geopend zijn, maar onbeperkt, tegen garantie door de gemeente van zoodanige som als voor dergelijke kan toren gevorderd wordt. Tengevolge van het besluit van den raadter vorige vergadering genomen, hebben burg. en weth. de aan de rivier gelegene gemeenten uitgenoodigd den uitvoer van vee te verbieden. Hieraan is bereids door de gemeente raden van Wolphaartsdijk, Wemeldingen Schore Baarland en Kapelle voldaan, doch door Yerseke geweigerd, terwijl de gemeenteraad van Kattendijke verklaart het nut niet te begrijpen, om invoer van vee uit eene niet besmette streek te verbieden, waarom dan ook daartoe niet is besloten en hij zijne bevreemding moet te kennen geven, dat Goes niet veel liever de veemarkten schorst. Na die mededeeling voegt, de Voorzitter er bij, dat zoodra de weigering van Yerseke was ontvangen burg. en weth., zich op grond der dezer dagen door de eerste kamer aangenomen wet hebben gewend tot den minister van binnenlandsche zaken, met. verzoek om aan Z. M. een voorstel tot het verbieden van uitvoer uit dit eiland te willen doen, hetwelk mitsdien behoort afgewacht te worden. Voorts is het besluit van den raad, betrekkelijk het heffen van bruggeld in den Wilhelminapolder ge heven met het ter vorige vergadering voorgelezen rapport van burg. en weth. daartoe betrekkelijk, aan het bestuur te Kattendijke medegedeeld en berigt de Voorzitter, dat daarop zoo even antwoord is ingekomen, 't welk wordt gelezen en waarin dat bestuur verklaart niet bij magte te zijn. de heffing van bruggeld te staken, vermits het nimmer bruggeld heeft geheven en de brug niet aan de gemeente maar aan parti culieren behoort. Ue Voorzitter zegtdat het zoo even ontvangen antwoord nog geen punt van overweging heeft kunnen uitmaken en burg. en weth. alzoo niet bij magte zijn daaromtrent een voorstel te doen; hij kan echter zijne bevreemding niet ontveinzen over dit antwoord, ver mits in de herberg, dus op eene publieke plaats het reglement op de brug te lezen hangt, dat in 1819 door het gemeente-bestuur van Kattendijke is vast gesteld en waarbij het bruggeld is bepaald. Hij geeft mitsdien in overweging om over de zaak natedenken en die in eene volgende vergadering te behandelen. Jle heer Verliaqen bevestigt de daadzaak, dat het reglement werkelijk in de herberg te Wilhelminadorp voorhangten betuigt zijne verwondering dat men nog steeds met de heffing doorgaat, die toch stellig onder het bereik van art. 174 der strafwet valt. De heer van den Bosch zegtdat de bruggelden zijn geheven en alleen tot belooning strekten van den brugophaalder en dat noch de gemeentenoch de geinteresseerdens daarvan immer eenig voordeel hebben genoten; hij kan overigens officieus mededeelen, dat er onderhandelingen zijn geopend om de brug aan de gemeente te doen overgaan, zoo als dan ook het bruggeld reeds werkelijk niet meer geheven wordt. Zijn ingekomen en worden bij de overige gevoegd twee verzoeken om kwijtschelding van hoofdelijken omslag van H. Kranke en L. v. d. Jagt, en evenzoo de staatsbladen 111, 116, 117 en 118. Nog is van den heer J. van Kenterghem de Fouw ontvangen een tweetal boekwerken om, indien ze eenige waarde hebben in de boekerij der gemeente geplaatst te worden, zijnde het eene, gedrukte extracten uit de notulen der staten generaal beginnende 1771, het andere in ma nuscript bevat reglementeninstructien enz. voor de rekenkamer, muntmeester en andere hooge bedieningen, beginnende 1581. lie archivaris daarop gehoord, ad viseert onder dankbetuiging dit geschenk aantenemen., waarvan vooral het laatste voor dit archief waarde bezit en dien conform is besloten. Aan de orde is de vaststelling der rekening van het burgerlijk