1866. rv°. 50.
VRIJDAG 39 JUNIJ.
53ste Jaargang
Bols-enciin altlng.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
■mg -cp»
G0ËSSCHE GOllRANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond uitgezonderd op feestdagen.
Prys per kwartaal i,!5. fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentlCn worden a 15 ct. de regel geplaatst-
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels,
a ƒ1,30, behalve het zegelregt.
De Inzending van advertentlCn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
De BURGEMEESTER van GOES, brengt bij deze
ter kennis van een ieder die liet aangaat:
Dat de kohieren van het PATENTREGT en het
PERSONEEL voor deze gemeentevierde gedeelte
van het dienstjaar 18651866bekleed met alle
formaliteiten bij de wet gevorderd, op heden ter in
vordering is gesteld in handen van den ontvanger
dier belastingen, binnen deze gemeente.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 28 Junij 1866.
De Burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
Het Handelsblad deelt eene Belgische corres
pondentie mededie waarlijk merkwaardig is.
Daarin leest men o. a.de Nederlandsehe ge
zant te Brussel heeft bij de dagbladen stappen
gedaan om hen te bewegen, een meer gunsti-
gen toon aanteslaan omtrent het Nederlandsehe
kabinet en inzonderheid omtrent den graaf van
ZuylenIndien het berigt waarheid bevat
-dan bewijst het weldat het kabinet zich al
zeer zwak gevoelt en den toon der dagbladen
vreest. Maar bovenal moet het verwondering
baren, dat de clementie der dagbladpers wordt
ingeroepen voor den graaf van Zuylende spe
cialiteit voor buitenlandsche zaken, zooals Ne
derland geen ander bezit. Wij zijn geneigd, om
te gelooven, dat wij hier een verzinsel voor ons
hebbendoor een onhandig vijand van onze
ongeëvenaarde specialiteit uitgedacht; misschien
wel door iemand, die, naijverig op den roem des
eenigen, nog meent, dat de erkende verdiensten
van groote mannen door zulke middelen in de
schaduw kunnen gesteld worden. Indedaad eene
bespottelijke meeningvooral waar zij onze
specialiteit geldt. Zeker zal niemand, in ons
land, zich dan ook dupe laten maken van deze
uit Belgie komende aardigheid, die juist bewijst,
dat men ook daar overtuigd is van de eminente
begaafdheden van den graaf. Er is in den laat-
sten tijd wel eens gesmaald op ministers van
wie men geene antecedenten kende, maar im
mers van onze specialiteit zijn deze zoo alge
meen erkend en beroemd, dat het niet anders
kan of men zal welhaast de overtuiging krijgen,
dat deze specialiteitals minister geene gunst
van dagbladen meer behoeft!
Het vijf en twintigste deel van des heeren
Groens parlementaire mijmeringen is nog niet
■eens in aller handenen reeds kondigt het
Dagblad de aanstaande verschijning van het
zes en twintigste aan. Uit de inhoudsopgave
blijktdat de schrijver daarin eerst met zich
zeiven redeneert, of hij de benoeming zal aan
nemen, om dan in een postscriptum te ver
klaren, dat hij het mandaat aanvaardt. Wij
zullen er den geleerden schetsenmaker geen ver
wijt van makendat hij laboreert aan de kwaal
van Evas dochteren, die, naar men beweert,
geen brief kunnen schrijven zonder een post
scriptum, maar verwonderen ons, dat de hoofd
zaak, die men wenschte te weten, ditmaal niet
in het geschrift maar in een aangehangen post
scriptum voorkomt, als of de schrijver gansch
toevallig, na lang en veel geschreven te hebben
over dóen en niet doen, vóór het expedieren
zegt: o ja! dat is waar, ik neem het mandaat
aan. Op dit laatste feit, dat zeker een der meest
belangrijke nieuwstijdingen uit ons binnenland
is, vestigen wij de aandacht. De heer Groen
zal dus in de kamer verschijnen en zijne vrien
den in het naauw brengen. Deze toch kunnen
moeijelijk terug nemen wat zij openlijk in de
eerste kamer gezegd hebben, en zullen even
min kunnen loochenen, dat zij met hunnen
vriend en geestverwant mede gingen tot op
den dag waarop zij openlijk van kleed veran
derden.
