458 VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866.
pingspunt blijven van ware zedelijke ontwikkeling en vooruitgang.
Als hoogst gezag geldt voor ons Gods woordde H. Schrift.
Waar dit gezag is buiten gesloten, daar ontzinkt de grond voor
alle gezag, en waar het gezag ophoudt, daar begint het geweld:
hiertoe mogen wij niet medewerken.
Waar ons de handen niet gebonden zijn door bestaande wet
ten, daar behooren wij zooveel mogelijk voortekomen, dat eene
éénzijdige toepassing der wet niet partijdig worde.
Hij vertrouwt, dat het hem gelukt is het beginsel te doen
kennen der overtuiging waarvoor hij optreedt, met vermijding
van al wat naar persoonlijkheden zweemt.
4o. Het berigt en voorstel van de commissie van toezigt op
de scholen voor middelbaar onderwijs in deze gemeente, luidende:
GOES den 24 Februarij 1866.
Bij extract uit de notulen van het verhandelde in uwe open
bare vergadering van den 12 Februarij 11. ten fine van onder
zoek rapport en voorstel in onze handen gesteld zijnde het voorstel
van het raadslid van den Bosch tot wijziging van het besluit
tot heffing van schoolgeld op de hoogere burgerschool en bur
ger avondschool in deze gemeente van den 10 April 1865, moe
ten wij al aanstonds beginnen met onze bevreemding kenbaar te
maken, dat de geachte voorsteller zich niet heeft laten terughou
den door de overweging, dat het besluit, waarin hij wijziging
verlangt, tijdens het indienen van zijn voorstel, nog slechts drie
maanden in toepassing was geweest en het uit dien hoofde
schier onmogelijk moet worden geacht om over zijne werking een
eenigermate gegrond oordeel uit te spreken.
Het bedrag toch van het schoolgeld zal bij den aanvang altijd
tot op zekere hoogte willekeurig moeten zijn en eerst, nadat
eeijigen tijd is verloopen, waarin de invloed van het schoolgeld
op het meer of minder bezoeken der school is kunnen worden
gadegeslagen, zal op betrouwbare gronden kunnen worden beslist,
of verhooging dan wel vermindering wenschelijk zij.
Afgescheiden echter van de ontijdigheid of liever van de
voorbarigheid van het voorstelachten wij de gronden waar
op het rustniet aannemelijk.
De stellingdat hij die de voordeelen eener zaak genietook
de daaraan verbonden lasten moet dragenmoge gelijk de voorsteller
beweert, in het burgerlijk regt een ;/als axioma in regten erkend
beginsel" wezen, zeker is hetdat zij in den hier bedoelden zin,
in het publiek regthare toepassing mist.