armbestuur over 1864, waaromtrent wordt voorgelezen het rapport en voorstel der voormalige finantiele commissie, die adviseert tot goedkeuring en vaststelling. De Voorzitter brengt dat voorstel namens burg. en weth. in behandeling. De heer Verlw/en heeft die rekening vlugtig in gezien en uit den wensch die in het vervolg aan huis te mogen ontvangen. Het voorstel wordt met algemeene stemmen aan genomen en de rekening alzoo vastgesteld in ontvang op 45970,01®, uitgaaf - 35132,41 en dus in goed slot 10837,60s, (dhr. van de Putte als voorzitter van het armbestuur stemde niet mede.) Mede wordt in behandeling gebragt de begrooting voor dat armbestuur voor 1866, waaromtrent de finan ciële commissie adviseert tot goedkeuring en vaststel ling en daarbij de hoop uitdrukt, dat door de ver meerdering van het goed slot op het laatst van 1866 eene voordragt zal kunnen gedaan worden tot aankoop van werkelijke schuld. Burg. en weth. nemen ook dat voorstel over en de voorzitter opent daarover de beraadslagingen. De heer mr. de Kanter het woord gevraagd en ver kregen hebbende, zegtdat hij geen bezwaar heeft tegen de op de begrooting voorkomende cijfersmaar wel eene grief tegen den vorm. De onlangs plaats gehad hebbende vereeniging der betrekkingen van secretaris- penningmeester van de afdeeling armenzorg en van het weeshuis in één persoon, had moeten leiden tot het doen ophouden eener geheel ongepaste splitsing van ontvangsten voor het weeshuis en voor de armen, die te zaraen slechts een geheel uitmakenmen moge de uitgaven splitsen, om te kunnen nagaan, wat het weeshuis, wat de armenzorg afzonderlijk kosten, met de ontvangsten is dit niet zoo. Doch zoodanige split sing is te meer bedenkelijk dewijl daarbij verreweg de meeste goederen als bijzonder eigendom van het weeshuis worden vermeld en in strijd met de waar heid in strijd met het raadsbesluit van den 19 No vember 1857 door het armbestuur met eene onver klaarbare hardnekkigheid die splitsing wordt volge houden en doet men het voorkomen alsof de goede ren aan het weeshuis behooren, terwijl nimmer eenige wettige overdragt van goederen van den armen aan het weeshuis heeft plaats gehad, en door het in 1857 gedaan onderzoekis men tot' de ware conclusie ge komen dat de goederen den armen behooren en het weeshuis een uitvloeisel, een onderdeel daarvan is opgerigt uit de gelden der armen volgens besluit van den raad dd. 26 November 1627. Spreker geeft zijne bevreemding te kennen, dat men ondanks het aangehaalde raadsbesluit is blijven voort gaan met deze oujuiste voorstelling ten gevolge waar van ook niet alleen alle overschotten zijn belegd in inschrijvingen op het grootboek ten name van het weeshuis maar ook jaarlijks een post in de rekening voorkomt voor subsidie van het weeshuis tot dekking van het tekort der afdeeling armenzorg, terwijl juist het omgekeerde plaats heeftdewijl het weeshuis ge heel uit de inkomsten van den arinen wordt gehouden. Als voorbeeld van het ongerijmde gevolg, dat de handeling heeft, haalt spreker b. v. aan, dat de koop prijs der landerijen voor den spoorweg door hei arm bestuur verkocht en ontvangen, belegd zijn in inschrij vingen ten name van het Weeshuis. Dergelijke verkeerdheid mag niet worden besten digd want zij zou voor de toekomst bedenkelijke gevolgen kunnen opleveren en bij veranderde om standigheden zou men zich ongetwijfeld op den feitelij ken toestand beroepen en zoo doende de algemeene armen hun wettig eigendom kunnen onttrekken. De conclusie zou dus moeten zijn, het voorstel om de begrooting terugtezenden aan het burgerlijk arm bestuur met uitnoodiging die overeenkomstig de ge maakte bedenkingen en het besluit