VRIJDAG 9 MAART.
53ste Jaargang.
1860. JY\ 20.
BINNENLANDSCHE BERICTEN.
WS**~
«SSfr-
GOESSCHE C0IIIVM'.
De uitgave deser Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen,
prijs per kwartaal 1,95fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentlën worden a 15 ct. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels
a 1,30 behalve het zegelregt.
De Inzending van advertentlCn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Het Dagblad heeft thans een mededinger
gevonden in een vroegeren bestrijderin de
Arnhemsche Courant. Dagelijks blijkt het meer,
dat de lessen van den meesterhoe men hem
vroeger verguisde, met vrucht bestudeerd zijn.
Wij krijgen nu uit Arnhem evenzeer oneindige
variatien op hetzelfde thema, en daar die rede
nen, evenmin als die van het Dagbladweer
klank vindenwordt de strijd heftiger tegen
personen en de toon hatelijker, beneden de
waardigheid van een fatsoenlijk blad. En
waarom? Omdat het ministerie niet gezegd heeft
wat de Arnhemmer wilde, dat het zeide; om
dat men het niet verdragen kandat de be
ginselen van den heer Thorbeckedoor anderen
in toepassing zullen worden gebragt. Het laat
zich verklaren, dat zij die een persoon en geene
beginselen aanhangenmet den persoon alles
verloren hebbenmaar is het de roeping van
een dagblad, om, wanneer het zelf meent
schade te hebben geleden, nu ook te meenen,
dat het geheele land benadeeld is. En waartoe
de nimmer eindigende klagt over hetgeen voorbij
is en het onderzoek naar de oorzaak van een
nieuwen toestand? Is daarin misschien het mid
del om voor de toekomst gerustheid te ver
krijgen? Wij vreezen, dat onder al dat rede
kavelen over het verledene, de belangen van het
oogenblik worden voorbij gezien, en voedsel
gegeven aan eene oppositie, die gaarne het
water troebel ziet, om er tot eigen profijt in
te kunnen visschen. Ook om die reden zal
het goed zijn als de heer Thorbecke in de ka
mer optreedt; hij zal dan het bewijs kunnen
leveren, dat hij met de Dagbladiaansche-arti-
kelen van den Arnhemmerdie in het opdissehen
daarvan eenig is, niet gediend werd.
Terwijl de dagbladpers voortgaat de natie
bezig te houden met wat zij weet en niet weet,
houdt de heer Groen aan in het streven naar
zijn doelhet opwekken eener schoolwet-agita
tie. Het is genoeg bekend, dat langs dezen
weg gewerkt worden moet op de verkiezingen,
die aanstaande zijn, omdat miskenning van den
volksaard en van onze volkstraditien den waan
voedt, dat èr waarlijk eene meerderheid in het
land zoude zijn, die banden boven vrijheid,
duisternis boven licht en teruggang boven voort
durende ontwikkeling stelt. Het schijnt echter,
dat de heer Groen ongerust begint te worden,
dat eene gedeeltelijke vernieuwing der kamer,
hem niet tot vervulling van zijne wenschen
zal brengen. Hij is daarom nu laatstelijk eenig-
zins verder gegaan en zegt, dat ontbinding
der tweede kamer en van het kabinet, nog
vóór Junij hem wenschelijk voorkomt. Zou
hij hoop hebbendat dan een nationaaldat
is een reactionair, ministerie zoude optreden?
Maar waar zijn de sporen die zoodanige ver
wachting wettigen? Waar anders dan in de
verbeelding van den heer Groen, die nog altijd
gelooft, dat zijne denkbeelden algemeenen bij
val vinden bij het volk, ondanks de duidelijke
verklaringen bij de laatste verkiezing weder af
gelegd. Indien zich een krachtige oppositie te
gen het tegenwoordig kabinet mogt ontwik
kelen, dan zou ontbinding van het eene of an
dere ligchaam de vraag kunnen worden, maar
men lette wel op, dat de noodzakelijkheid daar
van niet ontstaan zou, door de kracht der nati
onale partijzóo als de heer G. die noemt
maar wel door de verdeeldheid in het liberale
kampwaarin langzamerhand de afscheiding
scherper wordt tusschen hen, die alles aan een
persoon en hen, die alles aan het beginsel ver
binden.
GOES, 8 Maart 1866.
