BINNENLANPSCHE BERIGTEN.
Benoem 1 n gen.
BUITENLAND.
zingen, zou veel meer aanleiding geven, dat het
opgewekte leven tegen dien tijd weder begon
te kwijnen. Wanneer kan het oordeel juister
zijn, dan juist in het oogenblik, waarin de per
sonen over wie het oordeel gaan moet, aan het
werk zijn?
Even ongerijmd is het te stellen dat men
de debatten in het einde zou willen overhaasten
of de leden die moeten aftreden buiten de ge
legenheid stellen om in hunne districten tegen
woordig te zijn. Als men hen in de gelegen
heid stelt, om op dien tijd daar te zijn, dan heet
het doorgaans: dat zij een ongeoorloofden invloed
uitoefenen en als zij er niet zijn, dan beklaagt
men ze.
Doch zoo kan alleen eene oppositie redeneren
die in hetzelfde artikel zegt, dat het antwoord
van den minister mager is en tegelijk, dat wie
zoo'n Memorie kan opstellen niet zeer lijdende moet
geweest zijn aan zenuwaandoeningen. Waarlijk
zij behoeft zulke oproerige artikelen niet te
schrijven, om de behandeling der cultuurwet te
provocerenals of iemand er aan dacht deze
uittestellen. De natie zal zich kunnen overtui
gen, dat de zoogenaamde vrees geheel ongegrond
is en alleen besproken wordt, om de gemoe
deren op te ruijen, waar het duidelijk genoeg
blijkt, dat een deel der natie zich weinig om
de zaak bekommerteen ander deel met vol
komen gerustheid de toekomst tegemoet gaat
en een klein deel den tijd ziet naderen, waarin
de denkbeelden van een minister, die er eigenlijk
al bitter weinig van weet, volgens het Dagblad,
misschien door de meerderheid der kamer zullen
goedgekeurd worden
De tijd is gekomen, zegt het Dagblad, om op
de bres te staan. Wij nemen gaarne dat woord
overal behoefde het ons niet herinnerd te
worden en wij zullen daarom niet ophouden te
wijzen, op de taktiek der contraminerende partij,
die alles dooreen mengt en niets ontziet, om
tot heil van het vaderland haar eigen voor
deel te bejagen.
Wij hebben dezer dagen ook nog eene andere
proeve te genieten gekregen van dagbladachtige
redenering, om ware het mogelijk, den ligtge-
loovigen te verblinden. Naar aanleiding van de
redevoering van den heer van Twist, in de Eerste
kamer, wordt gevraagd: is het billijk, is het Chris
telijk zoo te besturen op Java, dat de meest-
dringende eischen op intellectueel en physisch
gebied in Nederland, ten bate van de buiten-
landsche bezittingen weldra achterwege zullen
blijven? Die vraag schijnt gegrond en billijk
in de oogen van hendie werkelijk meenen,
dat Indie geen andere reden van bestaan heeft,
dan om gelden overtemaken, waaraan het zweet
der Indische bevolking kleeft, ten einde Neder
land in staat te stellen, op gemakkelijke wijze,
groote en anders onmogelijke werken uittevoe-
ren. Maar wie niet door de drogredenen der
gouden-kalf-aanbidders op een dwaalspoor is
geleid, die keert de vraag om: is het billijk,
is het Christelijk, Nederland maar te laten ge
nieten van den arbeid der Javanen, zonder iets
te doen, om de meest dringende eischen van
dezen te bevredigen en alle intellectueele en phy-
sische belangen van Indie achterwege te stel-
stellen voor den gouddorst van Nederland?
