1865. N°. 97. VRIJDAG 15 DECEMBER. -52'Jaargang.
B1NNENLANPSCHE BERIGTEN.
1 '»sse:s»
G0ESSC1E EOl BAST.
De uitgave dezer Courant geschiedt Haandag en
Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,95, fr. p. p. ƒ1,90.
Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels
a 1,20 behalve het zegelregt.
De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave.
De zaak der enquête is bij de kamer afge-
loopen, maar onze oppositie laat het er niet
bij zitten. Wat vraagt zij, of een besluit der
kamer moet gëeerbiedigd worden; of het belang
der natie vordertdat met zulk besluit ook
de zaak daarbuiten als geëindigd zal worden
beschouwd; het is haar niet te doen om het
belang des lands, maar om zelf, ware het ook
nog zoo korteens te kunnen regeren. Daarom
spint zij de zaken, die tot de enquête aan
leiding gaven, nog verder uit en durft er zich
op beroemen dat zij de natie helpt om de
kwade praktijken voorttezetten. Nu wil men
den minister van justitie er ook in mengen,
en geeft blijkbaar den moed niet op om langs
den eenmaal ingeslagen weg het kabinet te
doen vallen. Het zal wel geen betoog behoe
ven dat van alles wat de laatste weken op
geleverd hebbendat het eenig doel is. De
vraag is niet meer of de regeringsbeginselen
van dit kabinet goed zijn, of zij door de ka
mer worden gesteund, of zij goede resultaten
hebben opgeleverd; het kabinet Thorbecke
moet weg. De natie legge zich dus de vraag
voor of zij ook daarin haar eenig heil ziet, of
zij dat waarlijk wilen dan zou zij nog altijd
langs andere en loijaler wegen daartoe moeten
trachten te geraken, dan op de wijze waarop
men haar dit nu opdringt. Gelukkig is het
voor allen duidelijkdat de keus der natie
zich aan de zijde van het kabinet schaart
niet om de personen, maar om de beginselen;
dat geene scheldende en onwaardige taal hare
waardering van de verdiensten van dit minis
terie heeft verzwaktenwat de oppositie niet
vergeten moest, dat onder de tegenstanders
van het kabinet zelve de wensch naar veran
dering lang niet algemeen gedeeld wordt. De
heer Groen schreef vóór eenigen tijd, dat de
journalistiek eene practische roeping heeft.
Daaraan getrouw wenden wij de aandacht naar
de vraag: wat zal het zijn als de wensch der
oppositie wordt vervuld, als het ministerie af
treedt? Dan, of een liberaal kabinet, dat aan
dezelfde machinatien en beleedigingen blootstaat
en evenzeer als een uitvaagsel wordt uitge
kreten of een ministeriedat door de oppositie
bewierookt wordt, maar geen steun in de ka
mer heeften in beide gevalleneene regering
waarschijnlijk van korten duur.
Alzoo weder verandering op verandering, dien
tengevolge staking of althans belemmering van
zoo vele belangrijke en nuttige zaken; omver
werping misschien van het bestaande, dat als
goed werd erkend en het opdringen veelligt van
het onzekere of reeds veroordeelde. De geschie
denis heeft het geleerd, dat die kabinets ver
wisselingen noodlottig zijn in elk opzigt, en daar
is geen onpartijdige, die niet als eerste voor
waarde voor de ontwikkeling van ons welvaren,
steltde stabiliteit van het ministerie. Men
verlieze zich daarom niet in ijdele bespiege
lingen over de zegepraal van de oppositie, als
of dan alles gered, alles beter, alles volmaakt
zoude zijn. Wil men geen regt laten weder
varen aan deze regeringmen loochene niet,
dat elke andere hare gebreken, hare vijanden,
hare bezwaren en tekortkomingen hebben
zal, en men vrage dan nog eens of het in het
volksbelang is, wat men op de meest onkiesche
en illoyale wijze zoekt, Wij willen niet, dat
die in denkwijze en beginselen tegen over ons
staan, hunne overtuiging zullen opofferen, wij
eischen nietdat zij ingenomen zullen zijn met
personen, die zij erger dan het grootst geboefte
hebben behandeld; maar wij dringen er op aan:
waagt het land niet aan uwe theorien en laat
geen persoonlijk belang twen het algemeene bij
u wegen. Gun de natie een eigen oordeel, maar
dring haar het uwe niet op, en beheersch de
gemoederen niet door eindeloos smaden en ver
dacht maken. Ons aller streven moet zijn, eene
gedurige enquête wat er in het waarachtig be
lang des volks moet worden gedaan, en wie die
instellen wil, zal voor geene afstemming behoeven
te vrezen.
GOES, 14 December 1865.
