1865. Y. 92. DINGSDAG 38 NOVEMBER. 52ste Jaargang. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. -uSS- «9599 GOESSCHE CO HW De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, nitgezonderd op feestdagen- Prijs per kwartaal 1,95fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodbcrigten van 1-6 regels a ƒ1,80, behalve het zegelregt. De inzending van advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. Hoe meer de geschiedenis der aftreding van den minister Betz toegelicht wordt, door hen, die daaraan het meeste toebragten, door de Lim burgers des te meer blijkt, dat de zaak niets anders is dan eene treurige vrucht van een ongelukkig egoïsme. Men wilde noch eene be lasting op de bierennoch verhooging van grondbelasting in die provincie, en indien de minister eene verzekering gegeven en zich daar aan gehouden had, van nimmer aan eene van deze beide zaken te denken; indien het minis terie had kunnen besluitenom de Limburgers altijd eene voor hen voordeelige uitzondering te laten maken dan zouden de tegenstanders de grootste vrienden geweest zijn. Maar de minis ter heeftzelfs in den veel besproken brief, niet stellig genoeg beloofd, dat hij Limburg boven de andere provinciën zal bevoordeelen en wat hij schrijft, door een gevoel van regtvaardigheid gedreven, dat is hem als misdaad aangerekend en tot zijn val werd besloten. Nu men bemerkte, dat er weder sprake was van de wet op de ver hooging der grondbelasting, nu wordt de brief opgescharreld die tot het gelegen oogenblik bewaard was, en nu heet het wel dat men dien openbaar maakt, omdat daardoor op de verkie zingen is geinfluenceerd, maar eigenlijk is het, omdat de wet toch wordt voorgedragen. Men verwijt dus den minister zijne min voorzigtige handeling, omdat hij geen handlanger van onregt wil zijn en zonder aanzien des persoons doet wat hij meent in het algemeen belang te zijn; hij valtomdat hij het vuige egoïsme eener enkele provincie niet in de hand wil werken. Maar wij mogen niet spreken van eene pro vincie, wij moeten spreken van zekeren Louis Haffmans en consorten, die, de hemel weet door welke beloften, der oppositie uitgeloktof door welke persoonlijke teleurstellingen verbitterd, en zeker aangeprikkeld en opgestookt door de Haag- sche vijanden van het ministerie, deze zaak tot het uiterste gedreven hebbenom daardoor hunne persoonlijke oogmerken te bereiken. Wie zegt ons wat beloften er gedaan zijn van wege de oppositie-partij als zij maar eens het roer in handen krijgen kan en wij mogen de geheele provincie niet aansprakelijk stellen voor de on edele handelingen van enkele har er inwoners. Indien de meerderheid daar zich vrij uitspreken kon, wij betwijfelen of zij met het geschreeuw van dien Louis c. s. zou instemmen en het is te wenschen voor de Limburgers dat zij het blijk zullen geven van hunne afkeuring eener altijd illoyale daad. Immers wie eenig denk beeld van eerlijkheid heeft, moet met ons eene diepe verachting gevoelen voor menschen, die misbruik maken van het in hen gestelde ver trouwen, en hoe ook eigen belangen daarbij betrokken zijn, men mag daarom het oog niet sluiten voor het schandelijke gedrag van hen die aan lokale belangen alles willen opof feren. Zeker stemmen de weldenkende Lim burgers met ons in, dat, hoe onvoorzigtig het schrijven was van den minister Betz, dit toch gemakkelijk verklaard wordtwanneer men in hem den man erkent, die zelf geen kwaad be doelende er ook niet aan denkt, dat iemand in zijne daden kwaad zal zien. Laakbaarder komt ons het gedrag voor van hen, die ligtvaardig misschien dat schrijven uitlokten en daarvan ge bruik maakten zonder zeker te zijn van de per sonen aan wie zij zich vertrouwden. Zeker gaf men den brief niet ter lezing om dien afteschrij- ven, en wie dat deed en later daarvan een oor logswapen maakte, verdient dat hij uit de za- menleving gebannen worde, als een mensch die in geen opzigt te vertrouwen en tot alles in staat is. Al staan wij hier ook voor een beslist feit voor de regte appreciatie daarvan is het noodig, dat vooral in deszelfs oorsprong toe te lichten. En zeker stemt men met