Op welken grond rust de verpligting van Indie,
om voor een volk, dat niets of luttel in de plaats
gaf, alles over te hebben? Heeft niet het regt van
den sterkste Indie onder die verpligting gebragt en
is het dan Christelijk om te zeggen: gij hebt
slechts te geven, gij moogt niets vragen? Voor
zeker heeft ons volk alle reden van dankbaar
heid, dat het door de Indische baten gesteund,
zooveel schuld delgenzoovele groote werken
stichten kon. Maar het genot van die schatten
geeft geen regt0111 te eischengeef ons meer
opdat wij nog meer groots in het leven kun
nen roepen. En kan iemand het in gemoede
volhouden, dat onze voorvaderen, onder veel
bloed tranenmeesters van den toestand in
Indie werdenomdat zij Christenen waren In
derdaad, dat is dan wel een Dagbladschrijvers
Christendom, dat ons herinnert aan de Israëlie
ten die de inwoners van Kanaan eenvoudig
uitdreven, om zich op hun erf te vestigen en
dietoen ze in het bezit waren van al de schat
ten van het beloofde land, nog niet tevreden
waren. En, men zij billijk, het bestuur op
Java, zoo als het ingerigt is en verder gewenscht
wordt, moge wat meer aan de krachten van
Nederland zelve overlaten, omdat men meer
voor Indie vordert, maar het bedoelt een eeuwen
oud onregt te herstellen, de zegeningen der
beschaving in ruil te geven voor Indische schat
ten, en Indie op den duur tot een hulpbron te
doen zijn, die vloeijen kan omdat zij behoorlijk
wordt gevoed. Men spele dan vrij met woorden
en noeme het onchristelijk, iets voor Indie te
doen om nog veel van Indie te wachten, maar
wie christendom en christenpligt kent, die is ook
overtuigd, dat de eerste les voor den Christen
isanderen te behandelen zooals men zelf
wensckt behandeld te worden. Gelukkig, dat
velen, met den heer van Twist, die leer, in spijt
van het Dagblad, zijn toegedaan.
GOES, 16 April 1866.
Per telegraaf.) De Tweede kamer is tot
hervatting harer werkzaamheden bijeen geroe
pen op 24 April a. s.
De staten van in-, uit- en doorgevoerde voor
naamste handelsartikelen gedurende de maand
Februarij 1866, zijn bij ons van het ministerie
ontvangen en liggen op het bureau dezer cou
rant ter inzage van belangstellenden.
Volgens de Arnh. Cour. zullen de inspec
teurs van het lager onderwijsin de maand
Meihunne gewone jaarlijksche vergadering
houden te 's Gravenhage. Men wil weten, dat
in die vergadering belangrijke zaken zullen
worden behandeld en ook het kosteloos on
derwijs een onderwerp van ernstige overwe
ging zal uitmaken.
Men meldt uit onze omstrekendat met den
veldarbeid druk wordt voortgegaan; de gewas
sen staan algemeen voordeelig, hier en daar
zijn de aardappelen boventerwijl nog velen
bezig zijn met ze te zetten. Het weder is
groeizaamde bloemknoppen aan de vrucht-
boomen beloven veel. De algemeene wensch
is eenige dagen droog weder.
Men schrijft uit VlissingenWoensdag 11.
deed men hier een zeer zonderlinge vangst
die nog al eenige opspraak te weeg bragt. Er
werd een wagen met afgekeurde zeevisch (leng)
naar het einde van het wester-hoofd gebragt
en daar in zee geworpen. Een paar sloepróei-
jersmeenende dat die visch zoo geheel slecht
niet was, bonden wegens de diepte der zee,
twee haken aan elkander en meenden dadelijk
een Hinken visch beet te hebben, die boven
water niets anders dan een zwart geschilderde
loodszak was, waarineen kind, tusschen
twee plankjes gebonden en in een omslagdoek
gewikkeld, omdat in den zak een zware steen
was. Een dor roeijers herinnerde zich, vier da
gen geledeneen knaapje (thans bekend) ge
zien te hebben, dat, toen hij het vroeg wat
hij met dien zak ging doen, antwoordde: »Ik
wil een kat verzuipen." Die knaap vroeg aan
een anderen: »Wil jij het doen? Deze nam
de taak voor eenige centen overen wierp
den zak in zee. Het lijkje is naar het gast
huis gebragt. Men hoort deswege allerlei zon
derlinge vertelsels. De politie doet onderzoek.
