1867. N°. 14. VRIJDAG 15 FEBRUARIJ. 54"te Jaargang. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. ■s^§« GOESSCKE CO I RAM. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per Kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 ct. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-0 regels, a ƒ1,30, behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave Om meer dan eene reden ziet de natie, met gespannen verwachting, uit naar de diseussien in de tweede kamer. Zij leeft nog altijd onder den indruk der dingendie gebeurd zijnen zij wenschtdat luide worde uitgesproken hoe weinig die in overeenstemming waren met haren wensch, met haar regt. Zij wil licht laten opgaan over den staat der finantiendie nu eens als hopeloos wordt voorgesteld, dan weder schijnt toetelatenwat nog kort geleden onraadzaam werd geacht. Zij vraagt wat er worden zal van werken, die voor de ontwik keling van het nationaal welvaren dringend noodig zijn, maar waartegen eene vreemde mo gendheid zich verzet. Een tal van zaken moet door dit ministerie worden toegelichtzal het vertrouwen voor de toekomst inboezemen. Maar boven en voor alles is het oog gevestigd op den minister van koloniënwant de koloniale kwes tie moge schijnbaar op den achtergrond getre den zijn, door al de verwikkelingen waarin men ons heeft gebragtmaar in de daad blijft zij de hoofdzaakwaarop aller aandacht moet gerigt wezen. Het behoeft niet meer gezegd te worden, dat deze aangelegenheid in verband staat met onze teederste belangenmaarbij de onzekerheid die omtrent den loop der zaken bestaatis het natuurlijkdat er groot verlangenwij zouden haast zeggen een zekere drift, wordt waarge nomen om te wetenwelke beginselen bij het bestuur onzer koloniën voortaan zullen heerscken. De tegenwoordige minister is nog slechts be kend uit enkele mondelinge en schriftelijke verzekeringen, door hem aan de kamer gedaan. Die verzekeringen zijn niet bevredigend voor hendie nog altijd geloovendat het vasthou den aan het bestaande stelseleven verderfelijk is voor Nederland als voor Indie. De laatste maanden hebben echter geleerd, dat men op gegeven verzekeringen niet te veel bou wen moetdat allerlei overwegingen leiden kun nen tot eene transactie, die soms uitmuntend isom een bepaald doelvoor het oogenblik te bereiken, maar die altijd ten nadeele komt van hem, die er zich van bediende, die, ter wijl zij geene der partpen bevredigt, ook niets goeds stichten kan. Reeds ligt daar bij de kamer een wets-ont- werpomtrent de uitgifte van gronden op Java, dat wel eens blijken kon het struikelblok te zijndoor mr. Mijer voor de voeten van zijnen opvolger achtergelaten. Spoedig misschien zullen berigten uit Indie den minister verzekerendat zijne theorien op Java niet worden gedeeld, en wat zullen wij dan zien? Verloochening van beginselen voor onvermijdelijke noodzakelijkheid, of wijken voor eene zienswijze, die men niet kan deelen? Het is verder zeer speculatief, hoedanig de verhouding zijn zal tusschen den nieuwen mi nister en den nieuwen gouverneur-generaal. Zij zouden eenstemmig denken, is er gezegd, maar al aanstonds stuiten wij op de weife lende houding van den laatstengedurende de laatste maanden en de verklaringen van den eersteno. a. in zijn antwoord op het voor- loopig verslag der kamer. Het zou geen won der zijn, wanneer de nieuwe landvoogd in Indie aan meer liberale beginselen gehoor leende, natuurlijk alleen om het belang der kolonie, maar de nieuwe minister, gesteld dat hij zich met iets liberaals verzoenen konzit daar onder het oog en onder de magt der partijzonder welke de behouder niet kan behouden worden. Doch welke ontwikkelingen wij in dit alles ook te gemoet gaande natie wenscht ook te weten in welke rigting de thans bestaande tweede kamer omtrent de beginselenin het Indisch bestuur te volgen, beslissen zal. Het is thans zekerdat mr. Mijer in der tijd zich in de kamer redde, met te zeggendat hij geen bepaald advies uit Indie hadterwijl dat van den raad van Indiein zeer duidelijke bewoor dingen bij zijn departement was