BIJBL&B VMS BB GOBSSCHB COÜRAIUT, van Vrijdag 27 April 1866. j\°. 33. GEMEENTE-RAAD tb GOES, den 20 April 1866. OPENBARE VERGADERING van den Tegenwoordig al de leden. De secretaris afwezig zijnde, wordt diens functie waargenomen door den griffier ter secretarie. De resumtie der notulen van de voorgaande vergadering wordt aangehouden. Aan de orde is de overstemming omtrent het verzoek van de wed. Sterkman Zoonom remissie van boetewaaromtrent ter voorgaande vergadering de stemmen hebben gestaakt. De Voorzitter herinnert daarbijdat het voorstel der finan- tiële commissie strekte tot algeheele afwijzing van dat verzoek, doch dat burg. en weth. zich met het gevoelen van de minder heid dier commissie vereenigende, daarentegen hebben voorgesteld eene vermindering van boete toetestaan ad 130, Hij vraagt of iemand der leden alvorens tot stemming over- tegaan daaromtrent nog het woord verlangt. De heer Verhagen dankt den Voorzitter voor de gelegenheid om dat belangrijk punt nogmaals ter sprake te brengen; hij herinnert hoe de heer Saaijmans Vader het eerst op den voor grond heeft gesteld de goede trouw en probiteit der aannemers, maar meent juist daaruit te moeten opmaken, dat dat lid de gevoerde correspondentie niet heeft gelezen. Immers de redendie in het adres wordt aangevoerd als oor zaak der vertragingwordt in de correspondentie in het geheel niet aangetroffen. Spreker komt dus juist tot een tegenovergesteld gevoelen en vermeent, dat de in het adres aangevoerde reden onwaar is. Hij meent tegenover het lid dat ter vorige vergadering afwe zig was en die thans tegenwoordig is, die als het ware thans den knoop zal moeten doorhakkendit tot opheldering te moeten zeggen, in het vertrouwen, dat deze van de ter visie gelegen hebbende correspondentie en het adres zal hebben kennis genomen. De heer Saaijmans Vader zegtdat hij geene kennis had ge nomen van de gevoerde correspondentie, maar dat hij zich zeer goed kan begrijpen, dat de terughouding der levering uit Enge land waarop de adressanten zich in het adres beroepen de juiste en ware rede is. Onlangs had hij het genoegen met een der firmanten kennis te maken en hij heeft te veel goeden dunk van die firma opgevat, om te veronderstellendat zij onware voorgevens zullen voor wenden. De heer van Voorst Vader verklaart evenmin gelegenheid te hebben gehad kennis van de ter visie gelegen hebbende stukken te nemendoch door gesprekken met anderen genoegzaam op de hoogte te zijn om zijne stem in dezen te motiverenwanneer zoo als hier, niet een willekeurig verzuim of directe achteloosheid kan worden te laste gelegdis hij altijd geneigd om eenige toe- gevelijkheid te gebruiken en zal dus ook in deze zaak tot ver mindering der boete stemmen. De heer van Dort wenscht ook zijne stem te motiveren en zegt, dat hij tijdens de discussien in de vorige vergadering alleen inzage had genomen van het rapport en voorstel der finantieele com missie;-in dien tusschentijd échter heeft hij en het adres en de gevoerde correspondentie nagegaan en verklaart zeer weinig waarde te hechten aan de argumenten van de firmahem komt het on verklaarbaar voordat eene soliede handels-firmadie zelve den tijd bepaalt waarop geleverd moet worden door buitenlandsche leveranciers zou zijn teleurgesteldmaar is dit het geval, dan nog zijn die leveranciers daarvoor verantwoordelijk en moeten vol gens i-egt en billijkheid de schade betalen. Hjj zou het een gevaarlijk antecedent achten vooral met het oog op de onlangs gedane aanbesteding van den bouw der hoogere burgerschool ih deze gemeente, eenige afwijking van de aangegane verbindtenis te doen. Immers zoo men hier toegevenheid gebruikt, zal men het daar niet kunnen weigeren, terwijl de force majeure waarop de firma zich beroept, volstrekt onbewezen en vermoedelijk onwaar is. Wat de brug zelve betreft en de zoo gunstige verklaring daar omtrent door een lid in de vorige vergadering bijgebragthij zal die niet tegensprekendoch na al hetgeen hij van anderen heeft gehoord, kan hij die verklaring alleen aanvaarden onder beneficie van inventaris. De heer mr. Saaijmans Vader verklaart bij de beproeving der brug tegenwoordig te zijn geweest en heeft toen gemeend, dat de brug allezins aan de gevorderde vereischten voldoet. De heer Verhagen zal gaarne daaromtrent nadere mededeelingen dien maar meent, dat deze zaak