1866. N». 63.
DINGSDAG 14 AUGUSTUS.
5Bste Jaargang.
tot het aannemen en toelaten van LEER
LINGEN op de scholen voor lager
en meer uitgebreid lager-onderwijs,
Putolicatio.
liOKSSCHK COl MKT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal J' 1,35. fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiSu worden a 15 et. de regei geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels,
a 1,30 behalve het zegelregt.
De Iintending van advertentiëii kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Bels:eiid.ma3s.ln§;.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
maken bij deze bekend
Dat. de plaatselijke school-commissie ter voldoe
ning aan het bepaalde bij art. 6 der verordening
regelende het onderwijs in deze gemeente, vastgesteld
door den gemeenteraad den 17 Julij 1866.
zijnde de Nederduitsche scholen en de Fransehe school
voor meisjes, alsmede op de bewaarscholen, zitting,
houden zal ten raadhuize, op de voorzaal, Woens
dag 22 Augustus e. k. des middags 12 ure.
En noodigen een ieder uitom Van die gelegen
heid gebruik te maken tot het opgeven van de kinderen,
die men na de groote vacantie verlangt op een der
bedoelde scholen te zenden, aangezien dit zonder de
toelating der school-commissie, niet vermag te ge
schieden.
Door afkondiging, aanplakking en opneming in de
Goessche Courant zal aan deze de noodige publiciteit
gegeven worden.
Gedaan te Goes, den 11 Augustus 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN,
De secretaris
H. C. PILAAR.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien het reglement op het brandwezen en de
verordening regelende de loting en jaarlijksche aan
vulling der manschappen van het personeel lot be
diening der brandspuiten.
Noodigen bij deze de ingezetenen uitdie genegen
zijnzich als vrijwilliger bij de brandweer te ver
binden, om zich in den loop dezer maand daartoe
te vervoegen ter secretarie der gemeente, alwaar de
inteekenlijst voorhanden is.
Gedaan te Goes, den 11 Augustus 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAÜBEEN
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Dit kabinetzoö schrijft de heer Groen
is geen antirevolutionair kabinet; o.ok geen
kabinet der christelijk-historische rigting. En
in het zelfde deel zijner Studiën en Schetsen
lezen wijik vertrouw dat de heer Mij er
zelf duidelijk zal doen uitkomendat de leden
van deze regering als leden der christelijk-
historische rigting in het gansche land bekend
niets terug nemen van hunne individueele
overtuiging omtrent de noodzakelijkheid van
eene degelijke (school) wetsherziening." Vol
gens deze twee verzekeringen van den heer
Groen schijnen dus de persoonlijke overtuiging
en de staatkundige rigting der ministers niet
langer de rigting der regering te bepalen en
staan wij nu voor een ministeriewaarvan de
leden hunne eigene overtuiging en beginselen
verloochenen, om in eene andere rigting te re
geren dan die de hunne is. Gesteld nudat de
natie werkelijk behoefte had aan en verlangde
naar een christelijk-historisch kabinet, dan zou
zij weinig gebaat zijn met personen, die'de rig
ting toegedaan op den voorgrond zettendat
zij die niet volgen zullen. Neemt men daar
entegen aanJ, dat de behoefte en wensch der
natie eene andere is, dan zal zij de vervullling
daarvan toch wel liefst niet toevertrouwd zien
aan personen, die beiden openbaar hebben mis
kend. En wat te denken van de personen
zeiven, die aldus zich leenen, om tegen hun
geweten in het regeringsbeleid te voeren Waar
lijk de heer G. had het vertrouwen in dit
kabinet bij vriend en vijand niet sterker kun
nen schokken, dan door, zooals hij doet, daarop
den schijn te werpen van de ergerlijkste staat
kundige hypocrisie. Bijna zou men denken
dat zijn doel was, om alzoo een onvermijdelijk
struikelblok op den weg van het ministerie te
leggen, om de regering over te brengen, niet
alleen bij volbloed christelijk-historische man
nen, maar vooral bij dezulken, die ook dien
overeenkomstig willen regeren. Bijna, zoo voe
gen wij er bijzou men wenschendat die
wensch vervuld werd, om het bewijs te ver
krijgen dat de wensch van den heer Groen
niet nationaal is, en om alzoo te komen tot
een kabinet dat, in welke rigting dan ook, alle
dubbelzinnigheid schuwt en getrouw de kleur
wedergeeft, die men in deszelfs leden heeft
leeren kennen.
