1866. N». 37. VRIJDAG 11 MEI. 53"'' Jaargang. "ifor V||É|^ PLAATSELIJK BESTIER VAN GOES. <3C€^s liOESSCI. K COURANT De nitgave dezer Courant geschiedt Alaaudag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. t I '*-? i I I ^6* t i Gewone advertentiën worden, a 15 ct* de regel geplaSlst. Geboorte-, liuwelyks- en doodberigten van 1-6 regels, f 1,20behalve het zegelregt. De inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave* BoIiendiM aiding. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente Dat de PATENTEN over het dienstjaar 1865, (loo- pende van 1 Mei 1865 tot ultimo April 1866), aan gevraagd gedurende het vierde kwartaal van dat jaar, ingevuld gereed liggen en tot derzelver afgifte, ter secretarie zal gevaceerd worden, van heden af tot den 26 Mei, uitgenomen des Zondags, dagelijks van des voormiddags negen tot des namiddags twee ure. Wordende de belanghebbenden vermaand, om die afhaling in persoon te verrigten en zich den bepaal den tijd ten nutte te makenten einde van alle kosten bevrijd te blijveD, vermits, volgens art. 2 van Zijner Majesteits besluit van den 17 October 1820, de onafgehaalde patenten of de afschriften van dezelve, door eenen deurwaarder der directe belas tingen, onverwijld aan de patentpligtigen moeten worden uitgereikttegen betaling van tien cent waartoe dan ook den 28 Mei en volgende dagen zal worden overgegaan. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 10 Mei 1866. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris. H. C. P IL A A R. In de zitting der tweede kamer van Maan dag heeft allereerst de minister van koloniën het woord gevoerd en eene belangrijke rede gehouden, die, vreemd genoeg, door het Dagblad gunstig beoordeeld wordt, wat den vorm be treft: het spreekt van zelf, dat het orgaan gehouden is, om de denkbeelden des ministers quand même af te keuren en te bestrijden. De minister beeft allereerst naar aanleiding van de rede van den heer Andrea: een geschied kundige blik geslagen op betgeen in Indie deze wet noodzakelijk heeft gemaakt en duidelijk aangetoond, dat de regeling van den grond eigendom noodzakelijk vooraf moet gaan, om tot eenen gewenschten toestand te geraken. Hij heeft zich daarbij beroepen op het oordeel van onderscheidene Indische specialiteiten en gewezen op de overdrijvingdie bij de tegen standers van de wet waargenomen wordt. Wil len sommigen, dat de koffij-cultuur worde op- gègevendé minister meent dat men die thans nog- niet opgeven kan. Wat het oordeel der kamers van koophandel te Batavia en Soerabaija betreft, heeft de minister zich vereenigd met den heer de Laat de Kanterdie in hare adviezen de stem van eigenbelang meende te hooren. Omtrent de finantieele gevolgen van de aanneming dezer wet heeft de minister herhaald, dat, indien geene eventualiteiten, die ieder stelsel in den weg zonden staan, zich voordoen, deze niet te vreezen zijn. De minister heeft ten slotte de oppositie dank gezegd voor de wijze, waarop tot nu toe, de zaak in de kamer werd be handeld en geëindigd met den wensch, dat men niet langer aan Java onthouden zou wat daaraan eerlijk toekomt en dat Nederland het verwijt mogt zoeken te ontgaandat het zijn geluk zoekt op de puinhoopen van de welvaart der Javanen. De minister van finantien heeft daarop het woord gevoerd en bepaaldelijk de finantieele zijde van het ontwerp besproken. Hij heeft de be zwaren zoeken weg te nemen, die daartegen werden ingebragt en de gronden van zekerheid aangewezendie tot aanneming moeten leiden. Hij wenscht die aanneming, omdat de wet ge heel in de rigting is van onzen tijd en omdat, bij aannemingIndie in een n goeden toestand aan onze kinderen kan worden achtergelaten. Daarna heeft de heer Godefroi geantwoord op de redevoeringen van de heeren Rochussen, Meijer en Wintgens, en aangetoond, dat het programma der conservatieve partij verre van bevredigend was, en dat de leiders dier partij het onderling niet eens waren. De zitting is geëndigd met eene rede van den graaf van Zuylen, die zijne adhsesie aan het programma Meijer gaf. Hij verzekerde, dat de belangen van den Javaan bij hem op den voorgrond stonden, dat finantieel belang bij hem niet woog, maar meende toch, dat men geene hervorming moest invoeren met eene berooide schatkist, en dat de finantieele toe stand van het vaderland zeer donker is. In de zitting van Dingsdag heeft allereerst de heer Rochussen eene zeer lange redevoering gehoudenom nog eens zijn