BUITENLAND. hem gaarne de eere geven dat hij met zelf voldoening op dien arbeid kan terug zien. Jammer genoegdat een zoo nuttig leven niet langer mogt worden voortgezet. Sedert een paar jaren was de ligchaamskrackt van den onvermoeiden man zigtbaar afgenomen. Te lang misschien deed hij te veel. Vooral als genees heer der armen en als verloskundige had hij zijne krachten uitgeput. De nood dwong hem om het laatstgenoemde vak op te geven, om ten minste eenige rust te hebben. Hij deed het met grooten tegenzin, want de liefde tot de kunst was niet verflaauwd. Maar zeker gevoelde hij het, meer dan hij er voor uit wilde komen, dat zijn ligchaam niet langer bestand was tegen zoo vermoeijende taak. Aan de armen praktijk bleef hij zich echter wijden en ik geloof, dat zijne verdiensten in dit opzigt het best worden vermeldmet de woorden van eenen minver mogenden na zijn sterven gesproken: «wij hebben ons wel eens over hem beklaagd, maar hoe zouden wij hem nu terugwenschen." Was het misschien een uit velen, die den ontslapen geneesheer wel eens tot een hard woord drong, die wel eens aanleiding gaf, dat men den lijder beklaagde, maar den geneesheer geen regt liet wedervaren? Er is een stand in de maat schappij, dien het oppervlakkig medelijden steeds in bescherming neemt, maar die daardoor, wei nig gebaat, veel meer aan grooter ellende bloot gesteld wordt. Er behoort soms moed toe om daar het gebod der liefde op de regte wijze in beoefening te brengen. Die moed wordt ligt met anderen naam genoemd, maar wie op het gebied der armverzorging geen vreemdeling is, erkent gaarnedat onze Peval dikwijls beter dan anderen den regten weg insloeg, om de armoede te hulp te komen. Ik zou veel nog kunnen zeggen van den ontslapen vriend, zonder te overdrijven. Maar ik heb mij niet voorgesteld eene volledige le vensbeschrijving te geven; slechts enkele trek ken, die het beeld karakteriseren, waarmede onze geest zich nog zoo gaarne bezig houdt. Wij betreuren een mandie jegens de geheele gemeente zich verdienstelijk maakteen dien wij zoo gaarne nog langer onder ons hadden gezien. Wel trok het veler aandachtdat zijne zwakheid toenam dat zijne ongesteldheid met korter tusschenpoozen terugkeerdemaar nie mand had een zoo plotseling verscheiden ge wacht. In den nacht van 9 op 10 Maart nam eene korte benaauwdheid hem weg, nadat hij kortelings zijn 64ste levensjaar volbragt had. En niet het minst wordt zijn verlies gevoeld door zijne drie dochtersvoor wie hij met hartelijke liefde leefde en die met hem haren steun zagen ten grave dalen. Wat hij dikwijls gewenscht had werd zijn deelde strijd was kort, waarin hij door den laatsten vijand werd overwonnen. Maar wat voor hem de vervulling was van een vaak geuitte wensch, dat maakt de rouw zijner nagelaten betrekkingen, zijner vrienden te dieper. En toch, zóó zeker was het goedwant hooger wijsheid beschikte en hemelsche liefde zal de wonde heelen. De schare, die met droef gelaat zijn stoffelijk over schot naar den dooden-akker volgde, heeft al- rede het schoonste gedenkteeken voor hem opgerigtwant toen de lijkkist wegzonk in de groeve, zegende hem menig dankbaar hart, en wat ik uit de volheid des gemoeds bij dat graf gesproken heb, het heeft weerklank ge vonden bij velen. Als de laatste hulde mijner dankbare vriendschap voor den overledenen schrijf ik het hier neder, het moge ook daar buiten getuigenwat Peval voor ons is geweest: Rust zacht in den schoot der aarde, diep betreurde doode! van het hart uwer kinderen afgescheurd, aan uwe vele vrienden nog veel te vroeg ontvallen. Al hadden ook jaren en arbeid uwe ligchaamskracht verzwaktnog al- tjjd sprak uw helder verstand uit uw scherp ziend oog en uw trouw en eerlijk hart was niet verkoeld, onder den klimmenden last van het leven. Gij hebt eene schoone taak ver vuld gewerkt tot u de dood heeft verrast en de tranen, die hier de dankbaarheid schreit bij uw graf, vermelden uwen lof welsprekender dan mijne woorden