478 VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866. hunne kinderen te voorziendus te gemoet te komen ten koste van het algemeen, en dus ook van die ouders, welke met groote opoffering in eigen onderwijs voor hunne kinderen traohten te voorziendit is eene Vrijgevigheid dienaar mijne denkwijs, te ver getrokken en bepaald in strijd met de wet te achten is. Het zij mij geoorloofd de gronden waarop deze mijne mee ning rust voor UEd. te ontwikkelen. Ingevolge de bepaling der grondwet zijn alle burgers gelijk voor de weten wordt alle privilegie op finantieel gebied voor ongeoorloofd verklaard. Het is getrouw aan dat beginsel dat de gemeentewet, het denkbeeld huldigt, (art. 254) dat, in 't geen ten koste der ge- gemeente, ten behoeve van bijzondere personen, is daargesteld, door ieder, welke hiervan gebruik maakt, naar evenredigheid van de kosten van daarstelling en onderhoud worde bijgedragen. Op dat echter tegen misbruik worde gewaaktbepaalde de wet gever datregten of ontvangsten op die wijs geheven wordende, niet hooger mogen worden berekend dan noodig isom den be taler naar evenredigheid van het gebruik of genot dat hij heeft in de kosten te doen deelen. De heer Thorbecke bij het verdedigen der wet naar aanlei ding van een bezwaar van den heer de Man op dit art. merkte op, dat het wel van zelf spreekt, dat men ruim berekene, welke wel de kosten van onderhoud en welke die van aanleg zijn ge weest, en er nog iets overblijve tot verzekering der inrigting'. Men ziet hieruit dat het voorschrift der gemeentewet geheel zijne toepassing vindt in de gemeentewet, terwijl de gemeentewet, als bevattende algemeene regels voor het beheer der gemeente, in dien zin aldus behoord te worden toegepast op alle inrig- tingen, ook toekomstig daar te stellen, in het belang van bij zondere personen, voor zoo ver de wetgever desaangaande niet anders mogt bepalen. Na alzoo de toepasselijkheid van dit beginsel te hebben aan getoond op alle gemeente instellingen, vermits de wetgever van geeae uitzonderingen spreekt, vragen wij nu waarom dan dit beginsel buiten toepassing gelaten, wat betreft de inrigtingen van onderwijs in deze gemeente? waarom wordt ook hier, het geen door de gemeenteen dus ten algemeene koste der burgerij als gemeente inrigting is daargesteld(voor zoo ver men daartoe regt heeft) niet onderhouden door de belanghebbenden ten wiens behoeve dezelve inrigtingen zijn daargesteld

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 34