460 VEllGADEIUNG VAN DEN 17 AUGUSTUS 18tit),
van belastingen wordt verleend. Maar daarmede scheen dan ook
de „ingewikkelde" vraag op de meest bevredigende wijze ontken
nend opgelost, want men moet een volslagen vreemdeling zijn
in de geschiedenis van het ingeroepen grondwets artikel en zijne
beteekenis geheel misduiden om hetgeen de geachte voorsteller
„zijdelingsche begunstiging" noemt als door art. 172 der grondwet
gewraakt, te kunnen voorstellen. Nu wordt wel in de toe
lichting dit bezwaar met de openbare school der le. klasse, en
dus met het lager onderwijs in verband gebragt, doch gold het
daar, het zou ook op het middelbaar onderwijs toepasselijk moeten
zijn, daar beide inrigtingen op hetzelfde paedagogisch beginsel zijn
geschoeid en hij die de openbare school voor lager onderwijs voor
zich onbruikbaar acht, om dezelfde reden het openbaar middel
baar onderwijs moet afkeuren.
Mogt evenwel de geachte voorsteller alleen in het bedrag van
het schoolgeld op de school voor lager onderwijs geheven, strijd
zien met art. 172 der grondwet, dan kan dat artikel ook nim
mer aanleiding geven om het schoolgeld voor het middelbaar
onderwijs te verhoogen.
De derde grond waarop, blijkens den geleidebrief van 19 Ja-
nuarij 11., het voorstel berust, is „art. 238 der gemeentewet,
„volgens de memorie van toelichting onder belastingen alles
„bevattende, in den ruimsten zin, wat van de inwoners eener
„gemeente wordt geheven."
Volkomen deze stelling in het afgetrokkene beamende, kunnen
wij evenwel hierin geenerlei motief voor eene verhooging der
schoolgelden aantreifenenzoo wij de bedoeling van den voor
steller wel hebben gevat, zal dit ook door hem niet worden
beweerdmaar dient deze grond alleenlijk tot schraging van de
voorafgaande, omdat het wel zal dienen vasttestaan, dat het
bestreden onderwerp indedaad belading isdaarwaar van het
verleenen van privilegie op het stuk van belasting sprake is.
Zoo min dus als de aangevoerde gronden ons van de aanne
melijkheid van het voorstel hebben kunnen overtuigen, evenmin
zijn wij van oordeel, dat het prijsselijk doel van den voorsteller
stijving der gemeentekas er door zoude bereikt worden.
Niets zou ons aangenamer zijn dan een middel aantcgrijpen,
geschikt om de kosten van het middelbaar onderwijs, behoudens
zijn goed gehalte, minder bezwarend voor de gemeente-finantien
te maken.
Maar niet ligtelijk zouden wij om tot dat doel te geraken