Dingsdag heeft de tweede kamer de nomina
tie opgemaakt van drie leden voor de betrek
king van lid der rekenkamer. Na herhaalde
stemmingen zijn daarop geplaatst, de heeren:
de Roy van Zuidewijn, Kien (lid der 2e kamer)
en Six tot Oterleek. In de vorige week liet het
Dagblad zich schrijven, dat de kandidaat Feitli,
secretaris-generaal bij het ministerie van kolo
niën, de bedoelde man was der regeringspartij,
dat deze hem op die wijze wilde verwijderen
uit zijne tegenwoordige loopbaanenz. Thans
blijkt, dat genoemde heer bij enkele stemmingen
ééne stem had, dat men dus weinig reden had
tot deze hatelijke verzekering en dat zij alleen
het gevolg was van het stelselom wat niet
van zijne kleur is te bespotten of te belasteren.
In de zitting der Tweede Kamer van Dings
dag zijn nog ingekomen: een wets-ontwerp
houdende nadere bepalingen omtrent den accijns
op het geslagt; eene missive van den minister
van binnenl. zaken, dat drie ontwerpen voor
het opterigten paleis voor de Staten-Generaal
zijn aangekocht en nog eenigen tijd ter bezig-
tiging zullen blijven voor de leden der Kamer.
Voorts heeft de voorzitter mededeeling gedaan
van de rapporteurs door de afdeelingen over
aanhangige wets-ontwerpen benoemd. Door de
commissie voor de verzoekschriften werd op
onderscheidene adressen rapport uitgebragt.
In het voorloopig verslag der tweede kamer
over het ontwerp van wet, houdende definitieve
vaststelling van hoofdst. VH der staatsbegroo-
ting (Pinantien), is wederom de aftreding van
het ministerie en de staatkundige rigting van
het tegenwoordige kabinet ter sprake gebragt.
Men schijnt voornemens te zijn, om ter bevor
dering van 's lands belangen nog eens eenige
uren, misschien wel dagen, te praten over het
geen niet bestaatmaar naar de meening van
sommigen bestaan moetware het alleen om
hun stof tot praten te geven. Het laat zich
dan ook voorziendat zoo de discussie over
dit onderwerp al niet gewigtig isze zeker
langdradig zal kunnen wezen.
Per telegraaf.) Bij de discussie over de be
grooting voor het departenent finantienheden
in de Tweede Kamer gevoerd, is andermaal de
reden der ministerieele verandering besproken
en zijn daaromtrent nadere inlichtingen ge
vraagd. Daar de heer v. Bosse zich bepaalde
bij de beantwoording der finantieele punten
worden morgen inlichtingen tegemoet gezien
van de ministers die in het vorig kabinet zit
ting hadden. Eenige leden uit Limburg hebben
hunne stem afhankelijk gemaakt van de opzeg
ging van het traktaat met Pruissen. De minis
ter heeft gezegd geene bepaalde toezegging te
kunnen doen, daar de zaak nog in behandeling
is. De kosten van het spoorwegnet zullen 150
millioen beloopen, waaronder ook de brug aan
de Moerdijk en de overbrugging van het IJ. Ook
om deze reden, zeide de minister, is voorzigtig-
heid en zuinigheidnoodig en kunnen zonder equi
valent geene belastingen meer worden afgeschaft.
Morgen zet de kamer hare beraadslagingen voort.
Men schrijft uit 's Hage aan de Middelb. Cour:
»De conservatieven hier ter stede, in allerlei
kringen, verspreiden steeds praatjes over de
nieuwe ministers en hunne bedoelingen. Zoo
heeft de heer Rochussen onlangs nog een ver
haal opgedischt, omtrent voorwaarden, die som
mige ministers hadden gesteld voor de aanvaar
ding van de portefeuille, welk gedichtsel hem
van hoog geplaatste zijde een scherp démenti
heeft bezorgd en wel op een bal bij Z. K. H.
prins Frederik.
»Van de aftreding van den minister van
oorlog is geen woord waar.
»De tweede kamer heeft in de afgeloopene
week verschillende ontwerpen van wet onder
zocht, waaronder ook die, houdende uitzonde
ringen op de wet tot afschaffing van de ge-
meente-aceijnsen. In het algemeen achtte men
de vrijgevigheid, die de regering in het toe
laten van uitzonderingen had betoond, wat te
groot. Intusschen is verwerping van de voor
stellen moeijelijk, omdat 1 Mei zoo spoedig
aanstaande is. Welligt wordt de termijn van
overgang eenigzins verkort.
Op zijn verzoek is eervol ontslag verleend
aan den heer mr. C. J. Pické, uit de betrek
king van schoolopziener in het derde school
district der provincie Zeeland.
Volgens het Leidsche Dagblad zal de heer
Groen van Prinsterer zich verkiesbaar stellen,
bij de aanstaande gewone verkiezingen, voor
de periodieke aftreding der leden van de tweede
kamer der staten-generaal.
Ofschoon het concert, Woensdag avond, minder
bezocht was dan de vorigen, hebben onze kunst
beoefenaars getoond, dat zij hunne lauweren
zoeken in de beoefening der kunst zelve en