1866. N". 38. Dl.NGSDAG 10 APRIL. 53ste Jaargang. PLAATSELIJK BESTUUR VAN GOES. Bols.ond.maIi.iri g. BINIMEIMLAIMDSCHE BERICTEN. GOESSCHE CO MU M. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen- Prjjs per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentlën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels a I.20behalve het zegelregt. De Inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. BIJ DIT No. BEHOORT EEN BIJBLAD MET ADVERTENTIËN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, gezien hebbende het schriftelijk verzoek aan heeren Gedeputeerde staten gedaan door JAN KOENS Hz., om het huis wijk C, 182, kadastraal sectie D, no. 181, tot SLAGERIJ in te rigten. Gelet op het koninklijk besluit van den 31 Janu- arij 1824, (Staatsblad no. 19), mitsgaders op het be sluit van heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie, van den 7 October 1842, no. 17, (Provinciaal blad no. 98). Overwegende dat tot het opmaken van proces-ver baal de commodo et incommodo, gevorderd bij art. 4 van welgemeld koninklijk besluit, de eigenaars en bewoners der naastgelegene panden in hunne belangen moeten worden gehoord en dat het tevens nuttig kan zijn om een ieder in de gelegenheid te stellen zijne bezwaren aan het gemeente-bestuur kenbaar te maken. Brengen bij deze ter kennis van een ieder die daarbij belang kan hebben, dat de adressant benevens de eigenaren, bewoners en gebruikers der nabij gelegene eigendommen zijn opgeroepen om op Zaturdag den 14 April aanstaandedes namiddags ten een ure voor Burgemeester en Wethouders in hunne gewone vergaderkamer, ten raadhuize te verschijnen ten einde ter zake voorschreve in hun belang te worden ge hoord en dat te gelijkertijd aan een ieder die zulks mogt verlangen de gelegenheid zal gegeven worden om zijne bezwaren daartegen op te geven, ten einde in het proces-verbaal vermeld te worden En zal hieraan door insertie in de Goessche Cou rant publiciteit gegeven worden. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 7 April 1866. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. C. PILAAR. Sedert eenige voorstanders der liberale rig- tingmisschien wat al te gevoelig over eene vermeende terugzetting van den heer Thorbecke, het tegenwoordige ministerie hebben aangeval len, of althans in min gunstig licht gesteld hoort men gedurig de triomfkreten der he- houdsmannendat er eene scheuring is onder de liberalen, en het is niet onduidelijkdat zij zich verblijden in de hoop, dat nu welhaast voor hen de tijd komen zal, waarin zij ook eens op het kussen zullen geraken. Reeds op zich zelf beschouwd is het niet vleijend voor de oppositie-party, dat zij, in plaats van door de deugdelijkheid en de kracht harer beginse len door eene tijdelijke verdeeldheid over hare tegenstanders meent te kunnen zegevieren. Maar het vermoeden is niet ongegrond, dat zij zich te luider laat hooren, omdat zij wel overtuigd isdat die verdeeldheidwaarop zij hare uitzigten bouwt niet zoo groot is als zij het wil laten voorkomen. Het is niet te ontkennenal is het te bejammerendat en kele liberale mannen het aftreden van den heer Thorbecke wat al te eenzijdig hebben beschouwd en dat een enkel orgaan tegen het nieuwe bewind optrokalvorens het weten kon of daar door de beginselen van het oude zouden vast gehouden of prijs gegeven worden. Het is even waardat de taal die gevoerd werdslechts genoegen kon doen aan de partydie reeds zoolang op het troebel worden van het water zit te wachten. Maar enkele mannen en een enkel orgaan maken niet de liberale partij in Nederland uit, en de onpartijdige zal het moeten erkennen, dat de groote meerderheid van deze zich geenszins aan die enkelen heeft aangesloten, en dat er slechts eene kleine fractie is ontstaan, van welke het daarenboven niet te wachten isdat zijals het er op aan komt, hare vroegere beginselen zal verloochenen, om, wat zij goedkeuren zou als Thorbecke het voor droeg te verwerpen als het door andere hand wordt aangeboden. Men moge het zoo voor stellen, dat de zoogenaamde liberale rigting niets is geweest dan eene coalitie tusschen »heterogene bestanddeelenmaar men zal toch daarvoor wel het bewijs niet kunnen vinden in de min aangename stemming der