VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866.
477
De heer mr. W. G. de Knokke van der Meulen heeft intusschen
de vergadering verlaten.
De heer mr. Saaijmans Vader wenscht terug te komen op
het laatste gedeelte van het aangevoerde door den heer Verhagen
en zegt, dat hij zich onthouden zou hebbentrouw aan de grond
wet des rijks te zweren, wanneer die in strijd was met den Bijbel.
Juist die getrouwheid aan de grondwet geeft hem kracht om
in deze vergadering volgens zijne meening het woord te voeren,
en zal het dan toch wel geoorloofd zijn, gelijk [thans zooveel
malen geschiedt bij de regterlijke collegien, zijne overtuiging uit
te spreken of de wetten, uitvloeisels der grondwet, daarmede
in overeenstemming zijn al dan niet.
Hij heeft ditzelfde gedaan bij de behandeling van het in der
tijd door hem ingediend voorstel tot wijziging van de verorde
ning voor de openbare gezondheid, betrekkelijk de verpligte vac
cine hij deed dit met volle overtuiging, niemand kon hem dit
zijns inziens met regt beletten en er was ook niemand die dit
denkbeeld opperde.
Overigens zegt de spreker:
Het zal UEd. wel niet bevreemden, naar de wijs waarop ik
meermalen mijne denkwijs in deze vergadering deed kennen,
dat ik verklaar mijne volle adhsesie te schenken aan het gedaan
voorstel van den heer van den Bosch; hoogst wenschelijk zoude
ik het achten, dat door de aanneming van hetzelvealthans
eene vermindering plaats vinde in de zoo aanzienlijke som die
hier, uit de gemeentekas, wordt bijgedragen ten behoeve van
het schoolwezen, terwijl ik tevens zoude wenschen, dat regt
mogte geschieden aan hun, die door dezen stand van zaken, als
mij voorkomt, onregtmatig worden gekrenkt.
Wanneer men toch nagaat dat van de zoo aanzienlijke hoof
delijke omslag welke in deze stad geheven wordt, '24 bijkans
uitsluitend ten behoeve van het onderwijs strekt, terwijl zulks
voor de toekomst door het bouwen en inrigten van de burger
school en het benoemen van nieuwe leeraren nog aanzienlijk
staat vermeerderd te worden, dan mag men dezen stand van zaken
met geene onverschilligheid aanzien.
Dat het onderwijs in deze gemeente, wat bedeelden en on-
vermogenden betreft, ten koste der gemeente komt, is overeen
komstig de wet, maar dat men, uit zucht om de openbare school
te begunstigen, de vrijgevigheid 7.00 ver uitstrekt, om ouders
welke middelen bezitten om in de kosten van onderwijs voor