1866. 14. VRIJDAG 16 FEBRUARIJ. 53ste Jaargang. BINNENLANPSCHE BER1CTEN. '■**9 V-c-w-' *5®'™ GOESSCHE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal f 1,S5, fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels 1,2© behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. De Staats-Courant heeft mededeeling gedaan van de officieele stukken, die betrekking heb ben tot de ministerieele crisis, die thans weder tot de geschiedenis behoort. Het blijkt daaruit, dat de oorzaak van die crisis van den aanvang af juist is aangegeven, en dat zij in het on derling verschil der ministers, over de invoe ring van het strafwetboek in Indiemoet wor den gezocht. Ook na deze mededeeling is men nog niet tevreden en de teleurstelling, dat geene nieuwe zakengeene onderstelde myste riën aan het licht gebragt zijn, brengt tot de onheusche stelling, dat er nog meer redenen zijn, maar die niet worden medegedeeld. De grond voor die stelling ligt meer in den wensch van hendie of het geheele ministerie voor een conservatief kabinet hadden willen ruilen, of die tot eiken prijs den minister ThorbecJce hadden willen behouden; maar wie met een onpartijdig oog de nota's leestdoor de onder scheidene ministers aangebodenzal zich toch wel overtuigd moeten houden, dat de gang van zaken eenvoudig, natuurlijk en naar waarheid daaruit optemaken is. Ook al wil men aanne- nen, dat er reeds te voren spanning tusschen enkele ministers bestond, dat de zaak der in voering van het Indische wetboekslechts den stoot gegeven heeft aan] de ontwikkelingdan moet toch de naaste aanleiding daarin worden gezocht, Intusschen is men hoogst onbillijk, naar het ons voorkomt, jegens den minister van de Putte. Alles toch wat ten zijnen aanzien in die zaak wordt gezegd, koinf daarop neder: hij had zijne overtuiging moeten laten varen om andere ministers te behouden, of hij had moeten heengaan, en dat juist in het oogenblikwaarin de cultuurwet, door hem ontworpen, aan de orde komen zal. Welk eene gegronde grief had men in het laatste geval niet tegen hem ingebragt, en hoe was dit te verwachten van den man, die getoond heeft de belangen van Indie met bedachtzame voortvarendheid te wil len behandelen. Men ziet ook voorbijdat de meerderheid in den ministerraad in den geest van den heer van de Putte heeft beslist. Het was dus geen individueel gevoelendat door gedreven werdmaar eene opinie der meerder heid. Is men met die gegeven opheldering niet tevredenmen wachte tot de opening der kamers, die tot nadere ontwikkeling aanlei ding geven zal. Ook deze mededeeling is een vernieuwd bewijs, dat de heer van de Putte een vriend is van openbaarheid, zooals hij zich reeds meermalen toonde, en van zijn rond karakter mag men vertrouwen, dat hij geen lust heeft om iets achter te houden. Die aanhoudende twijfel, dat er meer achter de zaak zit, ontaard langzamerhand in eene vrij Maar indien een ge- hatelijke verdachtmaking. trouw verhaalmet bijvoeging van authentieke bescheiden nog niet voldoende is, moet men dan niet wederom aan eene stelselmatige oppo sitie denken? Er is, in den laatsten tijd, herhaaldelijk ge sproken over de roeping van de dagbladpers, vooral ten aanzien van de politieke belangen des lands. In verband daarmede rijst de vraag op: of het ook tot die roeping behoort, om, wanneer een nieuw ministerie optreedtde le den daarvanalthans enkelenin een bespot telijk daglicht te stellen? Wij hebben daarbij bepaald het oog op de aardigheden, die het Dagblad debiteert, ten aanzien van den heer Pické. Wij willen gaarne aannemendat velen in het land hem niet kennenwij kunnen ons begrijpen, dat daarom velen geene groote ver wachting koesterenmaar terwijl wij ook aan allen het regt toekennenom zijne aanstaande handelingen aan de meest scherpe kritiek te onderwerpenvragen wijof het niet beneden de waardigheid van een dagblad-isdat steeds beweert zich door ernstige behandeling van 's lands belangen te onderscheidenom den nog onbekenden persoondoor kwetsende aar digheden te