1865. N». 98. DINGSDAG 19 DECEMBER. 52ste Jaargang.
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
C<C«*
uwkssiih: courant.
De uitgave dezer Conrant geschiedt Maandag en
Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels
a 1,20 behalve het zegeiregt.
De Inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
Op aanstaanden Maandag eerste Kerstdag
zal de GOESSCHE COURANT niet worden uit
gegeven.
BeltcndLmaliing.
De BURGEMEESTER van GOES
maakt de ingezetenen dezer gemeente bekend
Dat het kohier no. 4 der PERSONELE BELAS
TING, over het dienstjaar 1865/66, op den 8 dezer
door den heer commissaris des konings in deze pro
vincie executoir verklaard, op heden ter invordering
aan den ontvanger van 's rijks belastingen gezonden is.
En opdat niemand hieromtrent onwetendheid voor
wende zal deze worden afgekondigd op de gebrui
kelijke wijze.
Gedaan te Goes, den 16 December 1865.
De burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
Bcli onclriG alilng.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen bij deze ter kennis van een ieder die het
aangaat: dat de suppletoire kohieren van den hoof-
delijken omslag en van de plaatselijke belasting' op
de HONDEN, over het loopende dienstjaar, gearre
steerd door den gemeenteraad den 21 November 11.
en door heeren gedeputeerde staten van Zeeland goed
gekeurd den 8 dezeraan den gemeente-ontvanger
ter invordering toegezonden zijn; mitsdien ieder be
lastingschuldige vermanende, om het deswegens ver
schuldigde, ten kantore van voornoemden ontvanger
te voldoen.
En zal aan deze op de gebruikelijke wijze publi
citeit gegeven worden.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 16 Decem
ber 1865.
Burgemeester en wethouders vooornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Hoe uien toch met woorden speelt en zich
in zijne eigene woorden verwarren kan! Die
gedachte kwam onwillekeurig hij ons op, bij de
redenering van het oppositieblad, naar aanlei
ding van de aanneming van het wetsvoorstel,
tot verhooging der grondbelasting in Limburg.
Het laat zich begrijpendat die uitkomst aan
de oppositie genoegen doet, minder omdat zij
het billijk vindt, dan wel omdat zij hoopt, dat
de Limburgers daarover verstoordnieuwe po
gingen zullen aanwenden, om sommige ministers
of het geheele ministerie met allerlei uitstrooi
sels tebemoeijelijken. Zij hoopt, dat de brie-
ven-historie nog eens zal worden opgewarmd,
en verheugt zich daarover reeds bij voorbaatzel
ve listig daarvan zwijgende, tot dat zij weder quasi
door Limburgsche mededeelingen genoodzaakt
wordt er van te spreken. Zij rigt alleen aan
de Limburgers eene vraag, die eene soort van
insinuatie bevat om aan de slooping van het mi
nisterie raedetewerken. Maar wat wij thans
vooral onder de aandacht willen brengenis
dat zij bij deze gelegenheid aan de natie de
vraag rigtof zij niet weldra, bij de stembus,
het bestaan van een ministerie onmogelijk zal
maken, dat beginselen belijdt met hare nati
onale traditien in strijd. Die vraag wordt ge
daan bij gelegenheid, dat zij zelve erkent, dat
het ministerie den pligt der regtvaardigheid
en de beoefening daarvan mag zeker wel
onder die traditien gerekend worden heeft
betracht. Wij vragen dus: of dit wel het oogen-
blik isom de natie tot verzet tegen het minis
terie optezetten, of niet juist nu een bewijs ge
leverd is dat het ministerie den dank der natie
verdient
Al beweert verder onze oppositiedat de heer
Thorbecke, en hij alleen, anders over de wet
heeft gedacht, dat overigens het geheele mi
nisterie daarbij homogeen was, er schemert
duidelijk doordat men de overtuiging heeft,
dat hier niet alleen eene creatie van den heer
Betz bestondmaar dat de voordragt was ge
daan in overleg met het geheele kabinet. En
toch wordt nu nog volgehouden, dat de heer
Thorbecke slechts evasief heeft willen antwoor
den op de vraag van den heer van Goltstein.
