1866. N°. VRIJDAG 6 APRIL. 53stc Jaargang. Beschrijving der Personele Belasting, «sSS-e&SSP/ff'.yi?-®!»' hmhhmw»- GOESSCBE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen- Drys per kwartaal f 1,95, fr. p. p. ƒ1,90. >t Gewone advertentlEn worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, hnweiyks- en doodberlgten van 1-6 regels 1,2O behalve het zegelregt. De Inzending van advertentlCn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dog der uitgave. BIJ DIT No. BEHOORT EEN BIJBLAD MET ADVERTENT1ËN. "PLAATSELIJK BESTlillR VAN GOES. XJoli.ondLraals.ing. De BURGEMEESTER van GOES maakt bij deze aan de ingezetenen dezer gemeente bekend Dat de kohieren no. 5 en 6 der PERSONELE BELASTING, over het dienstjaar 1865/6, op den 24 dezer door den heer commissaris des konings in deze provincie executoir verklaardop beden ter in vordering aan den ontvanger van 's rijks belastingen gezonden zijn. En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voor wende zal deze worden afgekondigd op de gebruike lijke wijze. Goes, den 31 Maart 1866. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. Bols.encimals.ins. BURGEMEESTER en "WETHOUDERS van GOES, Gezien de circulaire van den heer commissaris des konings in de provincie, van den 24 dezer, A no. 3497/1, le afdeeling, (Provinciaal blad no. 43) be trekkelijk de voor het dienstjaar 18661867. Brengen bij deze ter kennis van alle ingezetenen dat met het primitief beschrijvingswerk voor de be lasting op bet personeelvastgesteld bij de wetten van den 29 Maart 1833, Staatsblad no. 4) 29 De cember 1835 Staatsblad no. 43) en 24 April 1843 (Staatsblad no. 15) in deze gemeente, een aanvang zal worden gemaakt op Zaturdag den 5 Mei aan staande en dat de alzoo aan de ingezetenen uitte- reiken beschrijvings-biljettenmet den achtsten dag daarna, van wege den ontvanger, opvolgelijk zullen worden opgehaald. Wordende de belanghebbenden tevens verwittigd, dat om als tegenschatters van de zijde der belas tingschuldigen te dienen ingeval van herziening ach tervolgens het bepaalde bij art. 29 2 der wet van 20 Maart 1833, (Staatsblad no. 5) van het aangegeven bedrag der huurwaarde of aantal deuren en vensters of haardstedendoor burgemeester en wethouders weder zijn benoemd de vier volgende personen, als Johannes Dekker Lz., Huberius le Clercq, Willem Jan van de Weert en Willem de Beste. En opdat niemand hiervan onkundig zijzal deze worden afgekondigd, aangeplakt, mitsgaders in de Goessche Courant geplaatst. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 31 Maart 1866. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. C. PILAAR. BESCHRIJVING DER PATENTPLIGTIGEN. 3E2olx.©ii.cS.33o s. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, Gezien hebbende de circulaire van den heer Com missaris des Konings in deze provincie, de dato 24 dezer A. no. 3497'. leafd., (Provinciaal-blad no. 43) betrekkelijk de BESCHRIJVING der PATENTPLIGTIGEN voor het dienstjaar 1866 1867. Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden: 1<>. Ten aanzien der patentpligtigen in de 25 eerste tabellen der wet van 13 Mei 1819, (Staatsblad no, 34) omschreven, dat, met uitzondering van de patentpligtige slijters, tappers, kroeghouders en koffijhuishouders, die niet in de gewone beschrijving zullen worden begrepen, maar aan welker huizen, zoodra mogelijk na den in gang van het dienstjaar, en zonder de gewone be schrijving af te wachten, een declaratoir zal bezorgd worden, hetwelk na verloop van drie dagen zal worden afgehaald en welke verpligt zijn dadelijk de helft van hunnen aanslag te voldoen, waarna hun patent op vertoon der kwitantie, alsmede van het bewijs dat hun deswegens verschuldigde over het voorgaande jaar ten vollen aangezuiverd is, ter secretarie onmid dellijk verkrijgbaar zal zijn; de verklaringen, ter ver krijging van patent voor de patentpligtigen, binnen de provincie worden uitgegeven van den 5 Mei 1866 tot en met den 15 dier maand. dat die verklaringen behoorlijk ingevuld, zullen moeten zijn ingezameld of bij den ontvanger der di recte belastingen ingediend, binnen deze gemeente op den 23 Mei 1866. dat de registers van gemelde patentpligtigen ge sloten worden, binnen deze gemeente, op den 7 Julij daaraanvolgende. 2°. Ten aanzien der eigenaars, vaste huurders, of andere vaste gebruikers van binnenvaartuigenzal moeten worden gehandeld overeenkomstig de resolutie van Z. E. den minister van finantien van 23 April 1852, no. 192, (provinciaal blad no. 57 van dat jaar.) En wordt voor dezen de gelegenheid tot het doen der aangifte opengesteld van 1 Mei 1866 bij het gemeente-bestuur der plaats alwaar de belasting ver schuldigd is, onder overlegging van een aangiftbiljet daartoe bij die besturen verkrijgbaar. 