1867. N». 17.
DINGSDA<* 26 FEBRUARIJ.
548te Jaargang
■UI
C<*«<
GOESSCHE COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prya per kwartaal f 1,9». fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels',
a f l,SO behalve bet zegelregt.
De inzending van advertentien kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der «itjnre.
Boli.encimali.ing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
gezien hebbende het schriftelijk verzoek aan heeren Gede
puteerde Staten gedaan door JACOBUS CLEMENT
bakkersknecht alhierom in het huis wijk B 149
kadastraal sectie D 970, een BAKOVEN te stichten.
Gelet op het koninklijk besluit van den 31 Janu
ary 1824, (staatsblad n 19), mitsgaders op het be
sluit van heeren gedeputeerde staten dezer provincie,
van den 7 October 1842, no. 17, (provinciaal blad
n®. 98).
Overwegende dat tot het opmaken van proces-ver
baal de commodo et incommodogevorderd bij art.
4 van welgemeld koninklijk besluit, de eigenaars en
bewoners der naastgelegene panden in hunne belan
gen moeten worden gehoord en dat het tevens nuttig
kan zijn, om een ieder in de gelegenheid testellen
zijne bezwaren aan het gemeente-bestuur kenbaar te
maken.
Brengen bij deze ter kennis van een ieder die daarbij
belang kan hebbendat de adressantbenevens de
eigenaren bewoners en gebruikers der nabij gelegene
eigendommen zijn opgeroepen om op Zaturdag den 2
Maart aanstaande, des namiddags ten een ure, voor
burgemeester eir wethouders in hunne gewone ver
gaderkamer ten raadhuize te verschijnen ten einde
ter zake voorschreve in hun belang te worden ge
hoord en dat te gelijkertijd aan een ieder die zulks
mogt verlangen de gelegenheid zal gegeven worden
om zijne bezwaren daartegen op te geven, ten einde
in het proces-verbaal vermeld te worden.
En zal hieraan door insertie in de Goessche Cou
rant publiciteit gegeven worden.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 23 Eebr. 1867.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Het bekende stuk in het Tijdschrift voor
Indiewaarop wij een en andermaal wezen
heeftzooals bekend isin hooge mate de be
langstelling opgewekt van den minister van
koloniënen aanleiding gegeven tot een schrij
ven van hem aan de redactie van dat tijdschrift,
waarvoor de natie hem dank verschuldigd is. De
minister heeft toch daardoor boven allen twijfel
verheven, de echtheid der medegedeelde beschei
den en de waarheid bevestigd, dat de heer Mijer
in het bezit van Indische adviesen was, toen hij
zich beklaagdedie nog niet ontvangen te heb
ben. Wij zullen verder aan deze geschiedenis te
danken hebben, dat de minister voortaan niet de
publiciteit onthoudt aan zoodanige stukken, als
dienen kunnen, om de zaken en belangen van
Indie in het regte licht te stellenwant hij
zal zich zeker beijveren, om aan het verzoek
der redactie te voldoen en medewerken aan alles
wat een billijk oordeel bevorderen kan. Het
ministerieel schrijven was eindelijk ook de ge-
reede aanleiding, dat de heer van de Putte zich
bekend maakte als den persoondie de bewuste
bescheiden had verstrekt, zoodat de natie nu
ook weet aan wien zij het te danken heeft,
dat de sluijer voor haar werd weggenomenen
dat zij nu in kennis is van zakendie zij regt
had te weten. In elk opzigt heeft de brief
van den heer Trakranen groote diensten bewe
zen en mag het een gelukkig oogenblik in zijn
leven genoemd wordenwaarin hij het plan op
vatte om dien brief te schrijven. Wij zouden
er nog kunnen bijvoegen dat wij dien ten
gevolge in het genoemde tijdschrift nu voortaan
eene rubriek zullen vinden voor officieele me-
dedeelingenhetzij dan van den minister zeiven
afkomstighetzij uit Indie aan de redactie ver
schaft. Maar de ruimte ontbreekt ons thans,
om over al de heilzame gevolgen van 's ministers
brief uitteweidenwij voegen er dus alleen nog
bijdat diezelfde briefen vooral het twistge
schrijf daaroverde heilzame uitwerking gehad
hebben, dat alom het nadenken werd opgewekt,
over het stelsel van geheimhouding, door deze
regering in bescherming genomenen dat zelfs
zij, die in hunne wijsheid het openbaar maken
der bewuste stukken afkeurenhet feit moeten
erkennen, dat de waarheid eerst nu aan het
licht is gebragt. Wij zouden de lezers van het
Bijblad wel durven aanradenom zich ook op
het tijdschrift voor Indie te abonneren, want
indien voortaan de minister al niet daarhenen
verwijst, zal het misschien toch wel tot nadere
opheldering van ministerieele redevoeringen kun
nen dienen.
