VRIJDAG 14 DECEMBER.
53"e Jaargang.
Bij dit nommer behoort een bijvoeg
sel met berigten, advertentiën, enz.
dat de gewone weekmarkten van 25
dezer en 1 Januarij e. k.zullen wor
den gehouden op Maandagen den 24
en 31 dezer.
1866. ,Y.
eV»_<yv=S'.%\ BS»
- 1 i)»a:a ««Ms*
(JiliSSCHE CO I RIM'.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal f 1,95. fr. p. p. ƒ1,90.
Oewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst,
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels,
a 1,3© behalve het zegelregt.
De Inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Putolicatio.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Overwegende dat de gewone marktdageninval
lende op den 25 dezer en 1 Januarij 1867 als ge
heel ongeschikt moeten worden aangemerkt tot het
houden van markt.
Overwegende dat des Woensdags van iedere week
in verschillende plattelands gemeenten van dit eiland
weekmarkten worden gehouden.
Overwegende dat zoowel het belang der ingezetenen
van deze gemeenteals het gerief der landbouwers
in dit eiland, het verschikken dier beide marktdagen
wenschelijk maakt,
Besluiten:
En zal aan deze door insertie in de Courant en
aanplakking ook in de gemeenten van Zuid- en Noord-
Beveland de noodige openbaarheid worden gegeven.
Gedaan te Goes den 12 December 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBÊEN.
De Secretaris,
H. C, PILAAR.
33ols.e3a.ca.233 ak.ingc
De BURGEMEESTER van GOES,
maakt de ingezetenen dezer gemeente bekend
Dat de kohieren no. 4 en 5 der PERSONELE
BELASTING, over het dienstjaar 1866/67 op den
4 dezer door den heer commissaris des konings in
deze provincie executoir verklaardop heden ter
invordering aan den ontvanger van 's rijks belastin
gen gezonden zijn.
En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voor
wende zal deze worden afgekondigd op de gebrui
kelijke wijze.
Gedaan te Goes, den 12 December 1866.
De burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
't Is reeds dikwijls en duidelijk genoeg door
ons gezegddat wij behooren tot degenen
die zich verbaasd hebben en nog verbazen over
de zoetsappige wijze, waarop de tweede kamer
aan den arbeid is gegaan, als vreesde zij bij
het eerste of minste woord de roede van den
tuchtmeester te zullen gevoelen.
De mannendie 'hls grondwetschenners wer
den naar huis gezondenen als grondwet-hand
havers door de kiezers op nieuw werden afge
vaardigd hadden moeten sprekenom te
bewijzen, dat zij en hunne kiezers de verden
king verre van zich werpen, waaronder men
hen heeft gebragt.
Indien de ministerieele partij zich krachtig
genoeg gevoeld hadom elke poging van hare
tegenstanders aftewijzenindien zij kans gezien
hadom in de kamer te zegevierenzij waren
zeker begonnen met een votum van vertrouwen
in het onvergelijkelijk kabinetmet eene uit
daging aan de leden, die in de ontbonden
kamer zitting haddenmet een triomflied in
den vorm van motie, of liever nog van een
adres aan den koning, dat geëncadreerd a la
Heemskerkden Oranjetelg had kunnen aan
geboden worden.
Magteloosheid deed haar zwijgen en dezelfde
oorzaak geeft haar nu in de pen, dat het zwij
gen der liberalen zoo goed en verstandig is
dat zich geen vorm laat denkenwaarin men
op afdoende wijze had kunnen protesteren. Men
vreesde een protest al kon men ook berekenen,
dat slechts de minderheid der kamer daarmede
zou instemmen. En wat men zelve gaarne ge
daan had, een hoogen toon aanslaan, in de
nieuwe kamerdat werd aan anderen ontraden
als nutteloos, tijdi'oovend en wat niet al meer.
Ook wij wenschten geene motie. Vooreerst
omdat de discussie daarover veel tijd zou heb
ben gekost; ten anderen omdat de aanneming
daarvan het land had blootgesteld aan al de
onzinnige uitersten van eene Bismarcksche po
litiek, en de verwerping al te gewenscht zou
geweest zijn voor het ministerie. Het zou dan
uit eene kleine meerderheid aanleiding genomen
hebben, om zich den schijn van nationaliteit te
geven, en hoe krachtig ook het woord eener
indrukwekkende minderheid door het land ge
klonken hadhet zou ons beroofd hebben van
het genoegenom de overtuiging bij de natie
te zien vestigendat een kabinetworstelende
tegen volksgeest en kamerslechts voor goed
ineenstorten kan, wanneer uit zijnen gebrek-
kigen arbeid gebleken isdat het slechts reden
van bestaan heeft in eigen portefeuille lust.