van 1857 te wij zigen en tevens om te zorgen dat de goederen ten name van huuiien regtmatigen eigenaar worden gesteld. Daar evenwel die maatregelen te veel tijd zouden rooven om de begrooting tijdig' te kunnen vaststellen en de tegenwoordige voorzitter van dat bestuur eerst onlangs is benoemd, eindigt hij alzoo met voortestellen. dat het armbestuur bij de terugzending der begrooting en rekening met de gerezen bedenkingen worde be kend gemaakt, op de volledige naleving van het raads besluit aangedrongen, met uitnoodiging om de reke ning en begrooting voortaan daarnaar interigten, daarbij te gelijk die zaak en de goede te naamstelling der eigendommen aan het armbestuur aanbevelende. De Voorzitter vermeent, dat in het bezwaar reeds was voorzien, doordien het armbestuur dit jaar maar ééne rekening en begrooting had ingediend. Dhr. de Kanter erkent dit, maar zegt, men heeft de splitsing in die eene rekening en begrooting be houden, zoodat het allen schijn heeft of het weeshuis het armbestuurwaarvan het maar een onderdeel is, subsidiëert; op de eene plaats toch vindt men: te voor zien tekort bij de afdeeling armenzorgop de andere bij de inkomsten: pacht van landerijen, zamen wees huis enz.alsof het er op toegelegd wordt de zaak die een geheel uitmaaktaftescheiden en zachtkeus aan voor de toekomst voortebereidendat het zeer moeijelijk zou wezen de knoop te ontwarren. Dhr. v. d. Bosch vraagt of dé zoogenaamde geeste lijke goederen van vroegeren tijd, werkelijk behooren tot die van de algemeene- of heilige geest armen? Dhr. Verhagen beantwoordt dit toestemmend, en verklaart zich te vereenigen met het voorstel en denk beeld van den heer de Kanter. Dhr. mr. de Knokke v. d. Metden geeft in beden king om de jaarwedden van den gemeente geneesheer, heelmeester en vroedvrouw, voor rekening van het burgerlijk armbestuur te laten. De Voorzitter zegt dat ook dit denkbeeld kan worden medegedeeld aan het armbestuur. Dhr. Verhagen meent, dat dit niet kan, omdat die ambtenaren door den raad zijn benoemd en dus ook uit de gemeente-kas behooren betaald te worden. Niemand verder het woord verlangendewordt de begrooting en het voorstel van den heer de Kanter bij hoofdelijke stemming goedgekeurd. Van medestem men onthield zich als voren dhr. v. d. Putte. Ten slotte stelt de Voorzitter aan de orde, de be grooting van het gasthuis voor 1866, die mede gesteld is geweest in handen der voormalige financiële comj missie, welke in substantie berigt, dat reeds meerma len in den raad opmerkingen zijn gemaakt nopens de begroote sommen voor voeding en verpleging. Volgens de rekening voor 1864 is voor 67 gealimen- teerden uitgegeven 6121,04 of 91,50, per persoon. Nu vraagt het bestuur aan voor 65 gealiuienteerden 6520,60hetgeen slechts zou behooren te zijn 5947,50. De commissie stelt alzoo voor er die laatste som voor uittetrekken doch uithoofde van het onzekere, voor onvoorziene uitgaven 500,te brengen, waar door de aangevraagde subsidie uit de gemeentekas met 73,10 behoort verminderd en op 783,45gebragt te worden. Dhr. mr. de Kanter zegt met eenige satisfactie uit het rapport der commissie te hebben gezien dat zijne zienswijze meer ingang heeft gevonden bij die com missie dan vroeger. Ook hij komt tot de conclusie, dat er te veel is aangevraagd, doch volgens zijne rekening bedraagt dit 612,90. De hoofdzaak dus is alleen een verschil in de conclusie van spreker en de commissie. De laatste wil een post van 500 voor onvoorziene uitgaven behouden, die het bestuur van het gasthuis zelf niet noodig schijnt te achten, want het vraagt ze niet aan en daarmede is de gemeente-kas niet gebaat; het is onverschillig op welke post de