VEBGADEEING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866. 487 zienswijze er veel pleiten om hem daarin te ondersteunen; hij behoudt zich echter voor daartoe den verderen loop dier zaak te blijven nagaan. Op het onderwerp zelve meer bepaald terugkomende, merkt spreker op, dat en door den geachten voorsteller en door den vorigen spreker bij de verdediging, als het ware willens en wetens is voorbij gezien, dat en de grondwet en de wet op het lager onderwijs aan de gemeente besturen niet overlaten maar gebiedend voorschrijven de zorg voor het openbaar lager ouderwijs immers men leest in art. 194 alinea 3 der grondwet: „Er wordt overal in het rijk van overheidstcege voldoend openbaar lager „onderwijs gegevenen in verband daarmede van de vigerende wet op het lager onderwijs luidt art. 3 al. 2. Openbare scho uten zijn dieopgerigt en onderhouden door de gemeenten enz." en art. 33 „ter tegemoetkoming in deze kosten kan eene bijdrage van „ieder schoolgaand kind worden geheven Het openbaar lager onderwijs is dus staatszorg en teregt want in welken toestand is het lager onderwijs als zoodanig van de verschillende bijzondere instellingen in het laatst der vo rige eeuw overgenomen? in een toestand welke den grooten van der Palm deed uitroepen: „In het onderwijs is niet maar hier en daar iets teregt te „brengen, maar alles, het eene melaatscher dan het andere te „herstellen en te herscheppen." Dat het onderwijs vóór alles dus als staatsbelang aan den zorg van den staat mogt worden toevertrouwd, is dan ook sedert het begin dezer eeuw onafge broken gehuldigd, zelfs bij de inlijving van ons vaderland wer den wij ten gevolge van het uitstekend rapport dat Cuvier en Noël over het onderwijs uitbragten, in dit opzigt, niet onder de heerschappij der Pransche wet gebragt, in alle opvolgende ont werpen en wetten was staatszorg de heerscliende gedachtetot zelf in de tegenwoordige onderwijs wet, ondanks dat dezelve onder een zeer conservatief ministerie tot stand werd gebragt. Op dien grond kan in dezen alleen sprake zijn, van openbaar lager onderwijs door of van wege den staat te verstrekken, toe gankelijk voor allen en dus tegen matige tegemoetkomingde bestaande wetten schrijven dit gebiedend voorals zoodanig zijn de bestaande schoolgelden geregeld met het oog op de wet en zal spreker dan ook tegen de voorstellen stemmen. Daarna zegt de heer van den Bosch'. Ik appuyeer niet alleen het voorstel van dhr. Verhagenmaar

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 43