Het is waarde minister heeft zonder zich
uittelaten over de denkwijze van het kabinet
de kamer laten beslissenmaar het blijkt dan
nu toch weldat het bewuste antwoord niet
evasief was, dat de minister alleen niet heeft
willen anticiperen op de discussie. Ook de
minister Olivier had niet gezegd, dat hij de
wet verdedigen zou alleen dat hij tegenwoor
dig zijn zou, en nu wordt er gezegd, dat hij
welsprekend en krachtig de wetsvoordragt heeft
verdedigd. Wij zijn niet gewoon den minis
ter van justitie door de oppositie te hooren
prijzen, en het laat zich dan ook aanstonds al
bevroeden, dat hier wel een angel onder het
gras schuilen zal. Ons dunkt, dat die niet
verre te zoeken is. Reeds is er in het Dag
blad geschreven, dat ook de heer Olivier ver
dacht werd van op de verkiezingen in 1864
geinfluenceerd te hebbennu wordt hij als de
krachtige verdediger van het in Limburg ver-
wenschte wets-ontwerp aangewezen en, het
is duidelijk, daardoor moet nu de Limburg
sche wraak op zijn hoofd nederkomen. Wij
gelooven dat te eerderomdat de verdediging
der wet door den heer Oliviernaar onze be-
scheidene meening, zich niet zoo bijzonder
door welsprekendheid onderscheidde en eene
loftuiting voor een onzer ministers, in het or
gaan, is van zelve reeds verdacht. Ook de
partij in de kamer, die anders nooit iets goeds
kan doen wordt ditmaal geprezen. Zeker zal
zij daardoor onaangenaam verrast zijn, maar
er zich ook niet door laten verleiden, want
de taktiek, om door een en ander Limburg in
het harnas te jagen is te duidelijk. Wij zou
den daarom aan die provincie willen vragen:
al acht gij u ook benadeeld door de aangeno
men wet, wat wij niet kunnen toestemmen,
zult gij u nog langer laten medeslepen door
de kleine fractie hier, die ook van u zich
bedient, om aan de regering te komen, maar
waarvan gij verwachten kunt, dat zij, eenmaal
tot haar doel gekomen, ook op u haar stelsel
van willekeur en achteruitgang zal toepassen?
Ziet gij niet, dat het uwe ware vrienden niet
zijndie u onderling verdeelen, u gemeenschap
pelijk tegen de regering willen opzetten en dat
niet om uw belang, maar alleen om het hunne
te bevorderen?
GOES, 18 December 1865.
In de zitting der Eerste Kamer van Zaturdag
is mededeeling gedaan van de benoeming van
rapporteurs, over de onderscheidene hoofdstukken
der begrooting. Voorts is rapport gedaan om
trent eenige ingekomen adressen.
Bij de discussie over het ontwerp grond be
lasting Limburg, in de Tweede Kamer, Vrijdag
11. heeft de minister van finantien ad interim eerst
de gemaakte bedenkingen in het Eindverslag
beantwoord. Vervolgens is de wet bestreden
door de Limburgsche leden, alsmede door de
heeren Beijma en Zijlker. Zaturdag heeft de heer
van Bosse uitvoerig voor de wet gesproken. Even
zoo de heeren Begram en Rochussen. De mi
nister heeft de gemaakte bedenkingen beant
woord, nadat de Limburgsche leden herhaaldelijk
het woord hadden gevoerd. Daarna is het ont
werp aangenomen met 54 tegen 18 stemmen.
Onder de tegenstemmers was ook de heer baron
van Zuylen, den minister der reactie in spe, de
zitting is toen verdaagd tot Maandag,als wanneer,
behalve reeds aan de orde gestelde ontwerpen,
nog verschillende andere wetten en conclusien
van verslagen aan de orde zijn gesteld.
(Per Telegraaf.) Heden zijn al de aan de
orde gestelde ontwerpen aangenomen, zoo mede
een aantal conclusien op commissoriale rapporten.
De kamer is daarop, vermoedelijk tot half Fe-
bruarij, op re9es gescheiden.
Het Dagblad beweert, dat de regering met
een hoogleeraar te Delft in onderhandeling zoude
zijn, voor de portefeuille van finantien.
Van eene geachte handontvingen wij het
volgende
LI. Donderdag avond opende dr. Piccardt
zijne gewone jaarlijksche voorlezingen met eene
beschouwing over de muzijk.
In den gelukkig gekozen vorm eener dialoog,
tusschen een groot voorstander dezer kunst en
iemand, die haar naauwelijks eene geringe plaats
bij eene beschaafde opvoeding waardig keurt
deed de begaafde spreker op boeijende wijze
het verhevene en goddelijke der muzijk verde
digen tegenover hendie haar eiken invloed
ten goede meenen te moeten ontzeggen. Hij
deed dit door te wijzen op de omvangrijkheid