1866. V. 51.
VRIJDAG 13 JULIJ.
53"e Jaargang.
MIDDELBAAR ONDERWIJS.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
GOESSCHE COIIIAM.
De uitgave der.er Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal f 1,39. fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone adveifenlIFn worden n 16 et. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels,
o ƒ1,30, behalve het zegelregt.
De Inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dog der uitgave.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen ter kennis van belanghebbenden:
dat de Commissie van Toezigt op de scholen voor
Middelbaar Onderwijs in deze gemeente, op Donder
dag den 19 Julij 1866, des middags te 12 uren
ten stadhuize eene zitting zal houden tot het inschrij
ven van jonge lieden, die voor het leerjaar 1866
1867 als leerlingen op de Hoogere Burgerschool of
Burger-avondschool wenschen te worden toegelaten,
waarbij van die leerlingen, die buiten de gemeente
geboren en gevaccineerd zijn, de overlegging eener
geboorte-akte en bewijs van ondergane inënting of
natuurlijke kinderziekte zal worden gevorderd;
dat voor al de ingeschrevenen een examen van toe
lating zal worden gehouden op Vrijdag den 27 Julij
1866, des voormiddags ten 9 ure, mede ten stad
huize; en
dat de lessen op de beide scholen zullen aanvan
gen op Maandag den 10 September 1866.
Gedaan te Goes den 5 Julij 1866.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
BeHLoncimaliliis.
De BURGEMEESTER van GOES, brengt bij deze
ter kennis van een ieder die het aangaat:
Dat de kohieren van het PATENTREGT no. 1
en 2, en het PERSONEEL no. 2, voor deze ge
meente, van het dienstjaar 18661867, bekleed met
alle formaliteiten bij de wet gevorderd, op heden
ter invordering zijn gesteld in handen van den ont
vanger dier belastingen, binnen deze gemeente.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 11 Julij 1866.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
In het laatste no. der parlem. studiën en
schetsendoet de heer Groen nog een wan
hopende pogingom zich op beteren voet te
stellen met het nieuwe kabinet, alvorens hij
in de kamer optreedt, waar hij, man tegen man
staande, zal moeten spreken en minder gemak
kelijk zijne taktiek volgen kanom in de eene
volzin iets te beweren, dat hij in de andere
zegt volstrekt niet gedacht te hebbenwaar
hij wel eens gedrongen kon worden, om rond
en duidelijk te spreken, voor zoover dit ten
minste in zijne rigting ligt. Wij noemden het
eene wanhopende poging, omdat zij een nieuw
bewijs levert, dat men met keeren en wenden
zich zeiven en anderen doorgaans in moeije-
lijkheden brengt. De hr. G. doet namelijk
eene poging om den heer Heemskerk van zijne
ambtgenooten te isoleren en komt er, voor
hem, vrij open vooruitdat hij den heer Heems
kerk wel overboord werpen wil, ten einde het
kabinet nog de gelegenheid te geven, om vol
slagen groen te worden. Ten einde daartoe
te komen, stelt hij alvast het kabinet, met
inbegrip van zijne vrienden en geestverwanten,
in het ongelukkige licht van dubbelhartigheid
en tweeslachtigheid en verzekert, dat het ka
binet onmogelijk de krachtige verklaring van
den heer Heemskerk beamen konzoodat deze
buiten zijne bevoegdheid ging, of de collega's
niet zuiver waren. Met zekere minachting zegt
de heer G.dat men de verklaring van den
minister van binnenlandsehe zaken zou kunnen
beschouwen als een hors d'oeuvre of hoogstens
moet laten gelden in zoover quatenuswij
meenden dat de heer Groen met dat woord
zich moeijelijk vereenigen kon) zij in overeen
stemming was met het programma van het
kabinet. In zijne geheele redenering straalt
het streven door, om verdeeldheid in het ka
binet te brengen en het is niet moeijelijk te
gissen met welk doel. Een liden wel juist
de minister, dien de heer G. voor zijne plan
nen het meest noodig heeft, staat hem ken
nelijk in den wegen om van hem verlost te
wordenmeent de veldheer het bestde zaken
daarhenen te sturen, dat zijne ambtgenooten
zelve hem loslaten. r
Daarom heet het: de heer Heemskerk heeft
aan de eerste voorwaarde van goede verstand
houding in het kabinet niet gedachtmen
zal hem dus moeten uitwerpen of hij zal
dienen te veranderen. Aan den anderen kant
trekt het de aandacht, dat de heer G. ver
zekert: »het ministerie heeft eene uitnemende
positie miskend en verspeeld." Zeker was dat
geene andere danom na de aftreding van
het liberale kabinet, in eens tot het uiterste
van anti-revolutionair overtegaan. Of echter
dit ministerie zich eene uitmuntende positie
zou geschapen hebben met zuiver groen te zijn
durven wij betwijfelen. Of het zou moeten zijn,
die van even spoedig van het kussen af te
tuimelenals men er ongedacht was opgeraakt.