het kunnen. Toch kan en mag ik niet zwijgen aan de groeve, die Peval's stoffelijk deel ontvangt. Gij allenvrienden van den ontslapenegij hebt er met mij behoefte aan, om eene welgemeende hulde aan zijne nagedachtenis te brengen. De mandie zonder ij dele grootheid en vergan kelijke roem natejagen, een sieraad was van zijnen stand, eene eere voor onze maatschappij, verdiende hetdat de kunst haren lauwer legt op zijn graf, dat de vriendschap een krans om zijne slapen vlecht, dat zijn naam gegrift wordt naast die onzer uitnemende burgers. Ik vermeet mij niet Peval's verdiensten te vermelden in den schoonen werkkring, door hem vervuld. Wij, oningewijden in de kunst, kunnen slechts de herinnering zegenen van den mandie ons en de onzen zoo menigmalen uit krankheid hielp oprigten, die bij den eersten le venskreet onzer kinderen zich met ons verblijdde, die bij den laatsten strijd onzer afgestorvenen ons hun lijden hielp verzachten. Wij kunnen slechts getuigen van zijne onvermoeide zorgen aan de lijdende menschheid gewijd; van de gelukkige uitkomsten, die zijne wetenschap en ervaring wist te vei krijgen; maar wij gedenken ook, die deelnemende hartelijkheid, die zijne kranken aan hem verbonddien opgeruimden geest, die den lijdenden bemoedigen kon en die nooit te kort deed aan den ernst, in beslissende oogen- blikken gevorderd. Geringen en aanzienlijken hebben het ervaren, dat hij nooit zijne roe ping vergat, en zoo menige hulpbehoevende had hem meer dan eene herstelde gezondheid te danken. O, 'tis geen ijdele klank, die hier bij zijn graf wordt gehoord, als ik zeg, dat hij door eiken stand, door oud en jong wordt betreurd; dat wij den rusteloozen bestrijder van den dood met diepen weemoed nederleggen in het graf; dat het gemis van den edelen werkzamen menschvan den opregten trouwen vriend voor onsvoor onze gemeente een groot gemis mag heeten Van den werkzamen, edelen mensch! zoo toch staat het beeld van den geliefden dooden voor ons. Nooit nam Peval iets op zich, dat liem in strijd met zich zeiven zou hebben ge- bragt, of waarvoor liij zijne krachten niet be rekend meende; maar altijd wist hij, bij zijnen afmattenden werkkring, den tijd te vinden, om weldadige instellingen te schragenom nuttige vereenigingen met zijne voorlichting te dienen. In het maatschappelijk leven ontrok hij zich nooit, waar hij het goede bevorderen kon of lasten helpen dragen. En wat hij opnam dat deed hij met gemoedelijke naauwgezetheid en met belangloozen ijver. Afkeerig van ijdele vormen, wars van schijnvroomheid, was hij met al zijn hart gehecht aan de zuivere en onbe vlekte godsdienst, die de liefde tot grondslag en een krachtig, werkzaam geloof tot kenmerk heeft. Onverzettelijk aan zijne beginselen ge trouw, wilde hij zicli liever miskenning getroos ten, dan om gunst te bedelen of door veinzen zich aangenaam te maken. Wat enkelen in hem berispten, dat was het juist, wat velen in hem waardeerden. En was hij ookhij erkende het zelf, niet verheven boven men- schelijke gebrekenwie Peval kende, droeg en vergaf ze gaarne, want wat de mond soms scherp en onbewimpeld sprak, dat welde uit een eerlijk, waarheidlievend, edel gemoed. Daarvan getuigen wij niet het minst, die ons in den meer vertrouwelijken omgang, in de vriendschap van den ontslapenen mogten verblijden. Ik spreek uit eigen ervaring, en zeker ook uit de uwe, oude en beproefde vrien den opregter en trouwer is nooit een vriend voor ons geweest. Ook aan ons toonde hij zich altijd juist zoo als hij was, en in allerlei levensomstandigheden hebben wij hem een waar vriend bevonden. Wij erkennen het gaarne, dat met hem ons een schat, eene levensvreugde wordt ontroofd; maar leggen wij eerbiedig de hand op den mond, waar onze zelfzucht klagen zou; danken we liever, dat ons zooveel in hem werd geschonken. Ja het voegt ons te zwijgen, bij de don kere wegen der voorzienigheiddie zulk een leven reeds nu deed eindigen. De nacht brak voor hem aaneer