som voorkomt indien het subsidie even hoog blijft. Hij gelooft dan ook nietdat dit noodig zal wezen dewijl er b. v. ook 500,voor onderhoud 530,voor vernieuwingen en groote herstellingen zijn aangevraagd en er op den betwisten post nog 112,90 overschiet; op welke posten ook ligt iets zal overschieten althans die daarvoor ruimte laten. Spreker zou daarom wensehen en stelt voor de sub sidie met 500,te verminderen, waartegen te min der bezwaar bestaat, omdat ook de subsidie voor 1865 veel te hoog is en dus ook deze dienst een vrij be langrijk overschot zal opleverenhij dringt daarbij voornamelijk aan op art. 60 der armenwetdat vol strekte onvermijdelijkheid vereischt om het subsidie te kunnen toestaan. Spreker heeft nog eene opmerking, ten bewijze dat de ramingen voor het Gasthuis vrij hoog zijn. Op art. 17 is uitgetrokken een post voor vernieuwin gen of groote herstellingen van 530,Het meerendeel der werken betreft hier echter gewoon onderhoud, zoo als strijken van daken vernieuwen van een ouden schoorsteen enz. en des niettemin is onder art. 11 nogmaals 500,uitgetrokken voor gewoon onderhoud, zonder dat het blijkt waartoe die som bestemd is. Spreker is dus niet ongerust of ingeval van on voorziene omstandigheden of meerdere duurte van eenig comsumtie artikelop die twee posten wel zoo veel zal gewonnen worden dat daardoor in de behoefte voorzien kan worden. Dhr. v. d. Putte herinnert hoe dezelfde zaak reeds in de raadsvergadering van 27 October 1863 is be sproken, wanneer hij niet heeft medegestemd met den vorigen spreker omdat hij had vernomen, dat aan het gasthuis gewigtige verbeteringen te doen waren van dringenden aard en hij vermeende dat bij mogelijk overschot op sommige begrootings-posten die daar voor dan konden besteed worden. Sedert heeft hij dat gesticht meer naauwkeurig gade geslagen en tot zijn leedwezen is in geen der bestaande leemten voorzien en voldoet het gasthuis slechts ge deeltelijk aan zijne bestemming, want: men vindt er geen lokaal voor lijders aan vallende ziekte, tot voorloo- pige bewaring van krankzinnigen, voor lijders aansijphi- lis, voor operatien geen badkamer en een tal van meer dere verbeteringen, terwijl dan nog de zoogenaamde verbetering is daargesteld zonder in achtneming van de regelen der hijgienie. Spreker zal als nu stemmen voor het amendement van den heer de Kanter, daar hij overtuigd is, dat de dagelijksche dienst zonder vrees voor belemmering die bezuiniging kan dragenterwijl hij echter vol komen gezind zoude zijn om wanneer voor doeltreffende verbeteringen aan het gesticht, zelfs aanzienlijke sub sidie werd gevraagd, daaraan zijne ondersteuning en stem te geven. De Voorzitter zegt, dat niets hem aangenamer we zen zal dan dat de subsidie verminderd kan worden maar hij is bevreesd de beperking te ver uittestrekken en door de te strenge toepassing van art. 60- en 61 der armenwet, welligt de directie in ongelegenheid en financiële moeijelijkheid te brengen. Hij heeft reeds lang aangedrongen op verbetering en de nieuwe ziekenzalen zijn dan ook ingerigt overeenkomstig het gevoelen der geneeskundigen, die wel degelijk geraadpleegd zijn. Dhr. de Kanter zegtdat hij de eerste zou wezen om tot het toestaan van gelden voor het aanbrengen van verbeteringen te adviserenwanneer werkelijk verbeteringen waren voorgesteld; bovendien voert hij nog aan dat het gesticht- eigenlijk zich zelf moest kunnen onderhoudenwant er geschiedt niets om niet voor alle verpleging wordt er ja zelfs door de arm besturen, betaald. Had men dus b. v. voor 100 jaren begonnen de inkoops-gelden der proveniers te beleg-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1865 | | pagina 3