VERGADERING VAN DEN 17 AUGUSTUS I860, 4.53' „belastingen" ook ontegenzeggelijk: „de schoolgelden die de ge meente heft." Ten overvloede blijkt dit ook daaruitdat de schoolgelden door den gemeente ontvanger en niet door den onderwijzer worden geïnd. De tweede der gestelde vragen is van ingewikkelder aard. Hare beantwoording vereischt eene voorafgaande bepaling van hetgeen door privilegie moet worden verstaan. Naar mijn inzien beteekent het eenvoudigbegunstiging van den een boven den ander, hetzij dan direct of indirect (regtstreeks of zijdelings). Begunstiging van het eene kind boven het ander heeft in de openbare school der eerste klasse alhier niet plaats, die zou alleen dan bestaan wanneer b. v. van het eene kind meer school geld werd gevraagd dan van het andere kind uit dezelfde klasse. Directe begunstiging heeft dus ten dezen geen plaatsmaar wel degelijk zijdelingsche begunstiging van het eene gedeelte der in gezetenen boven het ander gedeelte, daar men voor het gebruik der gemeente inrigtinggenoemd openbare lagere school der eerste klasse, slechts de helft (of minder) der waarde vergoedt van hetgeen men van de gemeente geniet, terwijl de andere helft (of meer) van de kosten dier gemeente inrigting, van alle de ingezetenen de belasting wordt geheven. Deze gevolgtrekking is tevens gegrond op art. 254 der ge meentewet, luidende: „De aan het slot van art. 240 vermelde regten, loonen en gelden, worden tot geen hooger bedrag ge heven, dan noodig is te achten, om den betaler, naar evenre digheid van het gebruik of genot dat hij heeft, in de kosten van aanleg, onderhond of verstrekking van het door hem ge bruikte of genotene te doen dragen; weer te vragen wordt stellig verboden, minder te vragen, kan niet geschieden zonder kren king van het beginsel dat dit artikel beheerscht, en er ipsis verbis in vermeld staat, namelijk, dat ieder ingezeten in de plaat selijke belastingen dragen moet naar evenredigheid van het ge bruik of genot dat hij heeft. Uit de aangehaalde wetsbepalingen is het dus bewezen, dat het verlagen der schoolgelden in)deze gemeente, eene begunsti ging daarstelt ten behoeve van degenen die van de openbare school gebruik maken; terwijl zij die de bijzondere school gebrui ken boven en behalven hooger schoolgeld, toch ook hun aandeel moeten dragen in het geen van de ingezetenen in het algemeen, als belasting wordt geheven, tot goedmaking van hetgene de openbare school meer kost dan oplevert aan de gemeente.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 11