ontvangen. Dat advies was onbepaald gunstig voor de zaak, de afschaffing der heerendiensten die de conservatieven niet wilden en die mr. Mijer daarom niet vasthouden kon. Zal de heer Trakranen dat ook ignoreren, en zoo neen kan hij dan de schorsing der ordonnantie tot die afschaffing goedkeurenalleen omdat zijne partij zulks wil En zoo komen wij als van zeiven tot de oude vraag terugzal het dwang- stelseldat Indie uitput ten bate van onze schatkist volhouden? Eene vraag die men heeft reeds zoo lang geroepen dat zij uitgemaakt worden moet die thans dan ook wel vóór anderen dient te worden behandeld en beslist. Men heeft de vraag omtrent het lot der bo vengenoemde ordonnantie het magtspunt ge noemd der koloniale politiek van het oogenblik. Dat denkbeeld is klaar en overtuigend uiteen gezet door eenen ongenoemden schrijver in het tijdschrift van Neerlandsch Indie en daar uit overgedrukt. Wij wenschten dat allen, die in de zoo gewigtige koloniale kwestie belangstellen, dat lazenom regt op de hoogte te zijn, ook bij de aanstaande diseussien in de kamer. Men kan daarin zien, hoe sedert vele jaren de meest bevoegden geoordeeld hebbendat geschieden moest, wat nu zou gebeurd zijn, zoo mr. Mijer niet met schorsing tusschenbeiden was geko men, en hoe de raad van Indie, in zijn advies over de voorgenomene hervorming, reeds den koning hulde bragtomdat hij een staat van zaken zou doen ophouden, die met regt en bil lijkheid streed. De conservatieve partij schorste, door den maatregel van mr. Mijerhet stichten van een eerzuil voor den koningin de harten zijner inheemsche onderdanen in Indie. Doch wij kunnen thans daarover niet verder uitweiden en stellen ons daarom voorbij eene volgende gelegenheid, onze lezers nader in kennis te stel len met den inhoud van het belangrijke stuk, dat over personen en zaken met grond en met juistheid doet oordeelen. GOES, den 14 Februari;. Dingsdag heeft de tweede kamer hare werk zaamheden hervat. Eenige wetsontwerpen zijn bij haar ingekomen, waaronder dat op de schut terijen en een tot vaststelling van de wetboe ken van strafvordering. Na het trekken der afdeelingen zijn tot voorzitters benoemdde heeren DullertThorbeckevan der Linden Rochussen en Geertsema. Voorts zijn de onder voorzitters en de commissie voor de verzoek schriften gekozen en is de vergadering gesloten, daar niets meer aan de orde was. In de zitting van Woensdag is, na mede- deeling dat de commissien van rapporteurs met hunne eindverslagen gereed warende beraad slaging over de staatsbegrooting bepaald op aanstaanden Maandag. De heer W. van Golt~ stein vraagt verlof, om eenige vragen aan den minister te doen, over het rapport veeziekte en de interpellatie wordt bepaald op Maandag 11 ure. De minister van binnenlandsche zaken doet het verzoek, dat de kamer zich spoedig met de wet op de schutterijen moge bezighouden. De voor zitter zegt, dat de centrale afdëeling, voorne mens zijnde om spoed te makende behandeling bepalen wilde na marine en oorlog. De heer van Catwijck wil nog spoediger daarmede beginnen. Hierover ontstaat eene discussie, waaraan on- scheidene leden deelnemen en welk voorstel ten slotte aangenomen wordt met 37 tegen 13 stemmen. De voorzitter zegt nu, dat hij na der een voorstel doen zal, over den aanvang der discussie staatsbegrooting. (Per telegraaf.) De commissie van rapporteurs heeft een nieuw onderzoek noodzakelijk geacht van de hoofd stukken oorlog en marine. Reeds morgen zal dit in de afdeelingen aanvangen. Uit het kiesdistrict Zierikzee wordt ons me degedeeld dat de heer van Kerkwijkniet be danken zal voor het lidmaatschap der tweede kamer. Reeds had men eenige kandidaten ge noemd, om hem te vervangen, waaronder de heeren van BosseBlussé en anderennamen die zeker het ministerie niet lieflijk in de ooren klonken. Thans zou, door den minister van binnenlandsche zaken, aan den koning voorge dragen zijn, om de werkzaamheden van den heer van Kerkwijk als ingenieur zoo te regelen, dat door hem het lidmaatschap der kamer ge-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1