BIJBEAB VAM BE G0E8SCHE COUBAMÏ, van Dingsdag 10 Junij 1866. IN0. 47. OPENBARE VERGADERING van den GEMEENTE-RA AD te GOES, den 11 Junij 1866. Afwezig dhr. K. Broes van Dortmet kennisgeving. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en met geringe wijziging vastgesteld. De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomenvan Heeren Ge deputeerde Staten de goedkeuring der raadsbesluiten lo. tot dek king van het kwaad slot op de rekening der leenbank2°. tot wijziging der begrooting voor 1865 en 3o. het vastgesteld kohier van den hoofdelijken omslag. Het ingezonden kohier van belasting op de honden, 'twelk abusief was opgeteldwordt verbeterd vastgesteld en zal op nieuw worden ingezonden. Van de plaatselijke schoolcommissie is ingekomen haar gewoon jaarverslag over 1865 't welk als bijlage bij het verslag der gemeente zal gedrukt worden. Van dezelfde berigt dat de voorzitter en secretaris der com missie voor 1866 herbenoemd zijn. Van de directie der breede watering de kennisgeving, dat in gelanden besloten hebben om de 39 cent per bundervroeger aan het middel van straten en wegen uitbetaald, voor drie jaren aan deze gemeente uittekeeren tot onderhoud van wegen en afkoop van tollen. Van het Zeeuwsch genootschap van wetenschappen een exem plaar van de Zelandia illustrata, 1« afl. en van den heer J. van der Baan een ex. van de kerkelijke procedure over de beide Lansbergen in 1613. Waarvoor aan de gevers dank is betuigd. Voorts: de rekening van het fonds der werklieden over 1865, die gesteld wordt in handen der finantiele commissie; de tijdsbepaling tot inzending der gemeenterekening over 1865 en eenige staatsbladen. Aan de orde is de behandeling der door de vaste commissie voor de strafverordeningen ontworpene verordening tot van kracht verklaring der bestaande verordeningen. De heer Verhagen heeft bezwaar tegen sommige bepalingen dier verordeningen; hij merkt dit alleen op, omdat hij niet ge acht wil worden die bestendiging onvoorwaardelijk goed te keuren. De Voorzitter beantwoordt deze bedenking en zegt, dat het voornemen bestaat eerlang al de strafverordeningen te herzien en daardoor welligt in het bezwaar van den heer Verhagen zal voorzien worden. Daarna is de verordening zonder verdere discussie vastgesteld. Op voorstel van burg. en weth. besluit de raad, uit de on voorziene uitgaven van de begrooting voor 1865 overteschrijven op aankoop en onderhoud meubelen kosten van licht id. schrijfbehoeften id. u druk- en bindwerk id. n zegel en advertentien diverse kleine uitgaven aanleg en vernieuwing kiesverrigtingen afgekochte brandweerdienst ontvangloon der gemeenteopcenten verpleging van krankzinnigen kosten der straatverlichting voeder der zwanen Zamen 86,53* 17,49 98,62* 20,27 122,17 43,43 2,02 45,77* 10,-- —.25 100,06s 87,10 10,47s 644,20s Op gelijk voorstel wordt besloten de begrooting voor li aan te vullen met de volgende posten de ontvangsten: Huur der geregtslokalenf 700, Geldleening hoogere burgerschool Zamen en de uitgaven Voor de hoogere burgerschool Intrest geldleening 7/m. jaarwedde adsistent havenmeester Restitutie belastingen en verhooging onvoorziene uitgaven Zamen gelijke verhooging als de ontvangsten - 44000,- 44700,— - 41295,405 - 1100,— 29,17 - 230,93* - 2044,49 44700,- Wordt medegedeeld de ingekomen aanbeveling van het bur gerlijk armbestuur voor een lid van dat collegie in de plaats van wijlen den heer Dr. L. C. de Peval, bestaande uit de heeren M. J. de Jongh en Mr. J. G. de Witt Hamer, terwijl burg. en weth. in de plaats van dienzelfden heer, tot lid der commissie van toezigt over de gemeente-apotheek aanbevelen den gemeente geneesheer Dr. N. J. P. Verschoor. Voor beiden benoeming ter volgende vergadering. De commissie in 1862 benoemd, om de stukken te