ons in, dat het oppo sitie orgaan beter deed met de vraag te bespre ken: of de wet tot verhooging der grondbelasting in Limburg al dan niet billijk isdan zijne kolommen op te vullen met hatelijkheden en personaliteiten. Maar het dagblad overleeft zijnen roem, sedert het van de behandeling van zaken afscheid namom alleen personen te hekelen. GOES 27 November 1865. In de zitting der Tweede Kamer van Don derdag, is beraadslaagd over de spoorweg-begroo ting en deze aangenomen met algemeene stem men. De kamer heeft, overeenkomstig een amen dement van den heer van Bosse eene wijziging in de voordragt gemaakt, volgens welke er niet ééne centrale werkplaats te Utrecht zijn zal en de som daarvoor bestemd, in twee gelijke deelen wordt gesplitst. De heer de Laat de Kanter heeft aan den minister gevraagd of de exploi tatie van de sectie GoesBergen-op-Zoom zou worden aangevangen, wanneer die baan gereed zal zijn, waarop door den minister geantwoord isdat hij tot dusver niet het minste bezwaar in die exploitatie ziet. De kamer heeft na de aanneming der spoor weg-begrooting, ook nog art. 100 der begroo ting voor binnenlandsche zaken aangenomen, en de voortzetting harer beraadslagingen op Zatur- dag bepaald. In de zitting van Zaturdag is de beraad slaging over het hoofdstukBinnenlandsche Zaken voortgezeten wel over de afdeeling onderwijs. Achtereenvolgend is over het hoo- ger, middelbaar en lager onderwijs gesproken. Meestal is het woord gevoerddoor tegen standers van de rigting van het onderwijs hier te lande. Van de heeren HoffmanJ. K. van Goltstein, de beide van ZuijlensWintgens en dergelijken, kon men wel niet anders ver wachten dan afkeuring. De graaf van Zuijlen heeft den minister willen examineren over het begrip van theologisch onderwijs, over zijne instemming al dan niet, met de apostolische geloofsbelijdenis, maar de minister die her haaldelijk de sprekers beantwoord heeft, ont hield zich teiegt van de behandeling van punten, die in de kamer minder te pas komen en die in den mond van sommige sprekers ook al zeer zonderling zouden klinkenindien men niet wist, dat zij daarover handelen in de ka mer, omdat hun daartoe de nood is opgelegd door hunne partij. De heer Wintgens heeft beweerd, dat door de wet op het middelbaar onderwijs immers door de wijze waarop vol gens deze het onderwijs gegeven wordt, een moord gepleegd wordt aan de ontwikkeling der jeugd. Dat klinkt zeker gansch treurig, maar het laat zich bezwaarlijk begrijpen, hoe uitbreiding van onderwijs de ontwikkeling ver moorden kan. Hij scheen het oog te hebben op een zeker jongeling die het onderwijs te veel omvattend vond en bij het examen be zweek, maar hij voegde er niet bij of er bij dien kandidaat wel iets te vermoorden was. I)e discussie leverde niets nieuws opevenmin als de rede van den Zicijlen der Haagsche oppositie, over het lager onderwijswaarin deze afgevaardigde nog eens zijne nieuwelings aan genomen christelijke denkbeelden in herinne ring bragt. (Per telegraaf). In de zitting der Tweede Kamer van heden is berigt ingekomen van den heer van der Maesen de Sombref, dat hij zijn ont slag neemt als lid der kamer, vermits na de discussie van 20 dezer het vermoeden zou kun nen ontstaan, dat hij niet door eene vrije keuze tot lid der kamer benoemd was. "Voorts is in gekomen een voorstel van den heer van Zuijlen (uit Arnhem) tot het instellen eener enquête nopens deze twee vragen: 1" of er door een of meer ministers middellijk of onmiddellijk in 1864 op de verkiezingen in Limburg invloed is uitgeoefend, strijdig met de vrijheid der ver kiezingen, 2» of er door of van wege den mi nister van finantien last gegeven is om over tredingen in zake van belastingen, in Limburg, door de vingers te zien. Dit voorstel is naar de afdeelingen verzonden tot onderzoeken daarna is de discussie over het lager onderwijs voortgezet. (Per telegraaf.) Z. M. heeft aan den heer G. II. Betz, op verzoek, eervol ontslag ver leend als minister van financienen den heer mr N. Olivier ad interim met de portefeuille belast.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1865 | | pagina 1