1866. N°. 33.
DINGSD4G 20 MAART.
53ste Jaargang.
PLAATSELIJK BESTITR VAN GOES.
tot het aannemen en toelaten van LEER
LINGEN op de scholen voor lager
en meer uitgebreid lager-onderwijs
B1ISHVIEMLA1MDSCHE BERICTEN.
vw
G0E8SCHE COURANT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prys per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiEn worden a 15 et. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels
a 1,30 behalve het zegelregt.
De inzending van advertentiEn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Putolioatie.
ISTationalo Militie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen bij deze ter kennis van allen dien bet aangaat,
dat de militieraad zijne TWEEDE ZITTINGvoor
deze gemeente, dit jaar zal houden te Middelburg op
woensdag den 11 April e. k. des morgens ten
half tien ure, in de Abdij aldaar, en dat in die zitting
uitspraak zal worden gedaan omtrent alle in de eerste
zitting niet afgedane zaken en omtrent hen, die als
plaatsvervanger of nummerverwisselaar verlangen opte-
treden.
Terwijl voorts op den 19 April, terzelfder ure en
plaatse gelegenheid zal worden gegeven voor al de
lotelingen, wier plaatsvervangers of nummerverwis-
selaars niet mogten zijn toegelaten en die verlangen
mogten anderen in hunne plaats aantebieden.
Gedaan te Goes, den 17 Maart 1866.
Burgemeester en wethouders van Goes.
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Publicatie.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
herinneren bij deze de belanghebbenden aan den in
houd der eerste zinsnede van art. 127 der wet op de
Nationale Militie luidende
„Aan de geestelijken en bedienaren van de gods
dienst bij de erkende kerkgenootschappen en aan de
„studenten in de godgeleerdheiddie daartoe aan er-
„kende inrigtingen van onderwijs worden opgeleid,
„wordt door ons, op hunne aanvrage, telkens voor
„één jaar, ontheffing van de werkelijke dienst verleend."
alsmede aan de bepaling van art: 71 van het ko
ninklijk besluit van den 8 Mei 1862 Staatsblad no.
46) houdende:
„dat de voormelde aanvrage om ontheffing van de
„werkelijke dienst door hem, die als dienstpligtige
„is aangewezen en, ten gevolge van zijn getrokken
„nommer, bij de militie moet worden ingelijfd, of
„die daarbij reeds ingelijfd is, jaarlijks tusschen den
„20 Maart en den '1 Aprilmet het bewijsstuk
„wordt ingediend bij den burgemeester der gemeente,
„binnen welke hij voor de militie is ingeschreven."
Dat derhalve de bovenbedoelde militie-pligtigen
worden uitgenoodigdom zich in tijds te voorzien
van het bij voormeld koninklijk besluit voorgeschre
ven bewijsstuk, dat zij zijn bedienaren van de gods
dienst of studenten in de godgeleerdheid, en om
dit, met hun verzoekschrift op gezegeld papier, voor
den 1 April aanstaande, op de voormelde wijze in
te leveren.
Goes, den 17 Maart 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. G. PILAAR.
Beliendrt. alsiu 5.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien art. 150 der wet van den 19 Augustus 1861,
(Staatsblad no. 72), brengen bij deze ter kennis van
de belanghebbenden
Dat de lotelingen voor de nationale militie dezer
gemeente voor de ligting van 1866, die dienstplig
tige nummers getrokken hebben en welke mogten
verlangen bij de ZEE-MILITIE te dienen, zich daartoe
vóór den eersten April eerstkomende aan hen zullen
behooren aan te melden.
Zij noodigen mitsdien de zoodanige uit, zich vóór
den bepaalden dag daartoe ter gemeente-secretarie
aantegeven, alwaar door hen de verlangde inlichtin
gen kunnen verkregen worden.
Gedaan te Goes, den 17 Maart 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
B el5.cndmal£ ing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
maken bij deze bekend;
Dat de plaatselijke school-commissie, ter voldoe
ning aan het bepaalde bij art. 6 der verordening re
gelende het onderwijs in deze gemeente, vastgesteld
door den gemeenteraad den 12 December 1859,
zijnde de Nederduitsche scholen en de Fransche school
voor meisjes, zitting houden zal ten raadhuize, op
de voorzaal, Woensdag 28 Maart e. k. des middags
12 ure.
En noodigen een ieder uit, om van die gelegenheid
gebruik te maken tot het opgeven van de kinderen,
die men na de paasch-vacantie verlangt op een der
bedoelde scholen te zendenaangezien dit zonder de
toelating der school-commissie, niet vermag te ge
schieden.