3o. ten aanzien van de kramers: Dat zij zullen gehouden zijn om bij het doen hun ner aanvrage om patent, op te geven de onderscheidene goederen welke zij voornemens zijn te koop aan te bieden. Zoo mede de wijze op welke zij hun beroep uitoefenen naar aanleiding der onderscheidingen bij 1 der 7 tabel, gevoegd bij de wet van den 16 Junij 1832 (Staatsblad no. 30.) alsmede de gezamen lijke inkoopswaarde der door hen te koop aangebo den wordende goederen; zullende dien onverminderd door de patentpligtigen die hunne goederen in de herbergen of bergplaatsenhuizen en andere gebou wen van derden uitstallen, opgave moeten geschieden van den tijd der during van hun verblijf in de ge meente, en door hun die derzeiver waren in openbare veilingen, buiten hunne winkels, bij koopen van door gaans beneden de 25,iederdoen verkoopen van dien der te houdene verkooping; terwijlzoo zij de wijze van dien verkoop veranderen de waarde hunner waren vermeerderen of den duur des verblijfs of der te houdene verkooping verlengen, daarvan op den voet van art. 13 der wet van den 21 Mei 1819 en op de boete bij art. 37 bepaald, aangifte zullen doen in de gemeente alwaar zij zich bevinden, en zoo danig aanvullingsregt voldoen, als van hen bij wer kelijk toegenomen belastbaarheid zoude kunnen wor den gevorderd. 4°. En eindelijk, dat de bedoelde kramers benevens de debitanten van loterij-briefjes, krachtens Zr. Ms. besluit van den 17 October 1820 (Staatsblad no. 22) op de boete bij 1 en 2, van art. 32 der wet van den 21 Mei 1819 bepaald, verpligt zijn steeds hun patent met zich te voeren. En opdat niemand deswege onwetendheid zoude kun nen voorwendenzal deze worden gepubliceerdge- affigeerd, mitsgaders geïnsereerd in de Goessche Courant. Gedaanten raadhuize van Goes, den 31 Maart 1866. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PIL AA R. W aarsclmwing. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, Ontvangen hebbende het Provinciaal-blad no. 41, bevattende de circulaire var. Heeren Gedeputeerde Staten dezer Provincie, in dato den 17 dezer, no. 75. Waarschuwen, naar aanleiding daarvan, de Veehouders, voor het gevaar van besmetting van hun vee door den Veetyphus, bij het toelaten op hunne stallenvan vreemde kooplieden welke kunnen komen uit door de ziekte besmette streken. En geven hieraan, door afkondiging, aanplakking en insertie in de Goessche Courant, de vereischte publiciteit. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 31 Maart 1866. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. C. PILAAR. De Nieuwe Rotterdammer Courant schreef, voor eenige dagen, dat de gezondheidstoestand van den minister van koloniën geleden had, onder den onverdienden smaad, waarmede men hem had bejegend. Men mogt daaraan gelooven of niet, zeker dacht ieder daarbij aan het Dagblad, dat sedert jaren, dien smaad met kwistige han den over den minister uitstrooide en dat slechts geëvenaard werd doch ook alleen in den laat- sten tijd door de Arnhemsche Courant. Thans noemt het Dagblad de verzekering der N. Rot- terdamsche Courant eene zoutelooze onwaarheid en vraagt, of de heer van de Putte niet bestand was «tegen een weinig alsem hem, in het be lang des vaderlands toegediend." Wij willen ons met het lasterlijk geschrijf van het Dagblad niet inlatenmaar kunnen op onze beurt de vraag niet terug houden, of het in het belang des vaderlands moet worden geachtdat men de personen, door 'skonings vertrouwen in het mi nisterie geroepen, als uitvaagsels voorstelt, hun persoonlijk karakter aanrandt, hunne bijzondere omstandigheden aan de kaak stelt en waar men hunne handelingen door de kamers ziet steunen, hunne personen bij het volk verdacht zoekt te maken. Wij begrijpen dat eene rigtingaan het ministerie tegen gesteld, dat rusteloos be strijdt en van haar standpunt de regeringsbe ginselen verderfelijk achtwij achten het ge lukkig, dat de strijd der meeningen krachtig wordt gevoerd; maar eene taal, zooals het Dag blad van het optreden van den heer van de Putte af tot nu toe, over hem heeft gevoerd; de hatelijke beschouwingen over zijne persoon lijkheid, zijn ligchaamsgestel, zijn privaatleven, waarvan het orgaan blijft overvloeijen, in het belang van het vaderland te noemen, dat kan alleen opkomen in het brein van hen, die ge looven, dat het vaderland even diep gezonken is als zij. En daartegen zullen wel alle wei denkenden in het vaderland opkomen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 1