DINGSDAG 13 FEBRUARI J. 5-i" Jaargang. BINNENLANDSCHE BERICTEN. 1*67. 13. ngg AtfVE'i.is ■CS?-- GOESSCHE COI R t \T. De uitgave dezer Courant geschiedt Haandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. P'fls per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst. Ceboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels, a 1,30 behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave Bels.end.xn alclns- BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GOES, verwittigen de ingeschrevenen voor de Nationale Militie van den jare 1866, voor de ligttng van 1867, voor de tweede maaldat de LOTING der personendie aan de ligting van dit jaar moeten deelnemenis bepaald op WOENSDAG DEN 20 FEBRUARIJ 1867 des middags ten 12 ure, te Goes, in de groote geregtzaal op het Raadhuis. En worden diegenen, die redenen van vrijstelling hebben, opgeroepen, om op Woensdag den 13 te voren des namiddags ten 1 ure, te verschijnen ter secre tarie der gemeente, tot opmaking van de getuigschrif ten voor de vrijstelling wegens broederdienst of als eenige wettige zoon gevorderd; terwijl de lotelingen of derzelver ouders verpligt zijn te gelijker tijd de bewijzen van Broederdienst bij den burgemeester over te leggen. Gedaan te Goes den 9 Februarij 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN, De Secretaris H. C. PILAAR. De regering heeft, in haar antwoord op de algemeene beschouwingen in het voorloopig ver slag der kamer, weder een beteekenende wenk gegeven van haren wensch om zoo min mo gelijk van het verledene te hooren. Dat ant woord kenmerkt zich alleen door eene herha ling van hetgeen ieder weet. Het zegt ons, wat de regering zich al niet voorstellen kan, waartegen zij opkomt enz.maar geeft niet een redelijken grond aan, ter verdediging van eene handeling die mogelijk de trots van het kabinetmaar daarom nog niet het voorwerp van de ingenomenheid der natie is. De rege ring geeft hoogen lof aan hen die alles nu maar vergeten en vergeven wilden achten; zij acht het een noodeloos ophalen, een onvrucht bare politieke strijd, om op het gebeurde terug te komen en had alles nu maar in de doos willen stoppen, om onverdeeld te genieten van den wierookdampwaarmede de vrienden het zoeken te bedwelmen. De natie moet niet meer vragen, of zij naar haren wensch wordt gere geerd zij moet de verzekering van het minis terieel orgaan gelooven, dat nooit betere rege ring in deze landen werd gezien. En de kamer wordt vriendelijk, immers indirect, verzocht, om toch dat oude te laten rustenwaarvoor het volmaakte nu in de plaats getreden is; in één woordeen lieflijk en eenparig zwijgen moet elke vrije uiting van gevoelen vervangen en het moet zijn als voorheen toen de ongeluk- kigen, die gegeesseld en gepijnigd werden, na dat genot de heeren mogten bedanken voor het genadige regt. Maar was reeds ten vorigen jare het oog des volks op de kamer gevestigd, om te weten hoe zij dacht over eene handeling, die slechts door de partij der aanbidders was goedgekeurd ge worden nu is de aandacht hooger nog ge spannen omdat men ons deed gelooven, dat eerst bij de behandeling der begrootingswetten de gelegenheid zijn zou, om zich nader te ver klaren. Wij hopen dan ookdat de herhaalde aandrang der regering, om op het afgesloten tijdperk niet meer terug te komenevenmin ingang vinden zalals de zijdelingsche wenk om vooral zoet te zijn. Het is wel gemak kelijk om te zeggen: laat ons het verledene laten rusten maar het is niet rationeel om het als onvruchtbaar in leering ter zijde te schuiven; het is niet overeenkomstig de regten van een vrij volk dat men het dus eenvoudig opdringt, wat het luide verklaart niet te willen. Wij twijfelen of de leden der kamer, die eenmaal de bekende motie aannamenberusten zullen in het antwoord der regering. Daarvoor komt het ons te weinig afdoende vooren al bevatte het ook eenig grondig bewijsdan nog zijn die leden aan zichvzelven verpligten aan de kiezers die hen afvaardigdenom tegen de nu weder verkondigde leer van het ministerie te protesteren. Wij wenschen nietdat eene lange discussie over het verledene, kostbaren tijd