45-J. VEKGAUEHING VAN DEN 17 AUGUSTUS 18Ö6?
Met toepassing op liet gedaan voorstelis de vraag eenvoudig
deze: wie geniet de voordeelen eener school Het antwoord kan
niet twijfelachtig zijn. Immers zij die er gebruik van maken
en dus de ouders die er hunne kinderen ter school zenden!
Waar nu, in de waardering eener school, bij de ingezetenen
éénstemmigheid bestaat, daar zou men kunnen beweren dat de
openbare school een algemeen belang is.
Zoodanige toestand bestaat echter niet in deze gemeente. Een
vrij talrijk gedeelte der ingezetenen (de kleine helft) getroost zich
gaarne hooger schoolgeld te betalen, op eene school die met
vrij aanzienlijke kosten door particulieren gesticht is.
Is het nu billijk dat men hen bovendien belast, o. a. met
de helft of meer van hetgeen de openbare school meer kost dan
ze oplevert van eene school bovendien waarvan het gegoedste
deel der ingezetenen gebruik maakt? hierdoor toch wordt het
minder gegoed gedeelte belast ten behoeve van de meer gegoeden.
Deze overweging leidt van zelfs tot den aangevoerden regts-
grond, te vinden in art: 172 der grondwet, luidende: „geene
privilegiën kunnen in het stuk van belastingen worden verleend."
De vraag is dus:
1°. behooren schoolgelden tot belastingen?
2». wordt door de bestaande verordeningen op het onderwijs
alhier privilegie verleend?
De eerste dezer vragen vindt hare beantwoording in Art. 238.
der gemeente wetluidendevoor plaatselijke belastingen worden
gehouden, of daarmede, wat de toepassing van art. 232237
betreft, gelijk gesteld, de in naam der gemeente gevorderde regten,
loonen en andere gelden voor het gebruik of genot van
openbare gemeente werken, bezittingen of inrigtingen enz.
In de memorie van toelichting, op dit artikel wordt o. a.
aangemerkt
de wetgever behoeft zich niet in eene oplossing der staathuis-
houdelijke vraag(wat belastingen zijn) te verdiepen. Hij neemt
belasting in den ruimsten zinen begrijpt daaronder al wat van
de inwoners der gemeente wordt geheven.
Ook art. 240 der gemeente-wet, handelende over de bijzon
dere soorten van plaatselijke belastingen, die tot dekking der
plaatselijke uitgaven kunnen worden gehevenvermeldt als zoo
danig, in zijn laatste alinea.
„de regten, loonen, en andere gelden, bedoeld in art. 238."
De gemeentewet begrijpt dus onder den algemcenen naam