Het stilzwijgen is eindelijk afgebroken en
reeds meer dan een der 39 mannen van Sep
tember heeft rustig en krachtig geprotesteerd
tegen de handelingen van het ministerie. Wij
zullen niet weder zeggenhet komt vrij laat;
maar liever ons verheugen, dat er met kalme
waardigheid gesproken wordt ter verdediging
van 's volks vrijheden en de regten der kamer.
De ministerieele leden vinden meestal geene reden
om retrospective beschouwingen te geven en,
gehoorzamende aan het ministerieel bevel, laten
zij de zaak maar liever rusten. Des te meer
verblijden wij ons over de flinke houding van
minder gehoorzame leden en zij mogen er van
verzekerd zijn, dat hun woord weerklank vindt
in het landdat velen met hen geen vertrou
wen kunnen schenken aan een kabinet, met
zulke antecedenten. Wij willen daarom vol
strekt nietdat men reeds a priori zal afkeu
ren, wat van dit ministerie voortkomt, maar
zouden ons zeer bedriegen, indien niet de uit
komst leerdedat het ministerie slechts door
geringe meerderheid zich staande houdt. Even
min zouden wij wenschendat het tot eenig
conflict kwam bij de algemeene beschouwingen
en gaarne nemen wij nota van de verzekerin
gen, dienaangaande door tegenstanders van het
ministerie afgelegd. Het is de tijd nog niet, om
zoodanig conflict te provoceren en de rustige
houding der anti-ministerieelen is de beste be
schaming der vleijende volgmannen. Het ka
binet zou waarschijnlijk wel wat anders wen
schen maar het zou jammer zijn, als het den
tijd niet hadom bij eiken stap te ervaren
dat het geen vertrouwen geniet en dat- het
slechts kan staande blijven, als de oogendienaars
gehoorzamen, de vreesachtigen mede gaan en
de magtigen zwijgen, omdat hun tijd nog niet
gekomen is.
De begrootings-discussie heeft ons ook het
genoegen verschaft, om kennis te maken met
enkele leden der kamerdie tot hiertoe onder
de zwijgende steunpilaren behoorden. Zoo heeft
de heer Bichon op den voorgrond gesteld, dat
hij noch liberaal, noch conservatief is, en daar
hij slechts deze twee rigtingen schijnt te ken
nen, volgt daaruit, dat hij niets is, alleen voor
stander der historische school, eene kwalifikatie,
die rijker is aan stof tot gissingen dan aan
juiste bepaling van hetgeen zij bedoelt. Wij
nemen daarom de vrijheid, om aan die historische
school te denkenwier leerlingen zich steeds
onderscheiden hebben, door de herhaling van
hetgeen anderen zeidenmet bescheidene ont
houding van het mededeelen van eigen inzig-
ten of nieuwe denkbeelden, en die daarom ook
geene pretensie maakt op het voorregtdoor
den heer Bichon aan deze regering conditioneel
voorspeldde dank en liefde des volks, nu en
bij de nakomelingschap
Wij hadden ook het genot nadere kennis te
maken met den heer de Casembrootdie be
weerde, dat als er ongeregeldheden in het land
komen, de voorstemmers der motie Keuchenius
niet in het eerste gelid zullen staan om de orde
te herstellen. De heer Moens heeft bereids die
bewering tegengesproken, en wij zijn niet strijd
lustig genoeg, om de partij voor de overige 38
optenemen, maar wij vragen bescheidenlijk wat
de natie denken moet van hare vertegenwoor
digers, wanneer deze openlijk elkander beschul
digen van ongeregeldheden indirect uittelokken
en dan niet te willen medewerken tot herstel
der orde. Misschien behoort een en ander tot
dien hoogen parlementairen toon, die niet ieder
een bevatten kan maar wij zouden voor de
kamer en voor de rust des volks wenschen,
dat er in meer eenvoudige taal gesproken
werd. Zoo begrijpen wij ook niet, wat de heer
de Casembroot bedoelt, als hij zegt, dat in ons
land eene traditioneele eerbied heerscht voor
den koning. Mag de vorst zich niet meer toe
eigenen dan dat, het is zeker van luttel waarde.
Maar dan is ook elk bewijs van dien eerbied,
zelfs bij hen die in het eerste gelid rond den
troon zich scharen, niets anders dan de vrucht
van gehechtheid aan eene traditie. Wij hadden
altijd gemeend, dat ons volk uit innige over
tuiging dien eerbied koesterde en betoonde, en
zeker zullen velen met ons protesteren tegen
het gevoelen, dat de eerste deugd van ons volk
slechts traditioneel is. Maar de regering, door
den heer de Casembroot bij herhaling de geachte
regering genoemdzal zich moeten wapenen
op de teleurstelling, dat die achting, met eerbied
voor den koning naauw verbonden evenzeer
slechts vrucht der traditie is en wij houden
het ministerie voor te positief om daarmede
tevreden te wezen.