IX Ui. C. DE PEVAL. Het getal van hen die zich hebben aange meld tot het afleggen van het op 12 April en volgende dagen te houden examen voor het surnumerairschap bij de registratie, bedraagt twee en twintigwaaronder 8 die voor de tweede keer aan bedoeld examen zullen deelnemen. Op dit oogenbUk zijn er 8 vacatures tot be noeming van surnumerairs. Het examen heeft plaats gehad te Utrecht. Wij vernemen van eene goed onderrigte zijde, dat de rigting van den spoorweg Mechelen Neuzen thans definitief bepaald is. De conces sionaris is alhier bezig met de opname van het terrein voor de plaatsing van gebouwen. Nieuwsbl. voor Z.- VI. Men leest in de Tijd: Vóór eenigen tijd is door de Bien Public van Gend gemeld, welk berigt een aantal Nederlandsche bladen heb ben overgenomendat er bij eenige katholieken aan gedacht werd om een Neêrlandsch-Belgisch bataljon Zouaven op te rigten, waarvan het onderhoud door vrijwillige bijdragen van Ne derland en Belgie zou worden bekostigd. Thans vernemen wij van goederhand, dat het daar toe strekkende voorstel te Rome niet is aan genomen. Zijne eminentie de kardinaal Anto- nelli meent, dat het thans gevormde leger van Z. H. sterk genoeg is om de orde te handhaven, weshalve zijne heiligheid, bij de offers in man schappen en gelddie zich Nederland en Belgie opleggen, geen nieuwe offers wil aannemen. Daaruit blijkt tevens, dat er geene jongelieden meer naar Rome kunnen vertrekken, om plaats te nemen in de rij der Zouaven, dan voor zoo ver er eenigen noodig mogten zijn, om de ge lederen voltallig te houden. In den loop van dit jaar zullen er ten dienste der staatsspoorwegen 1100 verschillende rijtui gen worden aanbesteed en nog 26 machinisten worden aangesteld. Te Breda zijn de vorige week achtereenvol gens drie dame3 overleden, ten gevolge van het gebruik van ingemaakte snijboonendie na in een onvertinden koperen ketel gekookt te zijn, daarin tot den volgenden dag waren blijven staan. De dienstbode is mede nog zeer ongestelddoch zal wel in het leven behouden worden. 'EEN -WOOED OVEE ZIJN LEVEN en ETBTSr WOORD BI.T ZI.TN greaf. Er zijn namen tot wier lof geene woorden van noode zijn, omdat zij leven in dankbare harten. Wanneer die namen zich hechten aan «enen uitgebreiden werkkring, aan eene alge meen geachte persoonlijkheid, aan een veelzins nuttig levendan zweven ze op aller tongen al worden zijdie ze met eere gedragen heb ben, door den dood aan hunnen kring ont rukt. Zoo was niet alleen de naam van Peval dezer dagen op veler lippenmaar wij houden ons verzekerddat hij niet spoedig zal verge ten worden, omdat het gemis van den ijverigen en braven mensch nog lang in onderscheiden kring zal worden gevoeld. Ik breng er gaarne het mijne aan toe, om hem de hulde te bren gen die zijne rustelooze werkzaamheidzijn eerlijk en rond karakter verdienten ik vol doe aan eenen algemeenen wensch, wanneer iknu de grafkuil gesloten is boven het stof felijk deelden uitnemenden mensch, zijn le ven en werken nog eens in herinnering breng. Laurens Carel de Peval werd den 18 Ja nnarij 1802 te Middelburg geboren. De vroege dood zijner ouders beroofde hemnog kind zijnde, van de zoo noodige leiding en zorg, die hem echter zooveel mogelijk vergoed werd, door de voogdij van belangstellende nabestaanden. Waarschijnlijk had die omstandigheid, dat vroeg alleen staaneenen beslissenden invloed op de vorming van zijn karakter en kreeg hij daar door, reeds als jongeling, die zelfstandigheid die tot aan zijnen dood hem bij bleef en hem ongeschikt maakte, om zich naar de afwisse lende neigingen der menschen te plooijen. Maar de natuur had hem ook begiftigd met een helder verstand, en de lust om dat te ont wikkelen werd sterker in hemal werd die ook in zijne omgeving niet aangewakkerd. Met vrucht en met lof doorliep hij de voorbe reidende ook de Latijnsche schoolin zijne geboortestad, en trok in 1821 naar Leijden om in de medicijnen te studeren. Aan de akade- mie was hij reeds bij velen gezienen hoe hij in de vijf' jaren