470 vergadering van den 17 augustus 1866. blind vertrouwendc moeite ontzienom dat artikel opteslaan zullen zich bij de lezing onmiddelijk knnnen overtuigendat die aanhaling letterlek strekt, om het onnoozel publiek te misleiden. Dat artikel luidt als volgt: „De aan het slot van art. 240 vermelde regteiiloonen en gelden (waaronder de heffing der schoolgelden zeer zeker moet „begrepen worden,) worden tot geen hooger bedrag geheven, „dan noodig is te achten, om den betaler naar evenredigheid „van het gebruik of genot, dat hij heeft in de hosten van aanlegonderhoud of verstrehhing van het door hem gebruikte „of genotene te doen dragen? Een gemeentebestuur mag dus voor de diensten, die het be wijst aan het publiek, in geen geval meer laten betalen, dan de kosten daarvan bedragen, het mag er nimmer een bron van winst van maken. Ziedaar de strekking van dit artikel. Om minder te laten betalen is echter aan ieder gemeentebe stuur vrijgelatendaarvan wordt met geen enkel woord melding gemaakt. En toch maakt de voorsteller er geen gemoedsbezwaar van, om zijne beschuldigingen tegen dezen raad, met zulk een be roep op de wette stavenen het publiek wijs te makendat het bij datzelfde artikel 254 zou verboden zijn, ook om min der te heffen, door te zeggen: „dat dit er met even zooveel woorden in is opgenomen Het betoog dat de heffing van schoolgelden als belastinghef fing te beschouwen is, waaromtrent, volgens de grondwet, geen privilegie mag worden verleend, kan door mij met stilzwijgen worden voorbijgegaanvooreerst omdat de voorsteller zelve ver klaard heeft, dat het van „ingewikkelden aard" was, om het zijne lezers duidelijk te maken, dat er werkelijk privilegie ver leend werd, maar vooral ook daarom, omdat overtuigend aan getoond is, dat de „regtsregelwelke hij ten onregte beweerd heeft, dat geschonden was en door welke schending het privi legie zou zijn ontstaan, wel degelijk bij de regeling en vast stelling der schoolgelden is gehandhaafd. Na alzoo te hebben aangetoonddat het voorstel niet gedaan kan zijn om de finantien der gemeente le verbeteren, daar deze er door zouden verergeren; ook niet omdat één der eerste grond regels van regt en billijkheid zouden geschonden zijnaaugezien die regel welligt al te streng is in het oog gehoudenen even min omdat er strijd zoude zijn met eenig artikel der gemeente-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 26