Het moet voor den heer Groen nu ook hoven
alle bedenking zijn, dat de eenige waarborg
voor eenigen levensduur van dit ministerie, ge
legen is in deszelfs blijven bij de liberale be
ginselen die hetverrassend genoeg, terstond
heeft overgenomen. Miskent het kabinet die
gunstige positie niet, dan is er kans, maar
in het tegengestelde geval, wordt het leven
ras verspeeld. Volgt het den heer G. in zijne
veelvuldige kronkelingen, dan zal het onbruik
baar zijn voor alle partijen.
GOES, 12 Julij 1866.
In den loop van deze maand zullen de mili-
tiens der ligting van dit jaar die in Mei 11.
in werkelijke dienst zijn getredenbij hunne
corpsen loten, ten einde bepaald kunne worden
wie hunner, na den bepaalden oefeningstijd, van
5 maanden voor het blijvend gedeelte bestemd is.
Vrijdag is de zitting der provinciale staten
van Zeeland voortgezet.
Na de toelichting der amendementen is het
nu vereenigd amendement Verhagenvan Deinse
door den heer van der Bilt bestreden, waarop
de heer Verhagen heeft gerepliceerd, om de ge
opperde bezwaren zooveel mogelijk wegtenemen.
Onderscheidene leden hebben nog over hetzelfde
onderwerp het woord gevoerd en de heer Vader
heeft een sub-amendement ingediend, om dit
subsidie te verleenen onder bepaling dat de
dienst geen plaats zal mogen hebben op Zon
dag waarhij de voorsteller zeide, dat hij deze
bepaling wenschte, met het oog op God, op de
wetten des rijks en op het regt der mensche-
lijkheid. Dit sub-amendement is met 22 tegen
5 stemmen verworpenhet eerste deel van het
amendement Verhagen (verleenen van een sub
sidie van ƒ2000,voor de maanden Januarij
tot Julij dezes jaars) werd aangenomen met 17
tegen 10 stemmen en het tweede deel daarvan
(bepaling van de subsidie per dagreis) verwor
pen met 14 tegen 13 stemmen.
Nadat de verantwoording van gedep. staten
wegens de inkomsten en uitgaven in 1865 was
goedgekeurd, werd de begrooting voor de dienst
1867 in behandeling genomen.
Bij de behandeling der uitgaven heeft de heer
Verhagen voorgesteld het artikel kosten van druk
werken met 800,te verhoogen ten einde
daaruit de kosten te bestrijden van een verslag
der zittingen, onder toezigt van de ged. staten
zoo spoedig mogelijk uittegeven en tot een
matigen prijs verkrijgbaar te stellen. Dit voor
stel is met 25 tegen 6 stemmen aangenomen.
Bij de discussie over de inkomsten heeft de
heer Verhagen den wensch uitgedrukt, dat voor
taan aan de leden der staten een exemplaar van
het provinciaal blad zal worden verstrekt, aan
welk verzoek de voorzitter zegt, gevolg te zullen
geven. De hegrooting is vervolgens vastgesteld
op 241,978,70 en besloten aan den koning
voortedragen de heffing van 8 opeenten op de
hoofdsom der belasting op gebouwde en onge
bouwde eigendommen en op die der personele
belasting, tot dekking der provinciale uitgaven.
Vervolgens heeft de interpellatie van den heer
Pierssens plaats gehad betreffende de stoomboot
de Zeelanddie voornamelijk ten doel had van
gedep. staten te vragen of zij van oordeel wa
ren, dat met die boot in de behoefte kan worden
voorzien? Gedep. staten hebben bij herhaling
deze vraag toestemmend beantwoord en een
parig verklaard dat zij geen bezwaar hadden
om de nieuwe boot in de vaart te brengen.
Onderscheidene leden evenwelen daaronder
die eene proeftogt met de nieuwe boot hadden
mede gemaakthebben hunne bezwaren daar
tegen in het midden gebragt en even eenparig
volgehoudendat zij hunne stem niet konden
geven aan het besluitwaarbij de Zeeland als
voldoend vaartuig, voor het aangewezen veer,
zou worden goedgekeurd en in werking gebragt.
Op voorstel van den heer Verhagen werd
op grond van het vergevorderde uur, met alge-
meeue stemmen besloten, om de zitting te ver
dagen tot Zaturdag morgen.
In de zitting van Zaturdag iszooals wij
bereids mededeeldende discussie hervat,