1867. 4. VRIJDAG II JANÜARIJ. 54ste J aas gang. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. AS^A-^ès»— GOESSCHE C0U1ANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs pér kwartaal f 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentlEn worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6. régels, a 1,30 behalve het zegelregt. De Inzending ran advertentttn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag iter uitgave. De laatste berigten uit Indie bevestigen wat reeds vroeger van daar geschreven werd dat namelijk de komst van den nieuw benoemden gouverneur-generaal daar met weerzin te gemoet gezien wordt. Men kent er den heer Mijer sedert lang en al zag men in hem niet het cadeau van een reactionair ministerie, dan zou men nog hem noode zien komen omdat men zijne beginselen op koloniaal gebied kent. De wrevel, de onwil waarmede men hem het be stuur zal zien aanvaarden hebben dus grond in de kennis van zijnen persoon en van zijne rigtingzoodat, ook onder andere omstandig heden, de Indische maatschappij hem hoogst ongaarne in die betrekking ontvangen zou, Toch beweert het Volksblad»dat de mo tie Keuchenius nadeelig heeft gewerkt op den eerbied aan de uitvoerende magt verschuldigd; fiat het ongenoegen in Indie steun gevonden heeft in de aanneming der motie; dat de zedelijke verantwoordelijkheid der ministers, met betrek king tot die benoeming, door de motie wegge nomen is en wat men nu uit Indie schrijft zou be wijzen, hoe noodig de ontbinding van de kamer geweest is." Naauwelijks gelooft men zijne oogen, als men zulke dingen in het Volksblad leest. De staten-generaal zóu dus eigen over tuiging hebben moeten opofferen, om in den ministerieelen wil te berusten; zij zou die over tuiging geweld hebben moeten aandoen om Indie, dat Mijer door en door kentte doen gelooveri; dat het ttiet die benoeming ingenomen was; zij had misschien wel de benoeming moe ten toejuichen, als of de opinie in Indieop lange ervaring gegronddan plotseling zou veranderd zijn. Wij willen de pogingom mogelijke gebeurtenissen in Indie nu reeds op rekening van de motie en van hare voorstan ders te schuiven, liefst niet kwalificeren, maar wijzen er op, dat er reeds lang genoeg gelegen heid was, om te wetenin welke rigting men in Indie wenscht geregeerd te worden. Er mogen ook daar enkelen gevonden worden, die of uit consideratien van eigenbelang of uit loutere begeerte, om het gouden kalf vöor het moëderland te behouden, eënen staat van zaken willen doen voortduren die evenzeer met de belangen der kolonie als met de eischen der menschelijkheid strijdt, maar de groote meer derheid daar is van een ander gevoelen en heeft zich duidelijk genoeg uitgesproken. Ieder kan het dus weten, dat de benoeming van mr. Mijer in lijnregten strijd is met den geest die Indie kenmerkt. De beschaving, die daar is gebragt, de ontwikkeling, ook van het staatkundige leven, die daar voortgaat, de overtuiging, dat een min der drukkend stelsel Indie alleen, op den duur, voor het moederland productief kan maken, dat alles doet daar de wensch levendat geene Mijer s politiek op het koloniaal gebied worde toegepast. En als nu misschienbij zooveel miskenning van de feiten, de tegenzin zich krachtiger openbaart, de afkeuring zich luider doet hoorendan zal men dit op rekening moe ten schrijven van hendie het zochten te voor komen en dieondanks bedreigingen later uitgevoerdde waarheid hebben gezegd en voor gestaan. Wanneer iemand eene dwaze daad doet, door anderen afgekeurd en bestreden, en hij wordt daardoor in moeijelijkheden ge bragt, zal men dan de verantwoordelijkheid, de gevolgen daarvan wijten aan hendie er zich tegen verzet hebben Dat schijnt de ge leerde redacteur van het Volksblad te willen. Maar wat hij misschien niet wil en toch door zijn schrij ven kan uitgewerkt hebben dat be strijden wij. Het is het onbillijk oordeeldat de kalf-aanbidders nu reeds opmaken, over het geen zij welhaast vernemen zullen. Het is de nieuwe twistappeldie hier wordt opgeworpen, door de voorstanders van de motie aansprakelijk te stellen voor de gevolgen eener daaddie zij ernstig hebben