gevoelen uiteen- tezetten en te verdedigen. Hij heeft natuur lijk de gegrondheid ontkend van elke rede nering tegen hem ingebragt, en de onfeilbaar heid van zijne meening zoeken aan te prijzen. Ten slotte de vragen beantwoordende, door den minister van koloniën hem gedaan, heeft hij alles mogelijk verklaard wat den Minister niet alzoo was voorgekomen, maar overal maars en mits bijgevoegd, waarvan hij de mogelijk heid niet heeft aangewezen. Het slot zijner rede was wel, dat naar zijn inzien deze wet geen voordeel aan den Javaan zou aanbrengen, maar het allerlaatste en gewigtigste was toch het oude: Nederland zal voordeelen verliezen. Tusschenbeiden merken wij op, dat de heer Rochussen begonnen is met te zeggen, dat hij den minister niet zou volgen in het gebruiken van warme bewoordingenmaar hij heeft toch alles doen uitloopen op het puntdat de meeste warmte wekt: het batig slot. Na hem was de heer de Brauw aan het woorddie de argumenten van andere sprekers nog eens varieerde en meendedat de conser vatieven meer aan de zijde stonden van het geweten, dan van de beurs! Voorts zeide hij dat men de ontwikkeling van den Javaan moest voorbereiden (het nadert aan de 300 jaren sedert Nederland Java tot een bate voor zich bereidde en volgens het Dagblad onder de hila riteit der vergadering beweerde hij, dat ook de conservatieven den grond als het eigendom van den inboorling beschouwendoch als gebruiks- bezitting (en dus als geen eigendom van den inboorling, maar van den overweldiger)! Ook de heer JK. van Goltstein heeft zijne afkeurende stem gemotiveerd. Als altijd, op het oude terugkomende, heeft hij van de voorstan ders der wetals van sloopers gesprokenen om meest op het geweten te werken van de niet-Indiscke specialiteiten, gewaagd van Ne- derlandsehe belastingen, die in de plaats van het batig slot zullen moeten komen. De heer Fokker heeft gereleveerd, dat de heer Rochussendoor onjuiste voorstelling zijner woorden, hem eene dwaasheid in den mond had gelegd, die hij niet gezegd had. De heer van 8/wieten heeft met den heer van der Linden ingestemd, dat het debat vervelend wordt, maar nog eens een en ander aange drongen waartoe hijals in Indie bekend meer dan anderen geregtigd is. Daarna heeft de heer Meijerverzekerende, dat hij de beraadslagingen niet langer dan noodig is wil rekken, zeer lang en zeer uit voerig gesproken en zijne vroeger geuite denk beelden, nog eens weder voorgedragen, dezen en genen spreker, die van hem verschilde, nu en dan een woord toevoegende. Ook hij is geëin digd met eene pathetische tiradeen indien wij het Dagblad gelooven mogen, heeft hij sen satie gewekt in de vergadering, door tot den heer Kappeijne te zeggenHelp gij ons met uwe talenten, help gij ons vooral met uw ge weten. Bij de voortzetting der beraadslaging op Woens dag, was de heer Jonckbloet het eerst aan het woorddie op zijne beurt eenige sprekers, die tegen zijne voorstelling zich gerigt hadden, be antwoordde en daarbij constateerde, dat de heer Wintgens volstrekt niet afkeerig is van het communisme. De heer Andrew heeft ook nog eens het woord gerigt tot de sprekers, die over zijne rede het woord voerden en beweerd, dat de conservatieven ook vooruit willen, maar nog niet. Hij heeft daarbij echter niet aan gewezen wanneer zij vermoedelijk vooruit zul len gaan, en wil intusschen met den heer Meijer het stelsel van overheersching op Java handhaven. De heer Kappeijne heeft vervolgens gerepli ceerd en herhaalddat als de conservatieven deze wet helpen verwerpen, de revolutie hen zal medeslepen, die nu weigeren eervol te ca pituleren. De heer Blom heeft zich vooral verklaard, tegen het stelsel van overheerschingdat de heer Meijer met de evangelisatie op Java ver binden wil. De heer Schimmelpenninck heeft gezegd, niet voldaan te zijn door de antwoorden van den minister, en de zeker niet onhoudbare stelling verdedigd, dat als de cultuur bloeit er meer dere opbrengst zal worden verkregen. De heer Voorthuysen heeft zich mede tegen de wet verklaard en schijnt bijzonder aan het autoriteits-geloof te hechten, daar hij wenscht, dat de redenen van den heer Kappeijne steun zullen vinden, in eene door hem gewenschte verklaring van den minister van justitie, om trent het punt van den grondeigendom. De heer Godefroij heeft nader doen uitkomen zijn verschil met de conservatieven. Ook de heer Kien heeft gesproken en gezegd

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 1