456 VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS 1866.
Het betreft in dezen echter een hooger dan een louter gelde
lijk belang. Art. 194 der grondwet proclameertlo. vrijheid van
bijzonder onderwijs, behoudens daarbij gestelde waarborgen, 2o.
Eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen.
De grondwet erkent dus genoemde vrijheid van bijzonder
onderwijs.
Iets anders is de vraagwordt die vrijheid gehandhaafd, wan
neer het openbaar onderwijs wordt begunstigd, gelijk is aange
toond het geval te zjjn in deze gemeente?
Die zoogenaamde vrijheid wordt bijkans eene bespotting.
Welligt is het anders gelegen met de handhaving op de open
bare schoolvan het geen de grondwet noemt „eerbiedigen van
elks godsdienstige begrippen."
In gezonden zin kan de zin der uitdrukking: eerbiedigen van
godsdienstige begrippen, niet zijnze voorbijzien; handelen als
of ze niet bestonden.
Iemand voor wien, iets waarvoor, men eerbied heeftigno
reert men niet, maar neemt men in aanmerking.
In een land, gelijk Nederland, waar zoovele verschillende
godsdienstige overtuigingen bestaan, heeft dan ook de practijk
geleerddat het naleven der wet in stelligen zinin de meeste
gevallen eene onmogelijkheid is; dat zulks alleen in negatieven
Zin aanwendbaar isdoor alles uittesluiten waaromtrent de gods
dienstige begrippen verschillen.
Hoe strenger men de hand houdt aan de wet op het lager
onderwijs, hoe duidelijker zal haar karakter blijken. Op vele
plaatsen geschiedt dit echter niet, zelfs niet in Zuid-Beveland.
Welk is nu het karakter der openbare lagere school, volgens
de wet. Haar hoogste lofspraak is: neutraliteit. Men zal prof.
Buijs wel niet beschouwen als een voorstander der rigting, die
steller is toegedaan; veeleer het tegendeel. En deze verklaarde
nog onlangs „datals de openbare school niet in den waren zin
neutraal kan zijn, zjj dan met alle hare voordeelen behoort te
worden prjjs gegeven. (Gids. Januarij 1866.)
Wel komt men op tegen zoodanige qualificatieen rerklaart dat
op die school een „christendom boven geloofsverdeeldheid" bestaan
kan, doch dan is men regter in zijn eigenbelang of regter
en partij tevensgelijk o. a. treifend is aangetoond door Dr. A.
Pierson(waarlijk ook geen geestverwant van steller dezes al
huldigt hij diens eerlijkheid) in zijn laatst geschrift, over de
m-oderne rigting. Hij noemt zoodanig christendom boven geloofs-