daarvan geheel afgescheiden is. De Voorzitter zal niets afdingen op het rapport der finantiële commissie het is waar dat er tegenstrijdigheid bestaat tusschen de argumenten vervat in de gewisselde correspondentie en die in het adresmaar over bekend is het hoe in den regel de le veranciers hunne leveringen niet op den bepaalden tijd doen terwijl een verhaal op deze niet usantief en buiten den handel is; hij haalt onder anderen een voorbeeld aan van voor de gemeente bestelde steenen palen, waarvan de leveringstermijn ettelijke malen is moeten verlengd wordenbovendien is hier geen sprake van kwijtscheldingalleen van eenige vermindering van boeteom die redenen vond het dagelijksch bestuur termen om met het gevoelen van de minderheid der finantiele commissie mede te gaan. Dhr. rar. de Kanter betreurt bet dat juist bij het dagelijksch bestuur de ondersteunende stem voor de toegevelijkheid van de minderheid der commissie is uitgegaau. Hij had zulks te minder verwacht omdat toen er sprake was van den tijd van oplevering te bepalen, juist de voorzitter bij het voorstellen aan de wet houders om dit op 31 October te doen plaats hebben, er uitdruk kelijk bij schreef om dan ook in geen geval van de boetebepa ling aftewijken. Hij constateert bovendien dat geen enkel geldend argument voor de vermindering is aangevoerd, maar alleen toegevendheid het dagelijksch bestuur tot zoodanige inschikkelijkheid heeft ge stemd terwijl hij integendeel had mogen verwachten dat na de hierboven medegedeelde bepaalde verklaring, het contract stipt zou nageleefd zijn. Dhr. Verhagen zou wenschen of de boeten geheel toe te passen of geheel kwijt te schelden; zijn voor het laatste goede gronden aanwezigdan wil hij ook toegevend zijnwant h'j wil niet beschouwd worden vijandig te zijn tegen adressanten. De Voorzitter zegt dat men het rapport der commissie moet nemen zoo als het daar ligt en dat daarop niets valt aftedingen; maar zijne persoonlijke overtuiging is het, zij het dan ook slechts eene subjectieve opvatting, dat de argumenten in de correspon dentie aangevoerd illusoir zijn en de ware reden in het adres is opgegeven. Naar die overtuiging zal hij dan ook met gerustheid zijne stem uitbrengen. Dhr. van den Bosch wil gaarne mededeelen de reden die hem hebben bewogen om voor te stellen de boete betaling in zijn geheel toetepassen. Hij zag geen middenweg, geene enkele reden tot toegevenheid, men moest de boete toepassen of ze geheel kwijtschelden dit was zijn gevoelen en hoe nu de minderheid komt tot de som van 250,om te laten betalen en tot 130,om kwijt te schelden, welken grond zij daarvoor heeft gehad, verklaart hij niet te begrijpen. Niemand verder het woord verlangende wordt het voorstel van burg? en weth. in hoofdelijke stemming gebragt en aangenomen met 6 tegeu 5 stemmen. Tegen stemden de heeren mr. de Kanter, van den Bosch, Broes van DortVerhagen en Pilaar. De Voorzitter stelt aan de orde de ingekomen verzoeken om remissie of kwijtschelding van hoofdelijken omslag en honden belasting over 1865. (De heeren mrs. Saaijmans Vader en van Voorst Vader ver laten de vergadering.) In de eerste plaats die van de heeren mr. van Voorst Vader verzoekende kwijtschelding van 318,over de maanden Mei tot en met October. Mr. P. H. Saaijmans Vader verzoekende kwijtschelding van 275,over de maanden Mei tot en met November. Dhr. Pransen van de Putte, van f 231,875 over de maanden Mei tot en met November. en de heer J. C. Kakebeekevan 93,633 over de maanden Mei tot en met Augustus. Hij zal over ieder afzonderlijk doen stemmen, doch wil om trent die vier verzoeken het voorstel van burg. en weth. gelijk aan den raad voordragen. Dat voorstel luidt Bij art. 245 der gemeente-wet golden de beide beginselen dat in den hoofdelijken omslag uitsluitend mogten getroffen worden zijdie ingezetenen waren der gemeente, en dat niemand over hetzelfde tijdvak in meer dan ééne gemeente kon worden aangeslagen. In verband daarmede werd dan ook ontworpen en door den raad vastgesteld art. 11 der verordening op de invordering van den hoofdelijken omslag van 16 Maart 1855, waarbij is bepaald: dat aan hen, die de gemeente met er woon verlaten of slechts een gedeelte van het jaar daarin verbleven of vertoefden op hunne aanvraag teruggaaf of kwijtschelding zou worden

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 6