van zijn verblijf aldaar, het nuttige aan het aangename wist te parendat weten wij allendie hem zoo vaak, nog op zijnen gevorderden leeftijdmet jeugdige opge wondenheid van den studententijd hoorden ver halen. Levenslustig als hij was, vatbaar voor het genot van het schoone en goede, maakte hij zich moeijelijk los van den breeden vrienden kring, die zich rondom hem had gevormd en, reeds toen gewaardeerd om het edel hart dat hij voor zijne vrienden had, sprak hij naar waar heid, in de voorrede voor zijn akademisch proef schriftdat het hem de droevigste pligt was, om zijne vrienden vaarwel te zeggen. Maar hij had niettemin den studietijd goed besteed en bewees het, door zijne dissertatie den 16 Junij 1826 openlijk te Leijden verdedigd: de usu et abusu remediorum purgantium in morbis infammatoriis. Reeds dit proefschrift toondedat Peval geen vriend was van het vertoon van groote geleerd heid en dat hij zich liefst op het gebied van het werkelijke leven bewoog. De praktijk ging hem boven alles, en ofschoon hij gaarne zich liet voorlichten door de mannen der wetenschap, was het boek der natuur, was de mensch zelf meest het voorwerp zijner studie en openbaarde bij al aanstonds de rigting, die hij in den door hem gekozen werkkring volgen zou. Na het volbrengen van zijne studiën, trok hem de liefde tot zijn geboortegrond weder naar Zeeland henen en zette hij zich, als med. doctor, neder te Co- lijnsplaat. Ook die keus was in overeenstem ming met zijn karakter. Hij zocht geen wijden kring om daarin te schitteren. Zijne roeping vervullen, met zijne talenten woekeren was zijn hoofddoel en hij koos daarom ook niet eene groote stadmaar het landelijk dorp tot woon plaats en werkkring. Zes jaren was liij daar gezocht en geacht, en zeker zou hij er niet aan gedacht hebben, om die standplaats te ver laten indien niet allerlei redenen hadden za- mengewerktom hem de verplaatsing naar Goes te doen verkiezen, toen een der alhier prac- tiserende geneesheeren naar elders vertrok. Reeds in het eerste jaar van zijn verblijf te Colijnsplaat was hij gehuwd met Johanna San ders, die hem meer dan 25 jaren eene ge trouwe levensgezellin was en wier dood hij tot aan den zijnen bleef betreuren. Door haar gelukkigrijk aan menigen zegenwaren de eerste jaren van zijn verblijf alhier niet de minst gelukkige van zijn leven. Meer en meer klom hij in de achting van zijne medeburgers, won hij hun vertrouwenwerd hijom zijne kunde en cordaatheid, geacht. Zijne praktijk breidde zich gedurig uit, en wel verre, dat hij zich tevreden zou gesteld hebben met het standpunt eenmaal door hem ingenomen,streefde hij immer voort en bereidde zich voor het examen in de verloskunde, dat hij met gewenscht ge volg aflegde en waardoor zijn werkkring belang rijk werd vergroot. Rusteloos arbeidde hij, hoog ingenomen met zijne maatschappelijke betrek king en steeds zich ontwikkelendeom met den voortgang der wetenschap gelijken tred te houden. Wel trof ook hem nu en dan bittere rampspoedvooral door den dood van geliefde kinderen, maar leed ook zijn gevoelvol hart, onder de onvermijdelijke rampen van het leven, de lust tot zijn werkde ijver voor zijne taak, de belangstelling in de kunst, de ingenomen heid met zijne edele roeping verminderden niet. Schoon bijna kinderlijk gevoelig voor de be tooning van welwillendheid en genegenheid, bezat hij een geestkracht, die hem eigen lijden met moed deed dragen en die hem altijd kalm, beraden en krachtig deed zijn bij het lijden van anderen. Langzamerhand werd hij in me nig huisgezin niet slechts de artsdie men vol vertrouwen riep bij ligchaamslijdenmaar de geachte vriend wien men gaarne raadpleegde, die bij moeijelijkheden en bezwaren als lid van het huisgezin het verdriet hielp dragen en bij gelukkige ervaringen het genot hielp verhoogen. Ieder wist het, op hem kon men staat maken wat aan hem vertrouwd werd, dat bleef he heiligen geen verschil van meening verwij derde hem van hen, die rond en open met he verkeerden, al kwam hij