dus ge noemde Thorbeckianen, en hunne redeneringen, in den eersten oogenblik van teleurstelling, niet laten gelden voor de uitdrukking van hunne innige overtuiging. Het geheele verschijnsel, waarmede de oppositie zoo zeer ingenomen is, bepaalt zich tot de houding der Arnhemsche Courant en enkele leden in de kameren van beiden mag men verwachten, dat zij bij be daard inzien eenen anderen toon zullen aan slaan. Wanneer wij ons een oogenblik denken, bijv.dat de meerderheid in de kamers gezind was om de cultuur-wet aantenemensommigen omdat die toch iets, anderen omdat die niet te veel geeft; dat zij in dien geest zouden gesproken hebben over die wetdoor een mi nisterie Thorbecke aangebodendan is het im mers niet te denkendat zij dezelfde wet nu zullen verwerpen, omdat de heer T. niet meer in het ministerie zit? Zulk eene inconsequentie zou men kunnen onderstellen bij menschen, die even gemakkelijk van overtuiging als van klee ding veranderen, wanneer hun eigen belang dit mede brengt, maar wij kunnen het zelfs niet in verte onderstellen bij die kamerleden, die altijd zich in de belijdenis van liberale beginselen gelijk bleven. De liberale party heeft, als elke andere, hare nuances, maar zij kan niet uit heterogene bestanddeelen bestaan, want die heterogeen zijn, sluiten zich bij haar niet aanof mogen althans tot haar niet ge rekend worden. Het zijn halven of huiche laars en zij behooren tot haar niet. Zij vondt tot hiertoe haar prestigehare kracht in een heid van en getrouwheid aan beginselen, ook by verschil van meeningen, en aan dat karakter zal zij getrouw blijven, ter beschaming van hen, die zich reeds, wat voorbarig, verheugen in eene scheuring, die zij gaarne zouden be vorderen, maar niet bewijzen kunnen. De natie heeft sedert lang haar zegel gedrukt op die beginselen, die in de laatste jaren het re geringsbeleid kenmerkten. Al ontstond er dan ook werkelijk eene scheuring onder de voor gangers, de meerderheid der natie zou zich zeiven daarom niet ongelijk worden. Ook wij gelooven aan een triomf van de waarheid en daarom meenen wijdat men zich niet ont rusten moetals zou er een toestand geboren zijn, die ons geheel andere beginselen in de armen moest voeren. De liberale rigting heeft te diepen grond in ons volkskarakter, om er een oogenblik aan te denken, dat zij slechts eene coalitie zoude zijnom te vreezendat ook zelfs de afval van enkelenhaar van hare levenskracht zou berooven. GOES, 9 April 1866. De Eerste Kamer heeft hare zittingen hervat. Vrijdag is mededeeling gedaan van benoemde voorzitters, onder-voorzitters en rapporteurs en werd besloten, Zaturdag weder eene zitting te houden. Alstoen heeft de heer Schimmelpenninck van der Oije gezegddat hij voornemens was inlichtingen te vragen omtrent de ininisterieele verandering, maar daar mede wachten zou tot de behandeling van de begrooting voor finan- tien. Bij die gelegenheid veroorloofde deze spre ker zich een vrij ongemotiveerd ongunstig oor deel over den minister van koloniën. Nadat ook de heer Duymaer van Twist gezegd had dat hij met zijne crisis-beschouwingen wachten zou, heeft de minister van finantien, de heer van Bosse gezegddat hij afwachten zalwat de sprekers te vragen hebben, maar dat hij in middels wijzen wilde op de ongegrondheid van het oordeel omtrent den minister van koloniën uit gesproken. De aanhangige wetten werden alle na korte discussie met algemeene stemmen aan genomen. Bij de behandeling van het verdrag tusschen Nederland en Belgie heeft de heer Fransen van de Putte over de onderhandelingen met Belgie, over de waterweg en op de Schelde gesproken en inlichtingen gevraagd. De minis ter van buitenlandsche zaken heeft daarop ge antwoord en gezegd dat de bedoelde werken allen in het belang zijn van de Wester-Schelde, dat een nieuw onderzoek door deskundigen is ingesteldwaaruit blijktdat die werken ook in het belang van Belgie zijn en dat hij ver trouwt dat thans wel alle bezwaren zullen verdwijnennadat het rapport der deskun digen aan Belgie zal medegedeeld zijn. {Per telegraaf.) Bij de behandeling van de definitieve begrooting voor finantien in de eerste kamer, heeft de heer van Twist als zijne mee-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 1