VRIJDAG 3 MAART.
53ste Jaargang.
1866. N". 18.
BINNENLANPSCHE BERIGTEN.
'"JPÏ
'«Cugfr- -C22»—
GOESSCHE COURANT.
De uitgave «lexer Courant gesebledt Haandag en
Donderdag avond, ultgexonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal f 1,»5, fr. p. p. ƒ1,80.
jvsi, Gewone advertentiSn worden a 15 et, de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-G regels
a 1,2O behalve het xegelregt.
De Inxendiug van advertentiSn kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Wij zijn er reeds aan gewoon, dat het Dag
blad allerlei leugens opdischt om personen ver
dacht te maken of in verkeerd licht te plaat
sen. Het verdient naauwelijks meer opmerking.
Maar waar de kwade trouw zoo tastbaar is, als
nu weder in het schrijven over den heer Pické,
mag het niet nagelaten worden om daarop te
wijzen. Als redenwaarom genoemde minister
geen vertrouwen kan inboezemen, geeft het op,
»dat de heer Pické in 1864 zich de kandidatuur
der conservatieven liet aanleunenom zich daarna
als Thorbeckiaan te doen kennen." Die bewe
ring is valsch en stelt zoowel den toeleg als
de handelwijze iu het regte licht. In 1864
werd de heer Pické kandidaat gesteld voor het
lidmaatschap der tweede kamerdoor eene ver-
eeniging van kiezers in zijn district, die bekend
zijn als liberalen. De heer Pické zou de kan
didatuur zeker niet hebben aangenomen, indien
ze hem aangeboden was van eenen anderen kant.
Maar het Dagblad, door wie ook, op een dwaal
spoor geleid, beval den heer Pické aan, blijk
baar onbekend met zijnen persoon en met de
kiezersdie hem hadden aanbevolen. Toen
later eene herstemming plaats hebben moest
verzocht de heer Pické zelf, om de stemmen,
voor hem bestemduittebrengen op den heer
de Kanter. Niemand had den heer Pické be
schouwd als een kandidaat der conservatieve
partyals alleen het Dagbladen men zal zich
ligt begrijpen, dat hij zich niet geroepen ge
voelde, om zijne stem tegen de beweringen van
het Dagblad te laten hooren. En toch, omdat
hij dat niet deed, laat het Dagblad het voor
komen, als of hij zich eene kandidatuur van die
zijde liet aanleunen. De heer Pické bleef zich
zeiven gelijk, maar kan het weinig helpen, dat
het Dagblad, om eene gevreesde kandidatuur
aftebreken, het liet voorkomen alsof de heer
Pické aan zijne zijde stond. En nu vraagt het
niet, of het toen zich deerlijk heeft vergist, maar
het trekt uit zijne dwaling een gevolg ten na-
deele van den heer Pické. Wij wijzen alleen
op het feit, zoo als het werkelijk is, om aan
hen, die de zaak niet kennen, de regte toe-
dragt te doen weten; want om het Dagblad
van dwaling te overtuigen dat zou wel een
wanhopend pogen zijn.
Wij vestigen de aandacht op de officieele op
gave van de opbrengst van 's rijks middelen
in de maand Januarij. Deze bedraagt 3 ton,
zegge 300,000 meer, dan in dezelfde maand
van het vorige jaar. Eeeds op zich zeiven is
dat verblijdend, maar het verdient vooral op
merking, omdat ons reeds sedert vele maanden
geprofeteerd werd, dat wij aan den rand van
eenen gapenden afgrond stonden en dat 's lands
finantien zoodanig achteruitgingendat niet
anders dan een staatsbankroet te wachten was.
En die verwachting moest gegrond zijn op al
de verkeerde finantieele maatregelen, die door
den minister Betz genomen werdendiemen
zou het spoedig genoeg zien, zoo ondoordacht
en zoo verderfelijk waren, dat men evenveel
medelijden hebben moestmet hem die ze be
raamde, als met het land, dat er door te gronde
ging. Reeds zijn door de finantieele uitkomst
van het vorige jaar die verzekeringen gelogen
straft, en naauwelijks is het jaar aangevangen,
of weder zien wij het duidelijk, dat niet anders
dan partijzucht haar heeft ingegeven. Voegen
wij er bijwat wij in den loop des vorigen jaars
telkens opmerkten, dat reeds toen de inkomsten
meerder waren en in vergelijking met vroegere
jaren klimmende, dan is niet alleen dit resul
taat nog meer beschamend voor hen, die met
zulke leugens de natie wilden opzetten tegen
hare regering, maar, wat het voornaamste is,
het geeft een grond van gerustheid voor de
toekomst, die te meer moet worden opgemerkt,
naarmate men meer middelen aanwend om on
rust te wekken.
GOES, 1 Maart 1866.