Uit Londen wordt van den 10 dezer ge
schreven dat de Engelsche regeringmet het
oog op de schaarschte van vleesch, die zich
in Engeland reeds begint te doen gevoelen de
verbodsbepalingen tegen den invoer van vee
uit Holland, weldra zoodanig zal wijzigen
dat de invoer weder zal worden toegelaten j
maar onder voorbehoud, dat het vee in de ha
ven van aankomst geslagt worde.
Men schrijft uit Parijsdat er tusschen En
geland en Nederland geschillen zijn gerezen,
omtrent het grondgebied op de kust van Guinea,
maar dat men hoopt, dat de Nederlandsche
onderhandelaars er ligtelijk in zullen slagen,
om spoedig het geschil uit den weg te ruimen.
Men zal zich herinnerendat reeds voor eenigen
tijd berigt werd, dat de heeren Nagtglas en
Elias naar Engeland zouden reizen, om over
deze zaak te onderhandelen.
Aan den heer Jozef Geefs te Antwerpen is
thans door de commissie opgedragen de ver
vaardiging van een bronzen standbeeld van
Gijsbert Karei graaf van Rogendorp. Het beeld
zal op een hardsteenen pedestal staan; In de
eerste helft van het volgende jaar hoopt men,
dat het beeld te Rotterdam zal kunnen ont
huld worden.
Als vervolg op het berigt, omtrent den on
derwijzer in een Limburgsche gemeenteaan
wien door den gemeenteraad met 1 April 11.
ontslag werd gegeven, omdat hij buiten de
school stellingen had verkondigd in strijd met
de leer der katholiekekerk, kunnen wij, zegt
het Handelsbladthans mededeelen, dat dit
besluit door Z. M. geschorst is tot op 1 Julij
a. s.omdat daaruit niet genoegzaam de mo
tieven voor dat ontslag bleken, terwijl er even
min in te vinden was, waarom de inspecteur
van het lager onderwijs daartoe niet had mede
gewerkt.
Zekere heer Casper heeft eene soda-water-
gas draagbare brandspuit uitgevondendie door
één man wordt in werking gebragt en in on
gelooflijk korten tijd eiken brand zeker bluscht.
De genomen proeven hebben bewezen, dat in
een en een halve minuut een sterke brand to
taal geëindigd was.
Bij beschikking van den minister van finan-
tien is de surnumerair der posterijen J. de
Vrieze, te rekenen van 16 April, overgeplaatst
van het postkantoor te 's Gravenhage naar dat
te Goes.
ALGEMEEN OVERZIGT.
Ofschoon de vrees voor oorlog niet zoozeer
vermeerderde, zijn toch in den laatsten tijd de
zaken meer ingewikkeld geworden en laat het
zich niet aanzien, dat de vrede waarop men
hoopt, weldra gevestigd zal zijn op gronden die
men ziet. Het plan van Bismarck, om een
Duitsch parlement bijeenteroepen, zijn voorstel
tot hervorming van den Bond, doen genoeg
zaam zien, dat het Pruissen nog geen ernst
isom de rust te bevorderen. Dezelfde raads
man, die het plan tot overweldiging van de
Elbe-hertogdommen deed totstandkomen, tracht
ook nu zijne eerzuchtige Pruissisehe droomen
te verwezenlijkenen wij hebben hel ge
zien hij deinst voor geene stoute grepen
terug, zoodat het moegelijk te berekenen is,
tot welk uiterste hij de zaak kan drijven. Wei
nig bekommert het hemdat de kleinere
Duitsehe staten, genoegzaam eenparig, tegen
over hem staandat in Pruissen zelf talrijke
stemmen zich tegen den oorlog verheffen; de
Pruissisehe premier gaat door en, vreemd genoeg,
het schijnt, dat tot nog toe geen krachtige
hand hem dat voortgaan zoekt te beletten.
Zeker is het, dat er noch in Oostenrijk, noch
in Pruissen aan ontwapening wordt gedacht.
Men wil zelfs weten, dat Pruissen den eiseh
daartoedoor Oostenrijk gedaanbepaald heeft
afgewezen. De slotsom is, dat de crisis nog
lang niet geëindigd is, dat er nog velerlei