misschien de duisternis van den avond hem te zwaar ware geworden. Hij rust! En wij roepen het laatst vaarwel hem toe, met de welgemeende betuiging: gij hebt niet vergeefs geleefd en nog vaak zal uw naam genoemd wordenwaar uw gemis steeds dieper wordt gevoéld. Gelukkig, mijne vrienden! waar dankbaarheid, waar erkentenis van ware verdiensten zulk een schoon gedenkteeken boven de graven onzer dooden sticht. Gelukkig wij, indien we eens zoo betreurd mogen heen gaan. Dan sterven wij niet, al keert ons stof tot de aarde wéér, dan leven wij voort in de geslachten, die ons volgen, dan wordt deze wereld ons in waar- heid eene voorbereiding voor hooger ontwik keling. Komt, scheiden wij niet van onzen vriend, zonder aan God en de deugd een vernieuwde trouw te beloven. Volgen wij het spoor, door hem betreden, in onzen werkkring, in onze betrekkingen, in de maatschappij, waartoe wij nog behooren. Werken ook wij zoolang het dag voor ons is. Laat ons licht schijnen voor de menschen en gaan wij nederig maar vertrou wend, strijdend maar rustig voort. En als men, haast misschienook ons hier zal grafwaarts dragen, dan moge de stem der liefde en der waarheid van ons getuigen, wat wij boven Pe val's graf schrijvenZijn leven was waarachtig leven, zijn sterven een ingaan in onsterflijkheid. Dr. S. Piccaudt. Bonoemingcn. Bij kon. besl. van 10 Maart zijn benoemd: tot directeur van het postkantoor te Goes de heer B. Meijlinkthans commies der pos terijen van de eerste klasse. Tot directeur van het postkantoor te Hil versum de heer G. Kokthans directeur van het postkantoor te Sas van Gent. Te Sas van Gent de heer J. II. Nieuwen- huysthans geagreëerd klerk ten postkantore te Meppel. Bij de jongste verkiezingen der parlements leden hadden ruim duizend personen zich kan didaat gesteld, die gezamenlijk niet minder dan 3,000,000 hebben besteedom te dingen naar de parlementaire zetels. Dit bedrag zou zeer zeker nog aanzienlijk vermeerderen, in dien men de geheime uitgaven der kandidaten kende. Te Parijs heeft den lOden de eerste zit ting plaats gehad van de conferentie voor de zaken der Donau-vorstendommen. Uit Bohemen ontvangt men voortdurend berigten van vervolgingen, waaraan de Israë lieten aldaar blootstaan. Ook tegen de Duit- schers in het algemeen openbaart zich eene groote verbittering. Gfemengd© toeristen. Zaturdag is te Hoorn een man overledendie ge acht werd de zwaarste mensch in geheel N.-Holland te zijn. Nog voor korten tijd woog hij 420 oude ponden. In de vorige week wandelde eene dame over de Westminster brug te Londen, toen plotseling de stormwind onbescheiden onder hare crinoline drong, haar ophief in de lucht maar ora haar op korten af stand in de rivier te doen nederstorten. Ongelukkig voer juist een stoomboot ouder de brug door,; de arme dame viel met bet hoofd voorover juist in den schoor steen der boot en het gelukte niet haar daaruit te redden, voor haar lijk geheel verkoold was. In Frankrijk zijn reeds doperwten uit Algerie aangevoerd. De asperges kosten 8 tot 12 frcs. de bos. De aard beziën zijn nog niet menigvuldig en zeer hoog in prijs. In Zweden zijn de wegen zoo dik met sneeuw be dekt dat de posten niet kunnen aankomen. Op som mige gedeelten van den spoorweg had men vijf uren noodig voor eenen weg, die anders in 20 minuten wordt afgelegd. In de vorige week heeft bij den landbouwer Charles Persijnt, te Koewachteen zon derling voorval plaats gehad; er werd namelijk, door behulp van den veearts D. B. Waelput, te Zuiddorpe, eene koe van een kalf verlost, waarvan het voorste deel bijzonder goed was gevormd, doch met twee kop pen aan denzelfden hals en aan het eerste wervelbeen; elke kop had eene goede zamengestelde strot en slok darm, die zich tot aan de de longen en maag uit strekte, zoodat het dierware het levend ter wereld gekomenzeer goed in staat zou geweest zijn om zijn voedsel langs beide koppen te gebruiken. Men kon

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 3