Maar juist daarom kan zijne verschijning in
de kamer nuttig zijnom het tegenwoordige
kabinet in de gelegenheid te stellen, zich opregt
te verklaren, of het liberaal wilde schijnen om
daarna den heer Groen te volgen, dan wel of
het liberaal wil zijn en dus geheel met den
heer Groen breken. Juist de eerste openlijke
optrede van het ministerie heeft den meesten
twijfel gewekt en het is noodigdat daaraan
een einde komen, opdat de natie wete, wien
men om in dagbladtaal te spreken een
wassen neus heeft aangezet, den heer Groen
of de natie.
Yoor eenigen tijd gaf de heer Groen ons den
vriendelijken raadom het geschrift te lezen
van den graaf van Zuylen(onze specialiteit in
buitenlandsche zaken) agitatie of pligtsbetrach-
tingten einde ons te laten overtuigen, dat
de christelijk-historische met nadruk de natio
nale rigting is. Wij hebben toen reeds gezegd
dat ook zelfs de redenen van onze specialiteit,
ons niet overtuigd hadden, dat eene der vele
rigtingenbij onze natie optemerken, die zich
door hare antiquiteit onderscheid, de nationale
mag gorden genoemd. Reeds toen verklaarden
wijniet op gezag van anderenzelfs niet van
den graaf van Zuijlen, dergelijke bewering te
mogen aannemen, maar de houding van den
eminenten staatsman in den laatsten tijdis
maar weinig geschikt, om zooveel vertrouwen
in hem te wekken, dat men eenig gezag toe-
kenne aan zijn woord. Wij beginnen thans te
gelooven, dat de graaf zelf tot andere conclusie
gekomen isen eene betere beschouwing
heeft, van hetgeen men de nationale rigting
kan noemen. Immers indien de graaf van Zuy
len nog overtuigd wasdat de christelijk-his
torische of antieke rigting de nationale was,
dan zou hij geen deel hebben willen uitmaken
van een ministerie, dat dit denkbeeld bestrijdt
en eene andere rigting de nationale noemt.
Al neemt men toch aandat een minister
als lid van het kabinet, wel eens een persoon
lijk offer brengt aan de beginselendie in het
kabinet prsevalerenlaat het zich niet denken
dat hij de hand zal leenen aan het bestrijden
van datgene, wat hij naar innige overtuiging,
nationale rigting en dus nationale behoefte
acht te zijn. Een van beiden dus: de graaf
kwam tot beter inzigtof de specialiteit offert
zijn dierbaarst beginsel opom als minister van
buitenlandsche zaken te schitteren. Maar hoe
is dit te rijmen met zijn uitgedrukt gevoelen
over pligtsbetrachting? En indien het waar is,
dat onze natie zich immer kenmerkte door hare
opregtheid, dan ligt het niet in de nationale
rigting, vrede te hebben met een ministerie,
waarvan men met zekerheid zeggen kan, dat
de leden in gemoede wat anders willendan.
zij in het ministerieel kleed doen.
GOES28 Junij 1866.
De uitslag der herstemming en der nieuwe
verkiezing op gisteren, bereids bij bulletin me
degedeeld was als volgt
Arnhem. Uitgebragt 1459 stemmen. Gekozen
mr. C. Th. baron van Lynden van San-
denburgh met 751 st. Jhr. mr. W. F.
Gevers Deynoot verkreeg 488 st.
Assen. Uitgebragt 1122 stemmen. Gekozen
P. van der Veen met 637. B. J. Gra-
tama verkreeg 488 st.
(Eerste stemming, Gratama 391, van
der Veen 357 st.)
Delft. Ingekomen 1642 stemmen. Van on
waarde 12. Gekozen mr. W. Wint-
gens met 1139. Mr.W. F. Gevers Dey
noot verkreeg 411 st.
(Eerste stemming, Wintgens 630
Gevers Deynoot 411 st.)
Utrecht. Gekozen mr. P. J. Kien met 640 st.
W. R. Boer verkreeg 574 st.
(Eerste stemming, Kien 521Boer
417 st.
Zwolle. Gekozen Wttewaal van Stoetwegen
met 898 st. T. J. Stieltjes verkreeg
842 st.
(Eerste stemming, Stieltjes 615, van
Stoetwegen 577 stemm.)
{Per telegraaf.) Heden middag heeft de pleg-
tige onthulling plaats gehad van het monument,
opgerigt ter eere van wijlen den hertog van
Saksen Weymar. De prins van Oranjede prin
sen Frederik en Hendrik, de groot-hertog van
Saksen Weymar en prins Herman van Saksen
Weymarbenevens de princessen waren daarbij
tegenwoordig. De heer Rochussen heeft als
president der commissie van oprigting, eene
aanspraak gehouden; de burgemeester, de heer
Gevers Deynoot heeft het gedenkteeken voor de