1867. N°. 5. DINGSDAG 15 JANUARIJ. 548te Jaargang. BiNNENLANPSCHE BERICTEIM. eSf- *3 K GOESSCHE COIIBANT. Oe uitgave deter Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,55. fr. p. p. ƒ1,80. Gewone advertentlën worden a 15 et. de regel geplaatst, fieboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels, a ƒ1,30, behalve het zegelregt. De Inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave Beli.end.mal5 Ingen. Be BURGEMEESTER van GOES, gelet op de 3de alinea van art. 7 der wet van den 4 Julij 1850 ^Staatsblad no. 37), tot regeling van het KIESREGT •en de benoeming van afgevaardigden ter EERSTE en TWEEDE KAMER der STATEN-GENERAAL noodigt de ingezetenen dezer gemeente uit om, indien zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen, •daarvan vóór den 15 Eebruarij eerstkomende ter se cretarie der gemeente te doen blijken. Gedaan te Goes, den 12 Januarij 1867. l)e Burgemeester voornoemd M. P. BLAAUBEEN. BURGEMEESTER en*WETHOUDERS van GOES, roepen een iegelijk op, welke van die gemeente over het afgeloopen jaar 1866 iets te vorderen heeft wegens •gedane WERKZAAMHEDEN, LEVERANTIEN en dergelijke, om zijne declaratie daarvan voor het einde ■der maand Februarij aanstaande bij hen in te die nen zullende diegene, welke verzuimen mogt hier aan te voldoen, zich zt 1 ven de onaangenaamheden te wijten hebbendaaruit voortvloeiende. Gedaan ten raadhuizevan Goes, den 12 Januarij 1867. Burgemeester eu wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De secretaris, H. C. PILAAR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, zullen op Zaturdag den 26 dezer des namiddags ten één ure, op het raadhuis trachten aantebesteaenin liet openbaar bij enkele inschrijving: Het HKKSiTKLLKAl van de KAAIM1IRGX, volgens bestek en voorwaarden ter secretarie dezer gemeente ter lezing liggende; waarvan locale aanwij zing zal geschieden op Woensdag den 23 te voren, des namiddags ten drie ure. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 12 Januarij 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De secretaris, H. C. PILAAR. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bij deze den ingezetenen en verdere belang hebbenden bekenddat volgens circulaire van Z. E. •den staatsraad commissaris des konings in de pro vincie Zeeland, van den 23 October 1850, A no. 6588, 3" afdeeling, (provinciaal blad no. 144,) door hen jaarlijks in de maand Januarij, aan de heeren controleur der directe belastingen en van het kadaster in Zeeland en den bewaarder der hypotheken en van het kadaster te Goes, opgaven behooren te worden ingezonden, betrekkelijk: Indijking van tegen de zeeof tegen de vrij in zee vitstroomende rivieren liggende buitengrondenont ginning van woeste gronden, droogmaking van met boezemwater bezette eigendommen, stichting van per- ceelen, geheele of gedeeltelijke slooping van gebouwen. En noodigen mitsdien een ieder dien het aangaat ■uit, om hen, door eene tijdige inzending ter secre tarie dezer gemeente, uiterlijk op den 20 Januarij 1867, van de daartoe benoodigde opgaven, voor zoo veel deze gemeente betreft, in staat te stellen hieraan zoo volledig mogelijk te voldoen; zullende diegenen welke hierin nalatig zijn, zich zeiven de nadeelen te wijten hebben, die daaruit zullen ontstaan. En opdat niemand onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd, aangeplakt en geplaatst in de Goessche Courant. Gedaan te Goes, den 12 Januarij 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. PILAAR. Nog altijd gaan de dagbladen voort, om de zaak der Schelde-afdamming te bespreken, maar zij schermen meest al in de lucht, daar niemand juist zeggen kan, wat er tusschen ons minis terie en dat van Belgie omgegaan is en voort durend oir gaat. Men spreekt over couranten- berigten, die even spoedig wedersproken worden als zij rondgevent zijn, en schrijft verhandelin gen over traktaten en regten, alsof men hopen kon aan de beide kabinetten den weg te kun nen wijzen. Maar dat neemt niet wegdat de zaak in hooge mate belangstelling wekt dat Nederland vraagt: wat zal het einde zijn van verwikkelingen waarin nu ook von Bis marck gemoeid is en dat Zeeland zucht bij de gedachte, dat voor haar vooral het geschil eene levenskwestie is. Teregt verwondert men zich, dat Belgie eerst nu met zooveel ernst bezwaren in den weg