ook slechts zei de tot het wijzigen van zijne eenmaal gevestigd overtuiging. Een geneesheer, die 34 jaren in ééne plaat onafgebroken arbeidt, die bijna een geheel ge slacht heeft zien gaan en komen, moet wel doo velen als een familielid worden beschouwd, voora dan, wanneer zijne persoonlijkheid den vertrou welijken omgang bevordert. Is het wonder al men hem dan ook in alle zijne bijzondere ka raktertrekken kennen leert, aan zijne eigen aardigheden zich gewent en hem gaarne draag ook waar men zijne zwakheden niet ontveinst Peval wist het, dat hijook in dat opzigt nie boven den algemeenen regel verheven was maar hij had liever, dat men geduld met he had, dan dat men hem vleide, en waar hij ze gemakkelijk vergaf, als eene eerste opwellin was voorbij gegaanverdroeg hij zich allermins met de zulken, die, misschien minder drifti van aard, den eenmaal opgevatten wrok in he hart bewaarden. Slechts dan viel het hem moei jelijk te vergevenals hij over den tegenstan der stond, die hem aanrandde met geslote visier. Bij hem liepen de woorden de gedachten wel eens vooruit en werd soms voor een oogenbli" het gevoel den vrijen teugel gelaten, maar daaro waren zij hem ook het liefste, die even ron en zonder omwegen, even open en welgemeen met hem omgingen en geene ervaring viel he smartelijker te dragen, dan waar hij zich i vertrouwen of verwachting teleur gesteld zag. Zoo dwaas het zijn zou de zwakke zijde va" onze afgestorvenen te willen bedekken, zoo onre delijk is het om alleen te hechten op hetgeen hun ontbrakdat toch dikwijls door zooveel goeds wordt opgewogen. Bij het beoordeelen van karakters en handelingen moet men zich in de omstandigheden verplaatsen, waaronder wij bei den leeren kennen en het niet voorbijziendat de magt van dezen beslissenden invloed heeft. Wij meenen vaak miskend te worden waar wij eigenlijk over gebrek aan zelfkennis moesten klagen, maar het is even waar dat een onbillijk oordeel, eene onbillijke handeling dubbel grieft waar men zich zeiven bewust mag zijn daartoe geene aanleiding te hebben gegeven. Daarom was ook Peval soms harder in zijn oordeel dan men van hem had gewenscht, maar wie hem daarom veroordeelde, moest wel in de school des dagelij kschen levens en in het menschelijk hart een vreemdeling zijn. Doch, ik wilde slechts in enkele trekken den ontslapen vriend schetsen, zoo als zijn beeld levendig in onze ziel ingedrukt staat; ik moet er daarom ook op wijzen, dat hij zich in meer dan één opzigt in onze maatschappelijke zamen- leving verdienstelijk maakte. Jaren achtereen was hij een gewaardeerd lid van het Algemeen Armbestuur en van de commissie voor de (Eco nomische Spijsuitdeeting. In beide instellingen werkte hij mede, om zoowel de belangen der armen te bevorderen, als om de gaven nuttig te besteden. Met onzen te vroeg ontslapen van den Boscii legde hij den grond tot de armen- apotheek en tot aan zijnen dood hielp hij deze nuttige instelling besturen. Als lid, en' laatste lijk als voorzitter, der onlangs opgeheven plaat selijke geneeskundige commissie, deed hij wat hij kon, om gezondheidsmaatregelen te beramen en te bevorderen, en indien in alle die betrekkin gen iets hem verdriettedan was het alleen dat hij niet altijd bereiken kon, wat hij meende nuttig en wenschelijk te zijn. Lid van het Col- legie van regenten over het huis van arrest, nam hij een werkzaam aandeel in de inrigting der nieuw gebouwde cellulaire gevangenis, en zoolang zijne gezondheid het toeliet was hij ook daar bezig, om de voorschriften der wet in overeen stemming met de eischen der menschelijkheid toetepassen. Voor vele jaren was hij ook Kapi tein der schutterijmaar het was hem aangena mer om met andere wapenen voor het welzijn der burgerij te waken. Titel of rangzncht ver vulde hem niet; wat hij bovenal zocht,-was de goedkeuring van zijn geweten, en ik ben verze kerd, dat wie ook in bovengemelde betrekkingen met hem in naauwere aanraking was, die zal

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 2