zal rooven, maar weldat er eindelijk eens gesproken zal worden tegenover het, nu weder herhaaldbewe ren dat er grondwetschennis heeft plaats gehad al voegt men daar ook bijdat zijdie het feit pleegden, niet van opzettelijke grondwetschennis worden verdacht. Hoe ingenomen eene regering moge zijn met hare rigtinghare talentenhare voornemenszij kan nooit kracht vinden in de stelling: dat men de geschiedenis van haren oorsprong met een heilig duister moet omge ven; zij vindt die allerminst in eene ongemo tiveerde afkeuring der daden van hendie haar zijn voorafgaan. En al wordt er ook honderd- malen gezegddat het zoo lief was van som mige leden der kamer, om maar doodstil te zwijgen, er zijn duizenden in het land, die van hunne vertegenwoordigers verlangen, dat zij krachtig en ernstig spreken zullen. Wij willen afwachtenwat in de aanstaande bijeen komst der kamer geschieden zalof de kracht der waarheid het woord op de lippen zal leg gen, dan wel of de ministerieele vermaning den mond zal sluiten. Het is kennelijk, dat de regering zich van de zaak wil afmaken. Wat zij in haar ant woord zegt, is niets anders dan eene herhaling van het bekende in een vloed van woorden. Voorts eene onnaauwkeurigheidom geen ander woord te gebruiken, die wij van de ministers niet zouden hebben verwacht. Wij lezen na melijk, dat de voorsteller der bekende motie zelf zou erkend hebben, dat zijn doel was de benoeming van den gouverneur-generaal te doen intrekken. En tochhet Bijblad is daar, om het te bewijzende voorsteller herhaalde meer malen de verzekering van het tegendeel. In dien dus de regering hare verdediging zoekt in beweringendie met het alom bekende strijdendan wordt het vertrouwen weinig versterkt, en moet men minstens aan eene onhoudbare verdediging denken. Kortom, zóó komen wij niet tot de oplossing, waarnaar zoo velen verlangend uitzien. Want al waren ook de toekomstige handelingen der regering nog veel voortreffelijkerdan zou nogen dan in dubbele matede vraag rijzenwaar uit zij is voortgekomen en door welke middelen zij zich tot hiertoe gehandhaafd heeft? Zij moge wenschen, dat men vroegere geschillen als afgedaan beschouwe, maar de natie acht het nog altijd in haar belangdat eene zaak worde uitgemaaktdie op haar vertrouwen in de toekomst zulk een belangrijken invloed uit oefent. GOES, den 11 Februarij. Door den Zeeuwschen afgevaardigden ter tweede kamerden heer G. II. Fokkeris ook eene in het Fransch geschrevene, brochure uitgege ven, over de afdamming van de Ooster-Schelde, waarin het schadelijke van deze onderneming bestreden wordt. De schrijver heeft er voor namelijk op gewezendat in geenen deele alle Belgische ingenieurs het ongunstig gevoelen zouden deelen en heeft daarbij in herinnering gebragt, de brochure van den Belgischen in genieur Kummer, die niet meer te verkrijgen is, en die geheel in den geest is van het ge voelen der Nederlandsche ingenieurs. De schrij ver heeft vooral de technische bezwaren zoeken op te lossen en isnaar het oordeel van des kundigen daarin uitmuntend geslaagd. Ook dit geschrift, zoowel als die van de heeren Lansberge en Vreedevoldoen aan eene dikwijls gevoelde behoefte, dat de zienswijze onzer Nederlandsche deskundigen mogt worden medegedeeld in eene andere taal dan de Ne derlandsche die men zich de eer geeft niet te verstaan. Doch ook voor velen hier te lande, die slechts oppervlakkig met de zaak bekend zijnis het gelukkigdat deze van alle kanten beschouwdin het licht wordt gesteld. Het geldt hier toch niet maar een Zeeuwschmaar veel meer een nationaal belang. Drie dagenvóór zijn aftreden, heeft de heer van Overstraten, gewezen gouverneur der ko ninklijke militaire akademie,eene circulaire gerigt aan ouders van kadettenwaarin zij worden verzocht hunne zoons of pupillen geen of al thans zoo weinig mogelijk zakgeld te zenden, daar zijzich gewennende aan verteringen die het door het rijk verstrekte zakgeld te boven gaanschulden maken en deze gewoonte zich ligtelijk zoodanig inwortelt, dat zij als officieren er nog de treurige gevolgen van ondervinden.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1