legt aan de afdammingdaai toch het graven van het kanaal het bewijs was, dat men hier de zaak ernstig meende. Waarom niet vroeger zoo doorgetast, als men nu schijnt te willen doen; waarom ons eerst het werk laten voleinden dat tonnen schats kostom dan het uiterste te wagen, ten einde dat werk doelloos te maken? Naauwelijks kan men hier aan opzettelijk uit stel denken ten ware men mogt willen aan nemen, dat op den achtergrond het voornemen lagom van Nederland voorwaarden te bedin gen die slechts door de noodzakelijkheid aan nemelijk kunnen zijn. Maar wij zouden dan moeten denken, dat wij met een deloyaal gou vernement te doen hadden, en wie mag zulks, maar in de verte, van het Belgische onderstel len. Wij zouden dan moeten vergetendat bij elke gelegenheid, vooral van de zijde van Belgie, de sterkste verzekeringen zijn gedaandat men ons als broeders beschouwde en regt broe derlijk met ons wilde verkeeren. Wij redeneren dus op zulke gedachten niet voort, maar stellen de vraag: hoe de zaak aan een einde komen moet, als ook de vreemde ingenieurs in hunne opinien verschilleniets wat ten aanzien van zoodanige aangelegenheid zeer waarschijnlijk is. Zullen de meeste stemmen gelden of zal men nog eens uit andere oorden der wereld inge nieurs oproepen Wij gelooven dat reeds nu Belgie weinig ver trouwen toont in zijne eigene technici, ten ware het, om redenen van anderen aard, eene te genovergestelde uitspraak van vreemden mogt hopen. Maar wat baat het ons, op het gebied der mogelijkheden ons te bewegen. Er is een ander terreinwaarop de kwestie ons verplaatsteene andere vraag, waaiop men ons zou kunnen ant woorden. Toen indeïtijd de heer Fokker het ministerie over deze zaak interpelleerde, werd door den minister van binnenlaudsche zaken de verzekering gegevendat het werk der af damming gegund was en volbragt zou worden. Wij naderen aan het oogenblik, waarin het werk beginnen moet, en niet alleen Zeeland, maar geheel Nederland vraagt: zal het woord van den minister nn blijken eene waarheid te zijn en zal het werk aargevangen en voltooid worden? Wij begrijpen, dat voortgang van het werkin de gegeven omstandighedenons land in groote moeijelijkheden brengen kan, maar indien ons ministeriedat, als uit louter spe cialiteiten bestaandeons werd aangeprezen dat nooit overtroffen werd in staatsmanswijs heid en kunst, indien ons ministerie meent, voor het oogenblikbet reeds aanbesteedde werk te moeten stakenzal dan de minister niet vóór men hem andermaal inlichtingen vraagt, aan de natie daarvan rekenschap moeten geven, of zullen wij ons maar moeten honden aan de belofte: het weik zal geschieden, terwijl wij met de oogen zien, dat het niet geschiedt. De natie heeft er regt op te wetenhoe de zaken staanwelke de voornemens der regering zijn en of er grond is voor het vertrouwen, dat de reeds uitgegeven sommen niet vruchte loos zullen besteed zijndat een zóó bij uitstek nationaal belang met de vereischte zorg wordt behartigd. De zaak is te ernstig, om daarover slechts artikelen te schrijvendie op gissingen berustenmaar ook te ernstigom ons door allerlei berigten te laten slingerenwaar men ons ten minste zou kunnen zeggenof de re gering, het werk opschortende, lijdelijk blijft wachten, wat men over ons beschikken zal, dan wel of zij nogals vóór eenige maanden kan zeggen: het zal geschieden, en of zij dit door hare houding tegenover Belgie zal kunnen handhaven. GOES, den 14 Januarij. Het Dagblad zegt met zekerheid te kunnen mededeelendat het wetsontwerp tot regeling der schutterijenaan de tweede kamer der staten generaal ter overweging is aangeboden. Verder, dat bet voornemen zou bestaan, om de wet onmiddellijk te doen drukken en die nog tijdens bet re9esaan de leden der kamer toetezenden, opdat zij er tijdig kennis van kunnen nemen, wat zeker eene spoedige af doening zeer bevorderlijk zou wezen. De staten van de voornaamste in-uit- en doorgevoerde handelsartikelen, gedurende de maand November 1866, zijn bij ons van bet ministerie van finantien ontvangen en liggen ter inzage van belangstellenden op ons bureau. Men deelt ons uit Krabbendijke mededat ook de paardenziekte bij den vrachtrijder M. de Jonge is ontstaan, zijnde van de twee reeds een gestorvenbij Zandee is nog een ziek, de

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1