VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866.
491
Het slotwoord der commissie is een beroep op de schoolwet
van 1857, welke eischt dat de school toegankelijk zal zijn voor
allen. Is ze dit? Ja, voor allen die meenen dat de godsdienst
niets met het onderwijs te maken heeftofer onverschillig
omtrent zijn. Yoor de anderen is de openbare school zedelijk
gesloten, zoolang tusschen geweten en beurs, ten dezen met elkan
der in strijdniet getransigeerd wordt.
Daar de wet op het lager onderwijs, van 1857, een uitvloei
sel is der grondwet, moet ze in haren geest worden uitgelegd en
toegepast, (of, zoo als de commissie van toezigt over het middel
baar onderwijs alhier zich uitdrukte de speciale wet derogeert
aan de algemeene wet.) Daarom ook beriep de voorsteller zich
op art. 194 der grondwet, waarbij eerbiediging van elks gods
dienstige begrippen wordt voorgeschreven. Hij toonde aan dat
die voorgeschreven eerbiediging gebleken was een luchtkasteel
te zijn, die volgens 't gevoelen van bevoegde autoriteiten, zich
moet oplossen in neutraliteit; ja, dat neutraliteit zelfs haar
hoogste lofspraak behoort te zijn;
dat die neutraliteit, naar veler overtuiging, in strijd is met
de eischen van christelijke opvoeding en onderwijs;
dat zij, die er zoo over denken, hierin handelen naar pligt,
geenszins uit verzet
dat zij nogtans genoodzaakt worden te dragen in de steeds
klimmende eischen, die voor het openbaar onderwijs worden
gedaan
en dat daardoor illusoir wordt gemaakt het bepaalde voorschrift
der grondwetwaarbij vrijheid van bijzonder onderwijs wettiglijk
wordt erkend;
Wat nu betreft de hoogere burgerschool, zij het genoeg te
herinneren aan de verklaring der commissie van toezigt over de
zelve, dat beiden: het openbaar lager onderwijs en dat der
hoogere burgerschool rusten op hetzelfde pedagogisch be
ginsel. En hieruit volgt, dat dezelfde bezwaren tegen het neu
traal karakter der eerstgenoemde inrigting ontwikkeld, in klim
mende mate gelden ten aanzien der laatste; en zulks te meer
daar de stad onzer inwoning niet wettelijk verpligt was derge
lijke inrigting daavtestellenmaar als gunst een aanzienlijk sub
sidie daarvoor verkreeg.
Nu althans bestond er grond om te veronderstellen, dat zij,
die van de school voor middelbaar onderwijs gebruik zouden
makenook het ten laste der gemeente ovevblijvend gedeelte