VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866. 463
En nu moge het in de rigting van den voorsteller gelegen
zijn om het „dwingt ze om in te gaan" op zijne geliefde secte-
school toe te passen, zijne bekende onpartijdigheid zal toch wel
gaarne willen aannemen, dat de grootere helft der gemeente
daarmede niet zou gediend zftn.
Bovendien wordt bij het beroep door den voorsteller gedaan
op de gewaarborgde vrijheid van onderwijs, die vrijheid en het
heffen van schoolgelden, wij zouden haast zeggen, zonderling
verward en geeft zulk3 waarschijnlijk aanleiding, dat hij het
hoofdbeginsel heeft voorbijgezien, waarop de tegenwoordig in
werking zijnde schoolwet rust.
De heerschende gedachte in die wet toch is, dat door den
staat direct, of wel door tusschenkomst der gemeentezorg
worde gedragen voor goed openbaar lager onderwijstoegankelijk
voor allen. In de thans vigerende wet op het lager onderwijs,
is het geven van openbaar onderwijs, gebiedend voorgeschreven,
terwijl het heffen van schoolgelden facultatief is gelaten. On
derwijs staat dus op den voorgrond, als uitgaande van de zorg
der overheid om wille van het algemeen belang; kosteloos on
derwijs is niet verordend, maar de vrijheid daartoe is aan de
gemeente besturen overgelaten.
De openbare school is uitgangpunt en uitvoering der wet, dus
regelde bijzondere school is als uitzondering toegestaan naast
de openbare.
De vrijheid tot het geven van bijzonder onderwijs wordt in
deze gemeente in geen opzigt belemmerd, mits men zich gedrage
naar de algemeene verordeningen.
Van geldelijk vergelijk kan echter naar den geest der wet
geen spraak zijn en zulks te minder, dewijl de openbare ge
meente scholen voor ieder toegankelijk moeten zijn.
Op grond van een en ander vermeent uwe commissiedat
de gemeenteraad van Goes, bij het vaststellen der tegenwoordige
tarieven voor de openbare gemeente scholen, den geest der wet
juist heeft opgevat en met gematigdheid toegepast, waarom uwe
commissie, onder retour der stukken, adviseert die te handhaven
en afwijzend op het voorstel van den heer van den Bosch te
beschikken.
Alvorens tot de behandeling van het voorstel overtegaan,
geeft de Voorzitter te kennendatzoo lang hij de eer had
het voorzitterschap bij dezen raad te bekleeden, hij steeds de
meest mogelijke vrijheid van spreken aan de leden heeft gelaten