1866. N°. 35.
VRIJDAG 4 MEI.
538te Jaargang.
SCHUTTERIJ.
WIJZIGING van art. 1 der Veror
dening tegen den invoer van
vee enzin de gemeente Goes,
vastgesteld den 27 September
1865.
tutfl'h rt'if J'j
üOESSCHI COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,35. fir. p. p. ƒ1,9».
Gewone advertentlën worden a 15 et. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels,
1,30 behalve het zegelregt.
De Inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
OPENBARE VERGADERING
van den
O-omeento-raad te Goes
ten raadhuize aldaar,
OP VRIJDAG DEN 4 MEI 1866
des avonds ten 6 ure.
PUNTEN VAN BEHANDELING:
1. Mededeeling van ingekomen stukken.
2. Benoeming van een gemeente-geneesheer.
3. Wijziging der instructie voor den geneesheer,
heelmeester en vroedvrouw der gemeente.
4. Voordragt verordening voor eene plaatselijke ge
zondheids commissie en benoeming van hare leden.
6. Af- en overschrijving op de begrooting van het
gasthuis over 1865.
6. Afkoop van het jagtregt op een perceel in het
Goessche ambacht.
7. Verzoek tot wijziging van het raadsbesluit tot
heffing van eenen hoofdelijken omslag in deze
gemeente.
8. Reclames tegen den hoofdelijken omslag.
9. Vaststelling van het kohier van den omslag.
10. Idem van het kohier der belasting op de honden.
Pmtollcatio.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien de wet van den 11 April 1827 (Staats
blad no. 17) betrekkelijk de OPRIGTING van
SCHUTTERIJEN en speciaal de artikels 1, 2, 7,
8 en 9, luidende als volgt:
„Art. 1. Ieder ingezeten van het rijk, die op den
1 januarij van elk jaar zijn 25ste jaar zal zijn inge
treden en zijn 34ste niet voleindigd zal hebben, zal
ingevolge de bepalingen dezer wetdaartoe opgeroe
pen zijndeverpligt wezen de schutterlijke dienst uit
te oefenen.
„Art. 2. Als ingezetenen worden met betrekking
tot de toepassing dezer wet, beschouwd:
a. Alle Nederlandersbinnen het rijk hun gewoon
verblijf houdende;
b. Allo vreemdelingen, binnen het rijk woonachtig,
welke hun voornemen, om zich aldaar te vestigen,
zullen hebben aan den dag gelegd, hetzij door
eene uitdrukkelijke verklaringhetzjj door het
werkelijk overbrengen van den zetel van hun ver
mogen en de hoofdmiddelen van hun bestaan.
De tijdelijke uitoefening van hun bedrijf of hand
werk in eenige ondergeschikte betrekking, gelijk die
van leerling, knecht enz. kan op zich zeiven niet
beschouwd worden als een bewijs van het voornemen
om zich in dit rijk te vestigen.
„Art. 7. Zij die in meer dan eene gemeente hun
gewoon verblijf houdenof den zetel van hun ver
mogen hebben gevestigdzullen tot de inschrijving
verpligt zijn, binnen die gemeente alwaar eene dienst
doende schutterij aanwezig is.
Bijaldien in die verschillende gemeenten alleen
dienstdoende of alleen rustende schutterijen bestaan,
zullen zij zich doen inschrijven in die gemeente, al
waar zij voor de personele belasting zijn aangeslagen
en de ambtenaren in die gemeente, alwaar zij ambts
halve verpligt zijn hun verblijf te houden.
„Art. 8. Die van hunnen ouderdom geen voldoend
bewijs geven, zullen door het plaatselijk bestuur wor
den ingeschreven naar deszelfs oordeelonvermin
derd de bevoegdheid van den ingeschrevenen, om van
zijnen ouderdom nader te doen blijken.
„Art. 9. Die bevonden zullen worden zich niet
voor den 1 Junij te hebben doen inschrijven, zullen
door het plaatselijk bestuur ambtshalve ingeschreven
worden en door den natemelden schuttersraad worden
verwezen tot eene geldboete; terwijl zij daarenboven
zonder loting, bij de schutterij zullen worden ingelijfd
indien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde
inschrijving, geene redenen tot uitsluiting of vrijstel
ling ten hunnen aanzien bestonden.
Gezien Zijner Majesteits besluit van den 21 Maart
1828 (Staatsblad no. 9), speciaal de art. 3 en 4
van den volgenden inhoud:
„Art. 3. In het jaar na de eerste oprigting der
schutterij en in ieder der volgende jaren, zal voor
den 1 Junij de inschrijving zich tot zoodanige in
gezetenen bepalen die op den 1 Januarij van dat
jaar hun 25ste jaar zijn ingetreden; het register
waarop dezelve worden ingeschreven, zal altijd het
eerste register uitmaken, en zal voorts van de re
gisters der vorige jaren het laatste of tiende komen
te vervallen.
„Art. 4. Tot deze inschrijving zullen zich ook
moeten aangevendiegenen, welke, schoon in andere
gemeenten ingeschreven, sedert de laatste inschrijving
in de gemeente zijn komen wonen; alsmede vreemde
lingen die sedert de laatste inschrijving in de ter
men gevallen zijn omvolgens art. 2 der wetals
ingezetenen te worden beschouwd. De inschrijving
van deze personen zal geschieden in dat register
waartoe zij volgens hunnen ouderdom behooren.