ontraden. Hoede eerbied voor het uitvoerend gezag in Indie zou bewaard moeten worden, door eene laffe onderdanigheid van de Staten-Generaalaan elk besluit van een minis terie, dat tegenover den volksgeest staat! Neen! die eerbied moet gewekt en bewaard worden door den inhoud, den geest, de strekking der maatre gelen, die van de uitvoerende magt uitgaan. De Indische maatschappij is ook zelfstandig genoeg, om zich niet te plooijen naar de opvatting en het oordeel van de wetgevende magt in Neder land. Dat zal blijkeiu wanneer wij hooren welke vruchten de geweldige reactie in het Indische bestuur heeft ^gedragenen wanneer het ach en wee daarover ook hier zal wordeii gehoord het zalnaar ons inzienhet krach tigste bewijs zijndat niet zijdie de motie noodzakelijk maakten, of zij, die haarbestreden maar dat juist de negen-en-dertig mannen, die haar hebben aangenomen, zich op het ware standpunt hebben geplaatst. Zijn wij eenmaal zooverdan willen wij van het Volksblad het bewijs nog wel eens ontvangenvoor de nood zakelijkheid van de ontbinding der kamer, 't Is jammer genoeg voor Indie en Nederland beidendat de wijze mannen zoo weinig den ken aan het spreekwoord van het kalf en de put. Terwijl het Volksblad de openbaring van den tegenzin tegen de benoeming van den heer Mijer, in Indie, toeschrijft aan de motie Keu chenius, stelt ons ministerieel orgaan die op rekening van de Indische dagbladpers en van de N.-Rotterdamsche Courant. Het moge waar zijn, dat de dagbladen den heer Mijer en zijne beginselen in herinnering hebben gebragt en daardoor hebben medegewerkt, om hem regt te doen beoordeelen, maar dan ligt de eerste oorzaak van den kennelijken afkeer van de Mijersche politiek, toch weder in den persoon zeiven en niet bij hen, die over hem schreven. Intus- schen verdient het opmerkingdat het minis terieel orgaan hier te lande, nu reedsnog voor men van de aankomst van den heer Mijer kennis draagtverklaart te twijfelen of de heer Mijer, wel krachtig handelen zal en, met het oog op zijne wankelbare houding hier te lande is het niet gerust omtrent de toekomst van Indie. Merkwaardig zeker is deze twijfel van de conservatieve partij omtrent de houding van haren gunsteling, vooral de erkentenis, dat hij reeds vóór zijne benoeming hier eene wankelbare (wanke lende?) houding aannam. Zoo was dan, zouden wij zeggen, de eerste belangrijke keus van dit mi nisterie niet gelukkig, vooral omdat het geboren was uit den strijd over de beginselen, die in het regeringsbeleid van Indie moesten worden ge volgd, omdat het optrad om met vaste hand Indie te behouden, dat door de sloopers prijs gegeven werd. Voorwaar eene laakbare daad van het kabi net, om in zulk een oogenblik zulk eene keuze te doen, eenen man te benoemen, wiens wankelbare houding toen reeds door zijne eigene partij werd afgekeurd. Maar wij willen billijk zijn en gelooven, dat men den loop der zaken moet afwachten, alvorens te oordeelen; alleen veroor loven wij ons de vraag, indien nu de ministe- rieele partij zelve zoo over den heer Mijer oor deelt, was dan de oppositie tegen zijne benoe ming zoo ongegrond en was dan de motie Keuchenius zoo ongerijmd die toch ook juist die wankelende Afyer-houding constateerde als zij afkeurde dat hij beloofd had alles te zullen doen, maar vóór de uitvoering wegging? Zoo wordt ten slotte de beruchte motie nog door hare hevigste bestrijders het best geregt- vaardigd. GOES, den 10 Januarij. Een telegram uit Berlijn aan de A. C., ge- dagteekend van 8 Januarij, zegt: graaf Bis marck heeft gisteren eene nota aan Nederland gezondenhoudende dat het de enquête [in de kwestie betreffende de Ooster-Schelde] zal toe staan waarin PruissenEngeland en Frankrijk hebben toegestemd. Men schrijft uit 's Gravenhage aan VAvenir National»De heer van Zuylen, minister van buitenlandsche zakenheeftmet volledige mis kenning der internationale beleefdheid, bij de debatten in de eerste kamer over de Schelde- kwestie verklaarddat, zoo lang zijn ambtge noot in Belgie aan liet bestuur zal blijven geenerlei schikking mogelijk is." Men schrijf^

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1