De heer Groen is niet in de kamer versche
nen en heeft zijnen vrienden het verdriet ge
spaard van door hem gekapitteld te worden.
Tegen over dezen is dat zeer beleefdmaar te
genover zijne committenten is het bezwaarlijk
te verantwoorden. Zijne vreemde houding zou
eenigermate verklaard worden, indien het waar
heid is, dat hij alsnog het mandaat zal neder-
leggen en voor goed afzien van de betrekking
van volksvertegenwoordiger, immers zoolang de
regering niet geheel en al in zijne rigting is.
Maar wordt daardoor opgehelderd, waarom de
heer Groen niet verscheenschoon hij zijne
geloofsbrieven tot onderzoek inzond, minder dan
ooit is dan te begrijpen, wat de heer Groen
eigenlijk wil. Toen hij, onder het ministerie
Thorbecke zitting had, ging hij henenomdat
hij van zijne tegenstanders toch nooit gedaan
kon krijgenwat hij als het eenige redmiddel
des vaderlands wenschte, dat geschieden zou.
Eindelijk komen zijne vrienden en geestver
wanten aan het roerzij beginnen hunne taak
met de verzekeringdat zij aan de vele gemoeds
bezwaren (waarop de heer Groen ook steeds
wijst) te gemoet zullen komen, en in plaats van
nu moedig den strijd te aanvaarden, wat hij
doen moestindien het waarheid isdat zijne
bedoelingen de ware zijn en dat een groot deel
der natie hunne wenschen in zijn streven ziet
opgelostzien wij hem talmen en weifelen
uitstellen en verontschuldigenom eindelijk
heentegaan en zelfs niet de minste poging te
wagen. Is dat de handeling van iemand die
sterk is door de bewustheid van de deugdelijk
heid zijner zaak Is dat opregte overtuiging,
dat hij bij uitsluiting van alle anderen het goede
voor heeft? Is dat de gemoedelijke strijder voor
de hoogste en dierbaarste belangen des volks?
Moest dan daarom zooveel geschreven worden,
om de kiezers in beweging te brengen, om den
weg aftebakenen, dien hij volgen zou? Is de
liefde tot het volk opregt en welgemeend, als
men terugdeinst voor mogelijke teleurstelling;
als men de gelegenheid om goed te doen prijs
geeftomdat die niet ruim genoeg isals men
om zijne vrienden te sparen, zoovele duizen
den in den steek laat? Zeker hebben allen
met klimmende verwachting uitgezien wat de
heer Groen doen zou, nu hij eindelijk de er
kende voorstanders zijner rigting op het kussen
ziet en waarop loopt alles uit op een
dood laconischifc: doe niets en blijf te huis
Het Dagblad is nog al ingenomen met het
besluit der kamerom de Indische begrooting
nog eens te overwegen, maar zegt toch, dat
de ledendie voor eene onmiddellijke behan
deling stemden, het ook zeer goed meenden,
al stonden zijDayèZacZpatronentegenover
hun orgaan.
Het Dagblad permitteert zich deze afwijking
van de opinie zijner beschermers, welstaans
halve want het weet zeer goeddat algemeen
de overhaaste behandeling zou afgekeurd zijn,
en nu het besluit eenmaal genomen waskon
het de meerderheid gerust gelijk geven. Maar
eigenlijk is het blijdedat de zaken dezen
loop genomen hebben, want het weet zeer
goeddatdaar de heeren conservatieven niet
al te trouw opgekomen waren, en nog geen haast
maken, om te komen, de kansen vrij slecht
stondenen het is het Dagblad wel niet te doen
om de zaak in eene voltallige kamer te laten
behandelenmaar het zou niet gaarne zien
dat de gewigtige discussien gevoerd werden,
voor al de reservetroepen zijn aangeruktdaar
er niet een gemist kan worden, om het doel
te bereiken. Over de waarheiddat de wijzi
gingen in de begrooting eene geheel andere
rigting in het beleid der Indische regering
aangeven, werd zeker met opzet niet veel ge
sproken, omdat men wel gaarne met deze
begrooting eene andere rigting binnen gesmok
keld had. Het orgaan mag inmiddels eerst nog
wel eens leeren tellen, alvorens het uit het
aantal aanwezige leden gevolgtrekkingen maakt.
Dingsdag, zoo schreef het in no. 186, waren
15 en Woensdag nagenoeg 80 leden afwezig.
Volgens het Bijblad echter, dat de namen op-