onderzoeken betrekkelijk de daarstelling van het sas en de haven en daarom trent verslag te doen (welke commissie bestaat uit den burgemeester en de heeren J. H. de Laat de Kanter, G. Pilaar en J. A. A. Pransen van de Putte,) brengt bij monde van den voorzitter dat verslag uit en zegt: Uit de stukken ter zake is haar gebleken, dat krachtens con cessie of octrooiverleend door Z. M. den koning den 26 Pe- bruarij 1809 no. 27 op den 13 April van hetzelfde jaar in het openbaar zijn verkocht de schorren van Goenje, Hongersdijk, Mosselbank en de Slurf, onder verpligting, om die te bedijken onder den naam van Lodewijks- thans Wilhelmina-polder datvolgens art. 5 der speciale veilconditiende kooper en bedijker voor zijne rekening moest maken en graven a. eene schut- of kolksluis met schutkolk h. eene buitenhaven en c. eene binnenhaven in lengtebreedtediepte en strekking als daarbij is opgegeven; en wijders aan de regering der stad Goes moest betalen 3000, en kosteloos afstaan 7 5 CH roeden gronds nabij de sluisom aldaar eene sluiswachterswoning te stichten; dat, volgens art. 14 dierzelfde conditiënde kooper van de regering der stad Goes genieten zou 100,000,dat volgens art. 7 dierzelfde conditiën, de onderhoud der binnen- en buitenhaven, rijsbermen, kaden steenwerken sluissluiswachterswoning, méér- en paal werken niets uitgezonderdzou zijn en blijven ten laste van de stad Goesvan den dag af der oplevering en eindelijk dat, volgens art. 13 dier conditiën de kooper zou behoudende vrije vaart van op en door de haven en ten aanzien der te heffen sluisgelden, voor zich en de ingezetenen van den nieuw te bedijken polder zou genieten dezelfde faveuren, als die van Goes. Hieruit blijkt: 1". dat het maken en graven van bedoelde' sluis en havens deel maakt van de concessie of het octrooi tot bedijking, den 26 Febvuarij 1809 door het toenmalig hoofd van den Neder- landschen staat verleend 2o. dat de gemeente Goesdie sluis en havens heeft verkregen titulo oneroso en dus als privaat regterlijk eigendom, ofschoon tot publiek regterlijk gebruik bestemd en 3o. dat de geheele onderhoud komt ten laste van Goes. Het kan dus wel aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn, dat de gemeente Goes onder de vroegere gemeente-wetgeving was en onder de thans vigerende is geregtigd, om voor het gebruik van de haar in eigendom toebehoorende haven en sluis, sas- en havengeld te heffen. Hier evenwel doet zich de omstandigheid voor, dat de buiten haven de sluis en een gedeelte der binnenhaven gelegen is op het grondgebied der gemeente Kattendijke c. a.het andere ge deelte der binnenhaven op dat der gemeente Goes en daar nu gemeente-besturen in den regel niet bevoegd zijn buiten het grond gebied hunner gemeente, heffingen vasttestellen, rijst de vraag of de gemeente Goes wel bevoegd zij zonder medewerking dei- gemeente Kattendijke c. a. de heffing van het sas- en havengeld te regelen. Die vraag schijnt toestemmend beantwoord te moeten worden en wel op 'de navolgende gronden: 1°. De regeling, bij art. 121 der gemeentewet bedoeld specteert alleenlijk tusschen twee of meer gemeenten gemeenschappelijke zaken belangen inrigtingen of werken. Maar de gemeente Kattendijke c. a. heeft zich nimmer de daarstelling en onder houd van dien waterweg en de daarbij behoorende werken aangetrokkendaaraan nimmer iets te koste gelegddie ge meente heeft met dien waterweg niets gemeenheeft geene de minste aanspraak op eenig genot van het geheven wor dende sas- en havengeld, is ten dezen buiten alle belang art. 121 gemeentewet mist dan in deze aangelegenheid alle toepassing 2°. Maar ten anderen, de gemeente Goes heft het sas- en haven geld niet als belastingmaar als eene retributie voor het

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 10