Gezien Zijner Majesteits besluit van den 4 Sep
tember 1828 (Staatsblad no. 55) voornamelijk de
bepalingen van art. 7 en 8, aldus luidende
„Art. 7. De gehuwden en weduwnaars een of meer
kinderen hebbende, door sterfgeval of anderzins in
de termen vallende om in de eerste klasse te wor
den overgebragt, zullen voor de eerstvolgende jaar-
lijksche inschrijving, bij publicatie worden opgeroe
pen om daarvan kennis te geven aan het plaatselijk
bestuur; wanneer deze kennisgeving mogt worden
verzuimd en de nalatige, tengevolge van dit verzuim
niet bij de schutterij is ingelijfd geworden, zal des
wege door het plaatselijk bestuur proces-verbaal worden
opgemaakt en aan de bevoegde regtbank toegezonden,
ten einde de strafbepalingen van art. 1 der wet van
den 6 Maart 1818 (Saatsblad no. 12) op de nala-
tigen toe te passen:
„Art. 8. De nalatige in het vorige art. vermeld,
zal dadelijk bij de schutterij worden ingelijfd, tegen
ontslag van hem, die in zijne plaats wordt opge
roepen, de diensttijd door hem te volbrengen, zal
ingaan met het jaar waarin hij is ingelijfd geworden.
Roepen bij deze opalle mannelijke ingezetenen
der gemeente, welke op den 1 Januarij dezes jaars
hun 25ste jaar zijn ingetreden, hoedanige zijn, die
geboren in den jare 1841, bm zich van den 15 tot
en met den 31 der maand Mei, voor de schutter
lijke dienst dezer gemeente, ter griffie alwaar daartoe
dagelijks zal worden gevaceerd, (uitgenomen des Zon
dags) des morgens van 9 tót des namiddags 2 ure
te doen inschrijven: en zich vooraf te voorzien van
een geboorte- of doop extract, ten einde zich van
hunnen juisten ouderdom ter behoorlijke inschrijving
te verzekeren en zich door eene verzuimde of onbe
hoorlijke inschrijving niet bloot te stellen aan de
straf bij boven geinsereerd 2de artikel der wet van
den 11 April 1827 vastgesteld.
Terwijl tevens worden opgeroepen, om zich ter
bovengenoemden tijd en plaatse te doen inschrijven,
alle manspersonen geboren in de jaren 1832 tot en
met 1840 welke in vorige jaren elders ingeschreven
zijn, doch sedert dien tijd binnen deze gemeente zijn
komen wonen, met overlegging van het bewijs der
vroeger gedane inschrijving in eene andere gemeente,
alsmede zoodanige ontslagene militairen en vreem
delingen, als sedert de laatste inschrijving in de
termen der schutterij gevallen en binnen deze gemeente
woonachtig zijn.
Wordende de personen, welke reeds ingeschreven
zijn en deel aan de loting genomen hebben, behoo-
rende tot de tweede klasse, zijnde gehuwden en we
duwnaars met een of meer kinderenwelke door
sterfgeval of anderzins als nu in de termen der eerste
klasse vallenaangemaand om daarvan almede ten
boven bepaalden tijde en plaatse kennis te geven.
Zullende de onderscheidene daarvan te houden re
gisters op den 1 Junij eerstkomende worden gesloten
en degenen welke bevonden zullen worden ten deze
nalatig te zijn geweest en zich na dien tijd komen aan
geven of ontdekt worden aan het einde der registers
ambtshalve worden ingeschreven, onverminderd de
daarop vastgestelde boeten en straffen.
Gedaan te Goes, den 28 April 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris
H. C. PILAAR
Putolicatie.
De BURGEMEESTER enW ETHOUDERSvan GOES,
doen te wetendat door den raad dier gemeente in
zijne vergadering van den 18 April jl. is vastgesteld
de volgende:
Na art. 1 te laten volgen
Dit verbod is niet van toepassing op het eiland
Noord-Beveland voor zoo veel levend rundvee, scha
pen en varkens betreft: deze zullen van daar te water
in de gemeente mogen worden ingevoerd, mits ver
gezeld van eene verklaring van den burgemeester der
gemeente van uitvoer, dat in die gemeente geene
veeziekte heerscht en het uitgevoerd wordende vee
van Noord-Bevelandsehen oorsprong is.
Zijnde deze wijziging aan de Gedeputeerde Staten
van Zeeland, volgens hun berigt van den 27 April
no. ^j-65, in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar het be
hoort, den 3 Mei 1866.
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. G. PILAAR.
HET CULTUURSTELSEL en de CULTUURWET.
Vervolg en slot van het vorige n°.)
De brieven van van den Bosch zijn daar,
om te bewijzen, dat hij liever den arbeid der
Javanen tot het uiterste dreef, dan de Neder-
landsche schatkist, die telkens meer vorderde,
teleurtestellen. Bekroop soms de vreesdat
vermindering van den prijs der produkten den
fiscus, die al vast op hooge sommen rekende,
kon teleurstellen, men troostte zich met het
voornemen, om de hoeveelheid van de op
brengst te doen toenemen. Voor den hoog
geprezen gouverneur-generaal waren het »ne-
venconsideratien van gering belang", of er
voor de belangen der Indische bevolking, voor
de duurzame verbetering onzer inkomsten, iets
werd gedaan. Zijne taak was Indie te la
ten geven, altijd meer geven. Het resultaat
zijner bemoeijingende goedkeuring der rege
ring, moedigden zijnen ijver aanen wie een
voudig de vraag stelt: wie en wat wel het
meest medegewerkt hebben om voor eenige jaren