ridiculiseren? Of het in het be lang der goede zaak is, om wantrouwen te wekken tegen iemanddie men verklaart niet te kennen, en of de billijkheid toelaat, dat men hem bedektelijk veroordeelt, alvorens men oordeelen kan. Wat het Haagsche blad vóór twee jaren ongeveer schreef: Wij vernemen van den heer Pické veel goedsis zeker sedert niet door kwade geruchten weersproken. Is het billijk nu den manvan wien men veel goeds vernam, plotseling als eene nulliteit, als een ongeschikt man voortestellen? Of toont men hier niet dat partijdigheid in het spel is en wordt het vertrouwen op het oordeel van wie zóó handelt, niet opgeheven? Wij meenen er bij te mogen voegendat niet alleen de redactie van het Haagsche dagblad van den heer P. veel goeds vernomen heeftmaar dat er velen zijn buiten haar, die dat ook vernomen hebben. Wantrouwen kan eerst geregtvaardigd worden, wanneer daarvoor reden is gegeven. Maar ook dan zouden hatelijke aardigheden nog niet in groote en geaccrediteerde bladen te huis be- hooren. GOES, 15 Februarij 1866. Wij hebben ontvangen de staten van in-, uit- en doorgevoerde handels artikelen gedu rende de maand December, en stellen die ter inzage van belanghebbendenop het bureau dezer courant. Door eenige kiezers in het kiesdistrict Zut- phen is de heer Thorbecke kandidaat gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer, in de plaats van den heer van Bosse. De Prov. Gron. Ct. wil weten, dat te Gro ningen het plan bestaatom den heer Thor becke aldaar kandidaat te stellen voor de Tweede Kamer. Voor de algemeene tentoonstelling van Ne- derl. Nijverheid en kunst, in het Paleis voor Volksvlijtzijn voor Goes en Zuid-Beveland in commissie benoemd, dhrn. J. A. A. Fransen van de Putte, P. A. HochartO. Verhagen en J. Soutendam. Te Neuzen dhr. J. Sturmte Axel dhr. H. van den Bergete Hulst dhr. C. C. P. Pierssens. Men schrijft ons uit Hansweert, van 14 Fe bruarij 1866: Het afgraven van den zeedijk voor het ka naal alhier, wordt dagelijks voortgezet. Met de geheele afwerking der sasdeuren houdt men zich bezig. In den zeedijk is een duiker ge legd, waardoor het water uit de buitenhaven zich met dat in het kanaal kan vereenigen, ter beproeving der deuren, dat gisteren met goed gevolg heeft plaats gehad. Door die af graving is de gemeenschap van Hansweert met Kruiningen en omgekeerd, zeer lastig gewor den wijl men daartoe nu en in 't vervolg over de brug in den Schoorschen zouteweg moetdat een omweg van een half uur is. De behoefte aan eene brug in den Kruiningschen zanddijk zal dus blijven bestaan, zoolang Hans weert bewoond en bebouwd is als nu. Voet gangers kunnen natuurlijk over de sasdeuren, die daartoe zeer geschikt zijn. Die omweg zou inmiddels aanmerkelijk bekort zijn, indien de brug in den Schoorschen zandweg, in plaats van in den zouteweg was gebouwd. Men had dan nog de kosten der fraaije verbetering van den laatsten bespaard, en alleen met begrin- ding kunnen volstaan. Het gevolg hiervan zal m. i. zijn, dat Hans weert langzamerhand aan de oostzijde van het kanaal verplaatst wordt. Alles wijst daar heen. De grindweg, de losplaats, de sluiswachters- en sluisknechtswoningen zijn aan die zijde. De rijks-kantorenwaarvoor men de ontwerpen gereed maakt, zullen daar gebouwd worden. Voegt hierbij de bij-sluisdie aan de westzijde van het kanaal zal zijn, althans zoo ze gebouwd wordten waardoor verscheidene gebouwen en erven van het tegenwoordige Hansweert zullen verdwijnen, en ge zult mijne meening niet on gegrond vinden. Het plan om te Hansweert eene kerk voor de katholieken te bouwen, is dus niet zeer aanlokkelijk. Kruiningen is daar voor de geschiktste plaats. Hansweert vertoont op treffende wijze, hoe jammer het is, dat men bij de opkomst van zulke plaatsen geen orde op het bouwen kan stellenwaardoor men een goed geheel en vaak ook beter gehalte van be woners krijgt. Hansweert zal zich in de toe komst verheffenten koste van Fort Bath.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1866 | | pagina 1