dienen moesten, om de aanhan gige wetten te doen aannemen. De heer van Kerkwijkeen der negen-en-dertig verjaagden, maar thans, bij de stemmingen, mi nisterieel lid der kamer, wil de departementen van eeredienst hersteld hebben, ten einde poli tieke mannen, die wegens gemis aan speciale kennis, niet voor andere departementen in aan merking zouden komen, zitting te doen nemen in het kabinet en dit daardoor te versterken. Nieuwe departementen dus, tot bezwaar der schatkist, enkel om meer ministers te hebben. Waarom dan nietlliever ministers zonder porte feuille? Zouden die departementen dan geene specialiteiten noodig hebben en dat in onzen tijd? Waar zou de grens dan zijn voor de oprig- ting van nieuwe departementen en voor de uitbreiding van den ministerraad, indien dit be ginsel werd aangenomen. Wij meenen ook, dat de heer v. K. in zijne zucht om het ministerieel denkbeeld aan te prijzen weinig vleijend was voor het kabinet, dat, immers naar het ge voelen der ministerieelen, niet meer door spe cialiteiten behoeft te worden versterkt. Goes, 7 Maart 1867. De zitting der tweede kamer van Dingsdag is uitsluitend gewijd geweest aan de behande ling der begrootingswet voor R. K. eeredienst. Vooral is daarbij ter sprake gekomen de vraag: of herstelling der departementen wenschelijk wasen daar de minister zich daar voor ver klaarde rees de vraagof men zijn gevoelen dèelende voor of tegen deze begrooting stem men moest. Onderscheidene leden hebben het woord gevoerd en hunne zienswijze verdedigd. Conservatieven stemden met liberalen tegen en

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1