ve11gadekïng van den 17 augustus 1866. 483 houdt; nu kan de vrijheid belemmerd worden tweeledigdirectelijk of indirectelijk, het eerste wanneer men haar aan banden legt, en ten anderen wanneer men een toestand daarstelt, waardoor het uitoefenen der vrijheid, zoo al niet dadelijk belet dan toch hoogst bezwarend gemaakt wordtwanneer nu het onderwijs vkij zal zijn en de bevoegdheid om bijzondere scholen opterigten niet mag wor den belet, dan is het niet geoorloofd van overheidswege daden te verrigten, waardoor deze erkende vrijheid, geheel of gedeeltelijk illusoir wordt gemaakten het bijzonder onderwijs dus zou moe ten ten achterstaanaan dat van gemeentewege gegeven. De heer Thorbecke, gewis de meest bevoegde uitlegger van art 194 der grondwetteekent hierbij aandat„wanneer de wetgever bekwame particulieren verhinderde inrigtingen daartestellen wan neer -zij deze in den vorm, de orde en methode der publieke gestichten dwongwanneer zij het bezoeken der van staatswege aangewezene scholen verpligtte ging hij zijne roeping te buiten en schade hij het onderwijsdat hij moest bevorderen. Wij zien dus M. H. hoe de man die een zoo werkzaam aan deel aan de redactie der grondwet heeft genomen, de bij dezelve gewaarborgde vrijheid tot het oprigten van scholen wil hebben opgevathoe alle dwangwederregterlijk door hem wordt ver klaard, en hoe hij zelfs wildat men van overheids wege het lijzonder onderwijs zal trachten te bevorderen. Ja M. H. de heer Thorbecke wien de lof moet worden toe gekend dat hij om het zeerst zich beijverd heeft, de vrijheid van onderwijs in de grondwet te doen opnemen, drukte zich nog in den laatsten tijd, als minister in de 2de kamer aldus uit, dat het wenschelijk ware indien het bijzonder onderwijs al gemeen verspreid ware, en het onderwijs van overheids wege gegeven slechts tot aanvulling diende. En nu vragen wij M. H. met het oog op de bewoordingen der grondwet, met het oog op de verklaring van dezelve gegeven door den man, welke wel het meest kan geacht worden in den geest derzelve te zijn ingedrongen; bestaat hier in Goes die vrijheid van onderwijs, welke de wet heeft gewaarborgdbestaat hier die gelijkheid, welke alle idee van bevoorregten uitsluit, en waardoor het bijzonder onderwijs gelegenheid heeft zich te ontwikkelen en te concurreren met de openbare school? het is waar er bestaan hier bijzondere scholen, welke geene dadelijke belemmeringen ondervinden, maar de wet, als wij zagen, vordert meer, zij erkent een gelijk regt van bestaan, als gevolg der vrij-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 39