Maar in welk een vorm had dan toch het
protest moeten ingediend worden. Een adres
aan den koning, in de kamer voorgesteld,
had denzelfden \^eg gegaan van eene motie.
Wij geloovendat door de medewerking van
de heêl voorzigtigen zulk een adres niet zou
zijn aangenomen maar de stem die het vroeg
had door het gansche land weerklank gevon
den en het woorddat door allerlei politieke
of bijzondere inzigten was teruggedrongen, zou
niettemin geklonken hebben tot voor den troon
Maar al had ook een enkel lid ernstig en waar
dig gesproken van zijne overtuigingzooals die
door zijne committenten wordt gedeeld, an
deren zouden hem gevolgd zijn, en van alle
kanten ware eene goedkeWende stem vernomen,
eene stem, die nu nog altijd hijgt, om zich
te doen hooren, en die, waar zij in de borst
moet worden gesmoord, misschien andere stem
men opwekt.
De liberale afgevaardigden der ontbonden
kamer werden herkozenom de getuigenis te
gaan afleggendat het volk eene andere opvat
ting heeft van zijne grondwettige regtendan
die het werd opgedrongen. De kiezers, die
hen afvaardigden hebben zich niet angstig af
gevraagd in welken vorm er moest gesproken
worden. Maar zij wilden spreken en niet
zwijgenzij wilden krachtige verdediging en
ter egt wij zing, maar niet een bukken, dat aan
schuldgevoelom niets anders te noemendoet
denken.
Het was er hun niet om te doendat hun
afgevaardigden zich eenen naam zouden maken
door motie's, om dan als nachtpitten uitte-
dooven. Zij wilden slechts, dat zij hunne stem
zouden doen hooren tot handhaving van eene
vrijheiddie ons niet mag ontnomen worden.
En nu moge men bewerendat zulks moege
lijk konomdat er kwalijk een vorm voor zoo
danig protest denkbaar is, wij vertrouwen, dat
diep besef van gekrenkte nationaliteitvan mis
kenning van voorregten, van goed regt en volks
belang niet verlegen behoeft te zijnom eenen
vorm te zoeken, waarin het zich lucht geven kan.
Volgens geruchten, zou het kamerverslag
over het eerste hoofdstuk der staatsbegrooting,
politieke beschouwingen inhouden. Wij mogen
het lijden maar stellen dit niet gelijk met eene
openlijke verklaring in de kamer, waarbij de
spreker gekend wordt, waarin de moed der over
tuiging spreekten die voor het volk heel wat
anders isdan eenige regelendie slechts door
enkelen in het Bijblad gelezen worden.
Men vrage nietwat zou het einde van zoo
danig protestmaken geweest zijnals er geene
motie op gevolgd ware? Het einde zou ge
weest zijn, wat het eenig en alleen moest zijn,
dat voor het ministerie gebleken warehoe een
zeer groot deel der natie denkt en wat zij ver
langt hoe dat volk zich uitspreekt door moe
dig en vastberaden vertegenwoordigershoe zij
de ongeschonden handhaving harer voorregten
lief heeft en wilen hoe zij zich tegenover
allen, die haar daarvan willen berooven weet
te doen gelden.
Wij staaü vast in de overtuiging, dat zulk
een protest een waardig tegenhanger zou ge
weest zijn van de ministerieele openingsrede;
dat het ministerie niet zonder reden daarvoor
vreesde, en dat zijne handlangers er daarom
op uit zijnom heel onschuldig te vragenwat
zou het toch beduid hebben.
Maar wat ook vrees en allerlei andere con
sideration mogen uitwerkenhoe lang ook het
doodelijk stilzwijgen in 's lands vergaderzaal
voortdure, zij slapen niet, die billijk eenen
anderen loop van zaken hadden gewacht, die
diep gegriefd en teleurgesteld slechts naar de
gelegenheid uitzienom te doen wat zij nalie
ten, aan wie het in de eerste plaats was op
gedragen. De nhtie vergeet de geschiedenis
van het najaar van 1866 niet. Er is eene diepe