Dingsdag jl. heeft de eerste kamer eene zit
ting gehouden, waarin mededeeling gedaan is
van het eervol ontslag aan den heer Betz als
minister van finantien. De ingekomen stukken
zijn medegedeeld en de kamer heeft hare afdee-
lingenzamengesteld waarna de zitting geslotenis.
Nadat in de zitting van Maandag door twee
leden vóór en acht tegen het voorstel van den
heer van Zuijlen het woord gevoerd was, is de
discussie daarover Dingsdag voortgezet. Als-
toen is door den heer W. van Goltstein voor
en door de heeren Viruly en Zijlker tegen het
voorstel gesproken. Daarna heeft de voorsteller
zijn voorstel uitvoerig verdedigd en beweerd,
dat het strekte tot bevordering van het ware
belang des lands. Vervolgens hebben nog de
heeren Poortmanvan Beymavan der Linden
en van Nierop, het voorstel nader bestreden,
de heer van Zuijlen heeft getracht hunne be
denkingen te wederleggenwaardoor nog eeue
korte woordenwisseling heeft plaats gehad tus-
schen hem en den heer van der Linden. Het
voorstel is daarop verworpen, met de groote
meerderheid van 53 tegen 18 stemmen. Vóór
het voorstel, om eene enquête naar het gedrag
der ministers intestellennaar aanleiding van
zekere geruchten door enkele dagbladen en on
bekende personen verspreid, hebben die leden
gestemd, die gewoon zijn altijd tegen elk voor
stel van dit ministerie te stemmen. Het ver
dient alleen opmerking, bij deze door ons
verwachte uitkomstdat enkele leden der op
positie, die anders nimmer zwijgen, zooals de
heeren Wint(jens en Rochussen, ditmaal den
mond niet open deden; dat slechts 3 leden
met den voorsteller daarvoor spraken en dat
de meerderheid tegen het voorstel, daardoor
nog krachtiger beteekenis heeft.
Gisteren heeft de Tweede Kamer het ont
werp van wet tot vaststelling der middelen
tot dekking der uitgaven, begrepen in de
staatsbegrooiing voor 1866, aangenomen. Tegen
morgen is het wets-ontwerp tot regeling der
grondbelasting in Limburg aan de orde gesteld.
Per telegraaf.) Onder de wetten, heden door
de tweede kamer behandeld, behoorde ook eene
onteigenings-wet van den spoorweg Goes
Vlissingenwaartoe het te graven kanaal van
Vlissingen naar Middelburg behoord. Over de
rigting van dat kanaal is zeer uitvoerig be
raadslaagd de heer van Bosse heeft een amen-
demènt voorgesteld om het te doen vervallen.
Dit werd echter door den minister en door
eenige leden ernstig bestredenzoodat het ver
worpen werd met 43 tegen 19 stemmen. De
wet is daarna onveranderd aangenomen met
56 tegen 9 stemmen.
De heer jhr. mr. P. F. van der Maesen de Som
bre f is in het kiesdistrict Maastricht, op nieuw
tot lid van de Tweede Kamer gekozen met
1033 van de 1608 geldige stemmen.
Volgens het dagblad zou in sommige plaatsen
van Z.-Holland de runderziekte of heviger woe
den of nu ook zijn uitgebarsten. Wij
vleijen ons evenwel, dat de berigten overdreven
zijn, gewoon om in dat blad berigten te lezen
die of verdicht of in eigen belang verdraaid zijn.
Dat blad toch moet wel de zaak der veeziekte
erger maken dan zij is, omdat het van den aan
vang af die berigten met hatelijke bedoelingen
overdreef en nu het geringste zelfs als een groot
feit voorstelt, ten einde niet ook op dit punt,
als geheel ontrouw aan de waarheid te worden
tentoongesteld. Men dient dus ook met zijne
berigten omtrent de veeziekte voorzigtig te
wezen.
Het Dagblad behelst een correspondentie ar
tikel, waarin geklaagd wordt over de onvol
doende werking van het zoogenaamd militair
cordon, in zake veepest. Er zijn volgens II,
veel te weinig manschappen en wat erger is,
die er zijn nemen slecht hun dienst waar, maken
veel misbruik van sterken drank (vooral de
sergeants) en zitten te veel bij de boeren in
huis. Wij hopen dat de graaf of de baron van
Zuijlen het voorstel eener enquête doen zal naar
zulk gewigtig feit. Medegedeeld door zekere
H. moet het wel waar zijn, want deze is daarvan
geïnformeerd door anderen; het feit wordt ver
meld in het Dagblad, dat niemand van gebrek
aan waarheidliefde beschuldigen zal en het geldt
hier de eer van het Neder]andsche leger, dat door
misbruik van sterken drank zich aan pligt ver
zuim zou schuldig maken; het belang des lands,