Door afkondiging, aanplakking en opneming in de
Courant zal aan deze de noodige publiciteit gege
ven worden.
Gedaan te Goes, den 17 Maart 1866.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Er is waarheid in het beweren van het Dag
blad, als het schrijft, »dat het thema door de
Arnh. Cour. het nieuwe kabinet tegen gezon
gen dit isweest wie gij wiltzegt wat gij
wilt, doet wat gij doet, toch deugt gij niet,
omdat Thorbecke niet in uw midden is."
't Is inderdaad jammer, dat wie zoo vele jaren
voor beginselen gestreden heeft, plotseling alles
wachten wil van één persoon. En toch men
moet tot die conclusie komen, als men dag
aan dag leest, hoe men over het nieuwe minis
terie spreektterwijl er geen de minste grond
daarvoor bestaat, dan alleen, wrevel, spijt of
hoe men het noemen wil, omdat een kabinet zich
aanmatigt te zeggenwij zullen de beginselen
van Thorbecke volgenschoon hij niet persoon
lijk in ons midden is. Yan den aanvang af
hebben wij op de noodzakelijkheid gewezen, om
met oordeelen te wachtentot men de ministers
in hunne daden kennen zou. Wij meenen, dat
het weinigedat omtrent henuit de geschie
denis der laatste zittingen van de kamer kan
opgemaakt worden, grond geeft om, zoo al
niet met vertrouwenalthans zonder wantrou
wen te wekken, te wachten. Wij leven niet
meer in den tijd, waarin alleen geijkte persoon
lijkheden voor de betrekking van minister in
aanmerking mogten komen. Het belang des
lands brengt niet mededat men nieuwe staats
lieden de gelegenheid afsnijdtom zich te doen
kennen. Maar ook, wie zich het regt aan
matigt, om iemand vertrouwen te ontzeggen,
moet een anderen grond hebben, dan alleen
wat hij nog niet van hem weet.
De tweede kamer is uiteengegaannadat de
heer Thorbecke een paar dagen te voren zitting
genomen had maar zonder dat met hem over
de ministerieele crisis gehandeld werd. Wij
betreuren dat niet, want wij zien er geen het
minste heil in, maar toch trekt het de aandacht,
dat niemand der nieuwsgierigen, die meenden
dat 's lands heil alleen van nadere openbarin
gen afhankelijk was, of eene directe vraag ge
daan of ten minste den heer Thorbecke tot spre
ken uitgelokt heeft. Indien men waarlijk zoo
veel gewigt hechtte aan de ophelderingen, die
alleen de heer Thorbecke kon geven, indien wer
kelijk de rust, de bloei van Nederland daarmede
in zoo hooge mate in verband stond, dan was
het de pligt dier zorgende landsvaders geweest,
om terstond eene poging te doen ten einde het
licht te laten doorbreken. Wij kunnen ons toch
niet voorstellen dat men het meer gewenseht
acht omals na eenige weken de zaak lang
zamerhand vergeten zal zijn bij het publiek
haar nog eens op te halen en de gemoederen
op nieuw aan het gisten te brengen. Dat zou
zeker weinig in het belang der natie zijn. Wij
meenen daarom het feit te moeten constateren,
dat bijv. de heer van Nier op luide verklaarde
dat de crisis nog voortduurde, omdat het ge-
wenschte licht ontbrak, maar dat ook deze, bij
de meest ongezochte aanleiding in de laatste da
gen, geene enkele poging deed, om ons te doen
weten, wat wij ook volgens zijne verzekering
weten moesten.
GOES, 19 Maart 1866.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft
in hare Vrijdag gehouden zitting, na langdurige
discussie, aangenomen de wets-ontwerpen: 1».
tot verhooging van het V6 hoofdstuk der staats-
begrooting voor 1866, houdende aanwijzing der
noodige sommen tot bestrijding der uitgaven
tot het nemen van maatregelen ter beteugeling
der veeziekte2°. tot vaststelling van nadere
bepalingen omtrent den accijns op het geslagt
(aanwijzing van eene centrale plaats tot veri
ficatie van het slagtvee); 3°. tot onteigening van
perceelen voor de stichting van een schoolge
bouw te Leekin de provincie Groningen.
De vergadering is daarna tot nadere bijeen
roeping gescheiden en wel, naar wij met zeker
heid vernemen, tot Dingsdag 3 of Donderdag
5 April. Volgens een later berigt, in het
Dagbladtot 16 April.