De tweede kamer heeft 11. Dingsdag hare
werkzaamheden hervat. Al de ministers waren
tegenwoordig. De heer van Bosse, minister
van finantien, heeft namens de regering het
woord gevoerdwaarbij hij zijn leedwezen be
tuigde over het aftreden van den heer Thorbecke
en de verzekering gaf, dat de ministers, aan de
zelfde beginselen getrouw, den arbeid hunner
voorgangers zullen voortzetten.
De regering wil met betrekking tot binnen
land en koloniën verstandige vrijgevigheid
met onthouding van roekeloos afbreken. Er zal
geene verandering hoegenaamd plaats hebben
in de algemeene staatkundegeen terugtred
geen afwijking, noch hier, noch in de koloniën.
Op eene vraag van den heer Blussé heeft de
minister van koloniën, de heer van de Putte
geantwoord, dat er geen ander verschil met de
heeren Thorbecke en Olivier in den boezem van
het kabinet heeft bestaan dan, dat betrekkelijk
de invoering van het strafwetboek in Indië.
De heeren J. K. van Goltstein en van Zuylen
(uit Arnhem) hebben daarop verklaard, dat de
verkregen ophelderingen hen niet bevredigden.
Daarna voerden nog onderscheidene sprekers
het woord over de crisis en hare aanleiding.
De ministers hebben nader geantwoordwaar
uit bleek, dat de heer Thorbecke in elk geval
verlangde af te treden en dat hij dit voornemen
te kennen had gegeven. Nogmaals werd ver
klaard, dat er geen verschil was over politieke
beginselen.
Den volgenden dag hebben de afdeelingen
onderzocht de 48 wets-ontwerpen, tot afwijking
van de bepalingen der gemeentewet, betrek
kelijk het belastingstelsel.
Per telegraaf. In de zitting van heden is de
opmaking der nominatie voor het lidmaatschap
der algemeene rekenkamer, bepaald op. aan
staanden Dingsdag.
Particuliere correspondentien uit 's Hage be-
rigten, dat de kultuurwet na Paschen in de
Tweede Kamer in behandeling zal komen, en
het wets-ontwerp op de schutterijenna kleine
wijzigingen te hebben ondergaan, weêr zal
worden ingediend.
Nopens het blijk van hulde en erkentelijk
heid, den heer Thorbecke voor de vele en ge-
wigtige diensten door hem aan het vaderland
bewezen, aantebieden, verneemt men, dat de
»afdeeling Veendam" van de kiesvereeniging
de Grondwet, wier hoofdzetel Winschoten is,
daartoe het denkbeeld heeft aangegeven.
Het centraal bestuur van genoemde vereeni-
ging, oordeelende dat het initiatief tot derge-
Hjken maatregel in de eerste plaats op den
weg ligt van eene liberale kiesvereeniging,
meende echter dat de inzameling der bijdragen,
door de afdeeling Veendam op 25 cent per
persoon gesteldniet tot de leden dier vereeni-
ging behoorde te worden beperkt en droeg aan
den secretaris van het centraal bestuur, den
heer mr. de Ruijter Zijlker, opom de ver
schillende afdeelingen op te wekken bijdragen
voor dit doel in te zamelen. Welligt dat men
later de namen der personen, die eene bijdrage
voor het nationaal geschenk aanboden, in een
album overbrengen en dit tevens den heer Thor
becke aanbieden zal.
Men schrijft uit Enschedé:
De rustdoor den heer Thorbecke hier ge
zocht wordt dikwijlsnaar ons dunktop aan
gename wijze, afgebroken, door commissien en
particulierendie bijkans eiken dag hier komen,
ten einde het hoofd en den leider der liberale
partijof laat ons liever zeggen, den staatsman
die het vrije Nederlandsche volk hooge achting
en eerbied toedraagt, te complimenteren. Bij
elke gelegenheid laat de heer Thorbecke echter
blijken, dat hij gaarne »in stilheid" in Twen the
zou vertoeven en niet wenscht dat door ma
nifestation, hoe welgemeend en vereerend ook
de aandacht van Nederland op hem worde ge
vestigd daarenboven schijnt het dat de familie
van den heer Thorbecke gaarne ziet, dat den
man, die waarlijk wel rust verdiende, die rust
nu ook te beurt mag vallen."
Uit Zutphen schrijft men, dat de heer Jb. Dam
blijkens eene advertentievoorkomende in de
Zutphensche Courantverzocht heeft thans bij de
aanstaande verkiezing voor de Tweede Kamer
der staten-generaalniet in aanmerking te ko
men terwijl hij de kiezers uitnoodigt, om hunne
stem op den heer Thorbecke uittebrengen.
Onder de bewoners van het eiland Urk heeft
in het vorige jaar de pokziekte in hevige mate
geheerscht. Ongeveer een vijfde gedeelte der